ECLI:NL:RBNHO:2014:8708

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
1570332613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag na schietincident in Alkmaar

Op 15 september 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De zaak vond zijn oorsprong in een schietincident dat plaatsvond op 5 en 10 augustus 2013 in Alkmaar, waarbij de verdachte vanaf zijn balkon met een vuurwapen op nabijgelegen woningen schoot. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 september 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde en niet de intentie had om iemand te doden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, met name omdat de afstand van de schutter tot de woningen aanzienlijk was en de bewoners zich niet in de schietbaan bevonden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 730 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verplichte behandeling in een forensisch psychiatrische instelling. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de verdachte zich moet houden aan de opgelegde voorwaarden en dat hij zich moet laten behandelen voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703326-13 (P)
Uitspraakdatum: 15 september 2014
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 september 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kattouw en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk:
  • [slachtoffer 1] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning, gelegen aan de [woonadres slachtoffer 1], aldaar en/of
  • een of meer onbekend gebleven perso)on(en) van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet met een of twee vuurwapen(s) (meerdere malen) (vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte]):
  • op, althans in de richting van genoemde woning ([woonadres slachtoffer 1]) heeft geschoten en/of door de voordeur van die woning heeft geschoten (in welke woning zich [in ieder geval] die [slachtoffer 1] bevond) en/of
  • op, althans in de richting van personen die zich op dat moment/die momenten bevonden op de straat/straten gelegen rondom zijn woning heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar (telkens)
  • [slachtoffer 1] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning gelegen aan de [woonadres slachtoffer 1], en/of
  • [slachtoffer 2] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning, gelegen aan de[woonadres slachtoffer 2] en/of
  • een of meer onbekend gebleven personen die zich op dat moment/die momenten bevonden op straat/straten gelegen rondom zijn woning heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend met een of meerdere vuurwapen(s) (meerdere malen) (vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte]) op, althans in de richting van genoemde personen en/of woningen geschoten;
2
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning, gelegen aan de [woonadres slachtoffer 2], aldaar van het leven te beroven, met dat opzet met een of twee vuurwapen(s) (meerdere malen) op althans in de richting van genoemde woning heeft geschoten en/of door de woonkamerraam van die woning heeft geschoten (in welke woning zich [in ieder geval] die [slachtoffer 2] bevond), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 primair
hij op of omstreeks 05 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning, gelegen aan de [woonadres slachtoffer 3], aldaar van het leven te beroven, met dat opzet met een of twee vuurwapen(s) (meerdere malen) op althans in de richting van genoemde woning heeft geschoten en/of door een raam van de woonkamer van die woning heeft geschoten (in welke woning zich [in ieder geval] die [slachtoffer 3] bevond), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair
hij op of omstreeks 5 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 3] en/of een of meerdere (andere) bewoner(s) van en/of aanwezige(n) in een woning, gelegen aan de [woonadres slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een of twee vuurwapen(s) (meerdere malen) (vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte]) op, althans in de richting van genoemde personen en/of woningen geschoten;
4
hij op of omstreeks 05 augustus en/of 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P 38 met bijbehorende houder) en/of een pistool (merk Star, type Lancer met bijbehorende houder), en/of munitie van categorie III, te weten een of meerdere patro(o)n(en) en/of een of meerdere patroonhuls/patroonhulzen, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 10 augustus 2013 heeft er een schietincident plaatsgevonden waarbij op een tweetal woningen is geschoten. Bij een woning aan de [woonadres slachtoffer 1] zijn kogelinslagen aangetroffen aan de buitenzijde van de woning en een kogel in de woning. Van een woning aan de [woonadres slachtoffer 2] is een ruit aan de voorzijde geraakt. In beide woningen bevonden zich op dat moment personen. Verdachte heeft bekend vanaf zijn balkon te hebben geschoten, maar stelt daarbij niet de intentie te hebben gehad iemand van het leven te beroven. De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Zo niet, dan dient de rechtbank te beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Bij een doorzoeking zijn op 10 augustus 2014 in de woning van verdachte vuurwapens en munitie aangetroffen.

Een aantal dagen eerder heeft zich eveneens een schietincident voorgedaan, waarbij een ruit van een woning aan de [woonadres slachtoffer 3] is geraakt. Verdachte ontkent zich hieraan schuldig te hebben gemaakt. In dit geval zal de rechtbank eerst moeten beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die op deze dag heeft geschoten.

4.Bewijsoverwegingen

Feit 1 primair en subsidiair, 2 en 4:
4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in ieder geval geen sprake is geweest van opzettelijk handelen in de zin van klassiek opzet, nu geen sprake is geweest van willens en wetens handelen door verdachte. Maar ook het voorwaardelijk opzet, het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door zijn handelen anderen van het leven zouden worden beroofd, ontbreekt. Verdachte heeft lukraak om zich heen geschoten, waarbij de woningen, gelegen op 40 tot 80 meter van het balkon van verdachte, per ongeluk zijn geraakt. Dit is weliswaar gevaarlijk gedrag, maar daarmee is niet gegeven dat de kans om iemand dodelijk te raken aanmerkelijk was. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich in de nacht van 10 augustus 2013 bedreigd voelde en daarom met een vuurwapen vanaf zijn balkon heeft geschoten. Daarbij zijn de voordeur van een woning aan de [woonadres slachtoffer 1] en een ruit van de woonkamer aan de voorzijde van een woning aan de [woonadres slachtoffer 2] geraakt. De afstand van de schutter tot de plaats van de kogelinslagen bedroeg respectievelijk 68 en 83 meter. In de woningen waren bewoners aanwezig. De bewoonster van de woning aan de [woonadres slachtoffer 1] bevond zich in de slaapkamer en de bewoners van de woning aan de [woonadres slachtoffer 2] bevonden zich op de bovenverdieping. Of zich in de schietbaan van de kogels personen op straat bevonden, is niet vastgesteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de intentie heeft gehad iemand van het leven te beroven. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte willens en wetens iemand van het leven heeft trachten te beroven. Volgens de officier van justitie kan verdachte wel het voorwaardelijk opzet hiertoe worden verweten.
Volgens geldende jurisprudentie is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig, in dit geval de dood, indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Of een gedraging een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van de bewoners van de beschoten woningen heeft aanvaard. Het enkele feit dat zich bewoners in de bewuste woningen hebben bevonden, is niet voldoende voor de gevolgtrekking dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat verdachte als gevolg van zijn handelen iemand dodelijk zou treffen. Uit het dossier blijkt dat de bewoners zich niet bevonden op de plaats waar de kogels insloegen, maar (op betrekkelijk ruime afstand) elders in de woning. Nu niet is vastgesteld dat er zich die nacht ten tijde van het lossen van de schoten personen op straat bevonden, is evenmin bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat zij van het leven zouden worden beroofd.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder
1 subsidiairten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 augustus 2014 (dossierpagina Z1);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 10 augustus 2014 (dossierpagina Z3);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisanten] d.d. 20 december 2013 (separaat).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder
4ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 12 september 2013 (separaat).
Feit 3 primair en subsidiair:
4.5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
4.6.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Er zijn misschien wel sterke aanwijzingen, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op 5 augustus 2013 heeft geschoten.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair tenlastegelegde, omdat het opzet, ook in voorwaardelijke vorm, hiertoe ontbreekt.
4.7.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 5 augustus 2013 hoorde aangever [slachtoffer 3], wonende aan de [woonadres slachtoffer 3] in Alkmaar, een harde klap en voelde hij dat er glassplinters door zijn woonkamer vlogen. [slachtoffer 3] zag dat er een gat in beide ramen van de thermopane ruit aan de voorzijde van de woonkamer zat en dat één van de lamellen doormidden was gebroken ter hoogte van de gaten in de ruit. [2] Ten tijde van het incident bevond [slachtoffer 3] zich op de bank in de woonkamer en was zijn vrouw op de bovenverdieping van de woning. [3] De politie trof in de tussenruimte van de thermopane ruit een metalen voorwerp aan. Het voorwerp was ernstig gedeformeerd, maar men vermoedde dat het een kogel was. [4] Het voorwerp is vervolgens verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor onderzoek. De deskundige van het NFI heeft gerapporteerd dat het kogeldeel vermoedelijk een loden kern van een kogel betreft, waarvan de kogelkern zou kunnen passen bij het kaliber 9 mm Parabellum. [5]
Omstreeks 10 augustus 2013 heeft in de omgeving van de [woonadres slachtoffer 3] wederom een schietincident plaatsgevonden. Verdachte heeft bekend met een vuurwapen meermalen vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte] te hebben geschoten. Op het balkon van de woning van verdachte zijn een vuurwapen Walther type P 38, kaliber 9 mm parabellum, geladen met munitie kaliber 9 mm parabellum, en acht hulzen, kaliber 9 mm parabellum, aangetroffen. [6]
Uit onderzoek is gebleken dat indien naar beneden wordt geschoten vanaf het balkon van de woning van verdachte aan de [woonadres verdachte] het mogelijk is de ruit van de woning aan de [woonadres slachtoffer 3] te raken. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 augustus 2013 4 of 5 keer heeft geschoten. De politie heeft verdachte in het verhoor van 11 augustus 2013 gevraagd hoe het kan dat er zich acht hulzen op het balkon bevonden en dat er zich nog vier patronen in het wapen bevonden, terwijl het wapen in totaal slechts negen patronen kan bevatten. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat de extra hulzen van een paar dagen eerder waren, toen hij ook een aantal malen (in de lucht) had geschoten. [8]
Naar het oordeel van rechtbank is op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 augustus 2013 vanaf zijn balkon met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van de [woonadres slachtoffer 3] en daarbij de ruit aan de voorkant van de woning heeft geraakt.
Op grond van het NFI-rapport van 26 maart 2014, opgesteld door B. Jacobs (NFI-deskundige wapens en munitie), zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde, aangezien - kort gezegd - blijkens dat rapport de afgevuurde kogel ten aanzien van personen binnenshuis geen letselpotentie had.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank wel tot bewezenverklaring van het onder
3 subsidiairten laste gelegde feit.
4.8.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 1] in een woning gelegen aan de [woonadres slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een andere bewoner in een woning gelegen aan de [woonadres slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend met een vuurwapen vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte] in de richting van genoemde woningen geschoten;
3 subsidiair
hij op 5 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar [slachtoffer 3] en een andere bewoner in een woning gelegen aan de [woonadres slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen vanaf het balkon van zijn woning aan de [woonadres verdachte] in de richting van genoemde woning geschoten;
4
hij op 10 augustus 2013 in de gemeente Alkmaar twee wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P 38 met bijbehorende houder) en een pistool (merk Star, type Lancer met bijbehorende houder), en munitie van categorie III, te weten patronen en patroonhulzen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. subsidiair en 3 subsidiair, telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
4:
Handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 684 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies worden opgelegd, aangevuld met verplichte alcohol- en urinecontroles.
7.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zolang de duur van het onvoorwaardelijk strafdeel opname van verdachte op 9 oktober 2014 bij de FPA niet in de weg staat.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
7.4.
Hoofdstraf
Verdacht heeft op 5 augustus en 10 augustus 2013 vanaf zijn balkon schoten gelost en daarbij nabijgelegen woningen geraakt. Daardoor heeft hij de bewoners van die woningen, toen zij ontdekten dat hun woning was beschoten, grote angst aangejaagd. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 4] blijkt wat voor een traumatiserende ervaring het voor haar is geweest. Zij wordt nog steeds beheerst door gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft door zijn extreem gevaarzettende gedrag ook de openbare veiligheid ernstig geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte wel eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet vanwege soortgelijke feiten.
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage gedateerd 26 augustus 2014 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum.
De Pro Justitia rapportage, opgesteld door M.G.H. van Willigenburg en P.J.J. Ronhaar, respectievelijk als klinisch psycholoog en psychiater verbonden aan het Pieter Baan Centrum, houdt onder meer het volgende in:
Afgaande op de beschikbare informatie en op wat betrokkene hierover heeft verteld, was er tijdens de ten laste gelegde feiten sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van waandenken met angstige paranoïdie en ook betrekkingsideeën die een beperkte frustratietolerantie en verzwakte impulscontrole tot gevolg hadden. Tevens was er in die periode sprake van alcohol- amfetamine- en benzodiazepinegebruik.
Wanneer betrokkene zonder behandeling terugkeert in de situatie waar hij vandaan kwam, achten ondergetekenden de kans op herhaling van feiten als de ten laste gelegde matig hoog.
Een behandeling gericht op het waandenken, de paranoïde angsten en de kwetsbaarheid, het middelengebruik en het beperkte begripsvermogen is van belang om de kans op herhaling te beperken. Een dergelijke behandeling kan met het oog op het instellen op medicatie en abstinentie van middelen het beste klinisch beginnen, met de mogelijkheid door te stromen naar een meer open setting ten behoeve van resocialisatie. Enige mate van begeleid wonen op den duur zou voor betrokkene ook tot de mogelijkheden kunnen behoren. Een dergelijke behandeling kan worden uitgevoerd in het kader van een bijzondere voorwaarde met een (deels) voorwaardelijk strafdeel en een verplicht toezicht door de reclassering.
- de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 13 augustus 2013, 20 november 2013, 7 februari 2014, 10 februari 2014, 25 februari 2014, 17 maart 2014 en 28 augustus 2014 van GGZ Reclassering Palier.
Het voorlichtingsrapport gedateerd 28 augustus 2014, opgesteld door mevrouw L. Kok, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier, houdt onder meer het volgende in:
Op 28 augustus 2014 is er een indicatiestelling afgegeven voor een klinische opname bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo. Deze instelling heeft te kennen gegeven dat betrokkene op 9 oktober 2014 kan worden opgenomen voor de duur van maximaal 24 maanden.
Om deze reden adviseren wij de rechtbank betrokkene een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij betrokkene op 9 oktober 2014 uit detentie zal komen. Daarbij adviseren wij de officier van justitie DV&O aan te vragen om betrokkene vanuit detentie rechtstreeks naar de FPA Heiloo over te brengen. Ook adviseert GGZ Reclassering Palier dat de rechtbank beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • Meldplicht: dat betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover niet opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hierna moet betrokkene zich blijven melden zo frequent de reclassering dat nodig acht. Geadviseerd wordt een proeftijd van drie jaren op te leggen.
  • Opname in een zorginstelling: gezien de samenhang van het middelengebruik, het psychische welzijn en de sociaal maatschappelijke problematiek met het criminele gedrag van betrokkene, dient betrokkene mee te werken aan een opname en behandeling bij de FPA te Heiloo.
  • Behandelverplichting: om dezelfde redenen dient betrokkene na de klinische opname mee te werken aan ambulante behandeling door GGZ of een soortgelijke instelling.
  • Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang: mocht uit de klinische behandeling blijken dat na de opname een verblijf binnen een instelling voor begeleid wonen noodzakelijk is, verwachten wij dat betrokkene daar aan meewerkt.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard bereid te zijn zich te laten opnemen bij de FPA te Heiloo en mee te werken aan behandeling.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen acht, bestaat aanleiding bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 (drie) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht verplicht contact met GGZ Reclassering Palier noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Tevens acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte zich direct na ommekomst van zijn detentie zal laten opnemen bij de FPA te Heiloo en aldaar behandeling zal volgen. De rechtbank gaat ervan uit dat de officier van justitie ervoor zorg zal dragen dat verdachte vanuit de penitentiaire inrichting zal worden vervoerd naar de FPA.
Voorts acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte na de klinische opname zal meewerken aan een ambulante behandeling door de GGZ of soortgelijke instelling, eventueel in combinatie met een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien dit na de klinische behandeling noodzakelijk blijkt te zijn.
De rechtbank acht het verder zinvol om, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, te bevelen dat verdachte zal meewerken aan bloedonderzoek en urinecontroles, indien en zolang de reclassering zulks nodig acht.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.5.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4 stuk munitie (beslag 434493)
8 stuk munitie (beslag 434496)
2 stuk munitie (beslag 434495)
1 stuk munitie kogelpunt (beslag 434319)
1 stuk munitie (beslag 435323)
1 pistool, kleur zwart, Walther P38 (beslag 434466)
1 pistool, Star (beslag 434467)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan dan wel dat die voorwerpen verdachte toebehoren en
zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.292,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 292,- materiële schade en € 2.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen.
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële en immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Nu de raadsman geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van de hoogte van de vordering, zal de vordering in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.2.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen.
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Nu de raadsman geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van de hoogte van de vordering zal de vordering in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36c, 36d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.8 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
730 (zevenhonderddertig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
319 (driehonderdnegentien) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij moet zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
  • zich gedurende 24 maanden van de proeftijd of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • na de klinische opname zal meewerken aan een ambulante behandeling door de GGZ of soortgelijke instelling;
  • aan opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang zal meewerken, indien na de klinische behandeling blijkt dat dit noodzakelijk is;
  • indien de reclassering dit noodzakelijk acht zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en/of verdovende middelen en zich ter controle daarop zal onderwerpen aan bloedonderzoek of urineonderzoek,
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem/Alkmaar noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. stuk munitie (beslag 434493)
2. 8 stuk munitie (beslag 434496)
3. 2 stuk munitie (beslag 434495)
4. 1 stuk munitie kogelpunt (beslag 434319)
5. 1 stuk munitie (beslag 435323)
6. 1 pistool, kleur zwart, Walther P38 (beslag 434466)
7. 1 pistool, Star (beslag 434467)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.292,- (tweeduizend tweehonderd tweeënnegentig euro), bestaande uit € 292,- voor de materiële en € 2.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.292,- (tweeduizend tweehonderd tweeënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
32 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
35 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Stalenhoef, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10AL 2013082005-1 van 5 augustus 2013 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3], doorgenummerde pagina Z2.
3.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR-2013082005-4 van 4 december 2013 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3], separaat.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10RO-2013082005-3 van 22 oktober 2013 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant], separaat.
5.Een geschrift, zijnde een wapen-, munitie en ballistisch onderzoek van 26 maart 2014 inhoudende de bevindingen van B. Jacobs, als deskundige/onderzoeker Forensisch Wapen- en Munitieonderzoek verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
6.Proces-verbaal doorzoeking woning met nummer PL10AL 2013083707-10 van 10 augustus 2013, doorgenummerde pagina H2 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10RO-20130837707-28 van 12 september 2013, blad 3.
7.Proces-verbaal met nummer PL10VE-2013083707-29 van 20 december 2013 inhoudende de bevindingen van [verbalisanten], separaat.
8.Proces-verbaal met nummer PL10AL 2013083707-23 van 11 augustus 2013 inhoudende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina B16.