ECLI:NL:RBNHO:2014:8787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de kostenvergoeding voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door [A BEDRIJF] vof, beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 501.000 voor het kalenderjaar 2013. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot € 450.000 en werd een kostenvergoeding van € 293,75 toegekend. Eiser betwistte echter de hoogte van deze kostenvergoeding, specifiek de vergoeding voor een taxatierapport dat was opgesteld door [D] van [B BEDRIJF].

De rechtbank heeft op 5 september 2014 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 13 augustus 2014 is vastgesteld dat de werkzaamheden van [D] als taxateur opgingen in de reeds vergoede werkzaamheden als gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor een extra vergoeding voor het taxatierapport, omdat de werkzaamheden van [B BEDRIJF] en [A BEDRIJF] als gemachtigden niet gescheiden konden worden. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor de rechtsbijstand al waren vergoed en dat er geen aanleiding was om een aparte vergoeding voor het taxatierapport toe te kennen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de stellingen van eiser over de rol van [A BEDRIJF] en de vermeende machtiging niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en machtigingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer meerdere gemachtigden betrokken zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 14/457
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2014 in het geding tussen
[X]te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaak [adres] voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 501.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013 bekendgemaakt.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 december 2013 de bij beschikking vastgestelde waarde verlaagd tot € 450.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft hij een kostenvergoeding van € 293,75 toegekend.
1.3.
[A] ([A BEDRIJF] vof) heeft namens eiser tegen de vaststelling van de hoogte van de kostenvergoeding beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2014. Namens eiser dan wel [A], is verschenen [B]. Namens verweerder zijn verschenen A.A.M. Weel en W. Schuijt. Ter zitting zijn enkele tientallen identieke zaken aan de orde geweest. Het proces-verbaal van deze zitting is aangehecht.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiser heeft zich op enig moment bij[B BEDRIJF] BV (hierna [B BEDRIJF]) te [plaats] gemeld in het kader van een beoordeling van de waardevaststelling. Het bezwaarschrift van 8 april 2013 tegen de onder 1.1 genoemde beschikking is ingediend op naam van [C] en aan de heffingsambtenaar verzonden met een begeleidende brief en in een envelop van [B BEDRIJF]; het bezwaarschrift verwees naar een taxatierapport opgemaakt op 8 april 2013 door [D], verbonden aan [B BEDRIJF]. In de bezwaarfase heeft verweerder enkel contact gehad met een gemachtigde van [B BEDRIJF], ook tijdens de hoorzitting.
2.2.
Tot de stukken behoort een machtiging van 6 maart 2013 waarbij eiser drie personen machtigt hem in bezwaar of beroep te vertegenwoordigen inzake de woz-beschikking en de aanslag in de gemeentelijke belastingen 2013: de heer [C] van [A BEDRIJF], alsmede de heren [B] en [D] van [B BEDRIJF].
2.3.
Bij uitspraak op bezwaar van 31 december 2013 heeft verweerder voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar een vergoeding toegekend van € 293,75 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 235 en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting met een waarde per punt van € 235 en een wegingsfactor 0,25). Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar verzonden aan [B BEDRIJF].
2.4.
Bij de behandeling van de zaak op de zitting is namens eiser enkel de gemachtigde [B] verschenen. [A] heeft zich daarvoor afgemeld.

3.Geschil

In geschil is enkel de vraag of eiser naast de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, recht heeft op een kostenvergoeding voor het uitbrengen van het in de bezwaarfase ingebrachte taxatierapport. Eiser beantwoordt de vraag bevestigend, verweerder ontkennend.
De hoogte van de vergoeding voor verleende rechtsbijstand is niet in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de vastgestelde waarde verlaagd naar € 450.000.
4.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen recht heeft op vergoeding van de kosten die zijn gemoeid met het voor de bezwaarfase opgemaakte taxatierapport van de hand van [D]. Volgens verweerder heeft [B BEDRIJF] niet alleen het taxatierapport opgemaakt voor eiser in deze procedure, maar hem ook beroepsmatige rechtsbijstand verleend, waarvoor reeds een kostenvergoeding is toegekend. De werkzaamheden van [B BEDRIJF] voor het taxatierapport gaan op in diens taak als gemachtigde en dat betekent dat er geen plaats is voor vergoeding voor kosten van een taxatierapport. Verweerder heeft ter adstructie van zijn standpunt, onder meer het volgende aangevoerd.
Eiser heeft - naast de heer [C] van [A BEDRIJF] - de heren [B] en [D] van [B BEDRIJF] aangewezen om voor hem op te treden als gemachtigde. [B BEDRIJF] adverteert zelfstandig ter zake van het voeren van woz-procedures. Alle correspondentie heeft plaatsgevonden via [B BEDRIJF]. Een beroepschrift op naam van [A BEDRIJF], verwijst naar een verkoop “door mijn kantoor”, een verkoop die door [B BEDRIJF] is verzorgd. [B BEDRIJF] heeft eiser vertegenwoordigd op de hoorzitting in de bezwaarfase en is ook de gemachtigde ter zitting van de rechtbank. Met medewerkers van [A BEDRIJF] heeft verweerder, zowel in deze als de andere zaken waarin bezwaarschriften werden ingediend op naam van [A BEDRIJF], nimmer contact gehad. Op de zitting bij de rechtbank is er niemand namens [A BEDRIJF] verschenen, terwijl verweerder op de ochtend van die zitting nog telefonisch contact had met de heer [C]. Ook in eerdere beroepsprocedures van verweerder bij de rechtbank waarbij [A BEDRIJF] claimde rechtsbijstand te verlenen, was [C] noch een andere medewerker van [A BEDRIJF] aanwezig en werden de appellanten vertegenwoordigd door [B BEDRIJF].
4.3.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk aanleiding is voor vergoeding van de kosten in verband met het uitgebrachte taxatierapport. De rechtskundige bijstand wordt in deze zaak geleverd door medewerkers van [A BEDRIJF] en aan dat kantoor had de uitspraak op bezwaar moeten zijn verzonden. [B BEDRIJF], bij wie eiser zich in eerste instantie heeft aangemeld, heeft geen juridische expertise en heeft daarvoor [A BEDRIJF] in de zaak betrokken. [A BEDRIJF] is door eiser gemachtigd om namens hem op te treden en heeft uit dien hoofde het bezwaarschrift opgesteld en ingediend. Voorts heeft [A BEDRIJF] [B BEDRIJF] gemachtigd om [A BEDRIJF] te vertegenwoordigen bij een hoorzitting. [B BEDRIJF] en [A BEDRIJF] zijn twee verschillende bedrijven, zetelend in verschillende gemeentes.
4.4.
Het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bepaalt, voor zover nu van belang, dat een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking kan hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Het Bpb maakt daarbij kennelijk onderscheid tussen de persoon van de rechtsbijstandverlener (en de door deze te verrichten werkzaamheden) en de persoon en de rol van de deskundige.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat eiser (medewerkers van) zowel [A BEDRIJF] als [B BEDRIJF] heeft gemachtigd namens hem op te treden. Het betreft een algemene machtiging, waarin beide kantoren gelijkelijk gemachtigd zijn. De machtiging is tot de uitspraak in bezwaar noch ingetrokken, noch beperkt tot een gedeelte van de werkzaamheden. Zowel [A BEDRIJF] als [B BEDRIJF] waren dan ook zelfstandig bevoegd om als eisers gemachtigde op te treden en hem rechtsbijstand te verlenen.
Gelet op de feitelijke gang van zaken in de bezwaarfase heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat hij [D] en [B] kon beschouwen als gemachtigden in de zin van artikel 2:1 en 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de feitelijke contacten tussen verweerder en [B BEDRIJF] was er geen beletsel om de uitspraak op bezwaar aan hun kantoor te verzenden en was er geen aanleiding te veronderstellen dat [D] los van zijn positie als gemachtigde, een taxatierapport had opgesteld, te minder nu het bezwaar enkel betrekking had op de waardering van [adres]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de werkzaamheden van [D]/[B BEDRIJF] als taxateur zijn opgegaan in zijn werkzaamheden als gemachtigde en dat de vergoeding voor rechtsbijstand betrekking heeft op al zijn werkzaamheden.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden anderszins de rol van [A BEDRIJF] te beoordelen.
4.6.
Eisers stellingen dat [A BEDRIJF] rechtskundige bijstand heeft geleverd, [A BEDRIJF] en [B BEDRIJF] verschillende bedrijven zijn en [A BEDRIJF] [B BEDRIJF] zou hebben gemachtigd om namens [A BEDRIJF] als gemachtigde op te treden bij de hoorzitting, doen aan het voorgaande niet af. Overigens is van de beweerdelijke machtiging op geen enkele wijze gebleken.
4.7.
Eisers enkele stelling dat verweerder met betrekking tot één ander bezwaar (kennelijk) wel een afzonderlijke vergoeding voor het taxatierapport heeft toegekend, waarmee hij zich kennelijk beroept op het gelijkheidsbeginsel, is geen reden dat in de nu voorliggende zaak (en de andere identieke zaken) ook te doen.
4.8.
Eiser heeft zich ten slotte nog beroepen op een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BY9478. Die verwijzing gaat niet op omdat in die zaak geen sprake was van een vermenging van de werkzaamheden van de gemachtigde en degene die het taxatierapport heeft uitgebracht.
4.9.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.