ECLI:NL:RBNHO:2014:848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
14/130902-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict: Bestuurder onder invloed van alcohol met gebruik van mondspray

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol. De verdachte, geboren in 's-Gravenhage, werd op 20 juni 2010 te Schagerbrug door verbalisanten aangetroffen in een auto met draaiende motor. Bij een ademtest bleek hij een alcoholgehalte van 530 microgram per liter uitgeademde lucht te hebben, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet als bestuurder had opgetreden en dat de uitslag van de ademanalyse beïnvloed kon zijn door het gebruik van een alcoholhoudende mondspray.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en vastgesteld dat er geen ernstige inbreuk was op de procesorde, ondanks een verzuim in het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging stelde dat de verdachte niet als bestuurder kan worden aangemerkt en dat de ademanalyse niet als bewijs kan dienen. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de verbalisanten en getuigen als overtuigend beschouwd en de verklaring van de verdachte over het gebruik van mondspray als onaannemelijk gekwalificeerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 650,- of 13 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor een vergelijkbaar delict. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de samenstelling van de rechtbank en de griffier ook zijn vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/130902-10 (P)
Uitspraakdatum: 31 januari 2014
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op[geboortedatum 1] te 's-Gravenhage,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres[adres 1]
De politierechter heeft deze zaak bij beslissing van 6 december 2013 naar de meervoudige strafkamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Dolfing en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 te Schagerbrug, gemeente Zijpe als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

2.Voorvragen

De raadsman doet een beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging. De raadsman stelt in zijn pleitnota dat het openbaar ministerie het recht op strafvervolging heeft verspeeld doordat verbalisanten een proces-verbaal van bevindingen hebben opgemaakt waarin een onjuiste weergave van de feiten is opgenomen. Door dit vormverzuim hebben de verbalisanten volgens de raadsman een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging. De officier van justitie stelt dat het verzuim in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] het gevolg is geweest van een tekstblok dat per ongeluk in het proces-verbaal van bevindingen is blijven staan en dat dit verzuim is hersteld in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen een van de verbalisanten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in het oorspronkelijke proces-verbaal van bevindingen door de verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] is gerelateerd dat zij op 20 juni 2010 te 01.55 uur belast waren met een gerichte alcoholcontrole en dat zij de bestuurder van een Daihatsu met het kenteken [kenteken] een stopteken hebben gegeven, waarna zij van de bestuurder een voorlopige ademtest hebben afgenomen.
In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 22 maart 2011, heeft de verbalisant[verbalisant 1] gerelateerd dat abusievelijk in het oorspronkelijke proces-verbaal de standaardtekst van een gerichte alcoholcontrole met stopteken tegen een rijdende bestuurder is opgenomen. In het herstelproces-verbaal heeft de verbalisant gerelateerd dat zij de verdachte in een auto met draaiende motor hebben aangetroffen op de kruising van de Keinsmerweg/Korte Ruigeweg te Schagerbrug. Als getuigen tegenover de rechter-commissaris hebben de verbalisanten bevestigd dat zij de verdachte hebben aangetroffen in de situatie zoals omschreven in laatstgenoemd proces-verbaal van bevindingen van verbalisant[verbalisant 1].
De rechtbank is van oordeel dat het verzuim van de verbalisanten niet kan leiden tot de conclusie dat daardoor een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Het verzuim is door het herstelproces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2011 en door de verklaringen van de verbalisanten tegenover de rechter-commissaris afgelegd naar het oordeel van de rechtbank voldoende hersteld.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat hij op 20 juni 2010 te 01.55 uur als bestuurder van een voertuig is opgetreden, waardoor er geen grond is geweest voor een onderzoek in het kader van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de uitslag van de ademanalyse niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu deze uitslag beïnvloed kan zijn door het gebruik van een alcoholhoudende mondspray door de verdachte, tot kort voor de ademanalyse.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 20 juni 2010 te 01.55 uur hebben de verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] een auto met draaiende motor aangetroffen op de kruising Keinsmerweg/Korte Ruigeweg te Schagerbrug. In deze auto troffen de verbalisanten verdachte aan. De verbalisanten hebben hem horen zeggen dat hij vanaf het muziekfeest Indian Summer op weg was naar Friesland en dat hij de weg kwijt was.
Verbalisant[verbalisant 2] rook dat de adem van verdachte rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Met medewerking van verdachte is een voorlopige ademtest afgenomen waarbij de uitslag een A-indicatie aangaf. Verbalisant[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte in kennelijke staat van dronkenschap was [1] .
Verdachte is vervolgens aangehouden en overgebracht naar het politiebureau te Schagen. Hij heeft zich onder leiding van verbalisant[verbalisant 1], een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken onderworpen aan de ademanalyse. Het onderzoek ving aan ten minste twintig minuten na het tijdstip van de vordering tot medewerking aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Er werd gebruik gemaakt van een ademanalyseapparaat waarvan de verklaring van goedkeuring geldig was tot 16 september 2010. De uitslag van de ademanalyse bedroeg 530 ug/l. De verdachte heeft niet gevraagd om een tegenonderzoek. [2] [3]
Verbalisanten[verbalisant 1] en[verbalisant 2] hebben als getuigen tegenover de rechter-commissaris hun bevindingen bevestigd. [4] [5]
De getuige[getuige] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte op 20 juni 2010 heeft ontmoet op het festivalterrein Indian Summer. Zij kende verdachte al vanaf 2001. Omdat verdachte zich niet lekker voelde en omdat[getuige] naar huis wilde, zijn zij samen met de auto van verdachte naar de woning van[getuige] gereden, terwijl[getuige] de auto bestuurde.[getuige] is bij haar woning aan de[adres 2] in Schagen uitgestapt en haar woning binnengegaan. Ze heeft niet gezien wat verdachte vervolgens heeft gedaan. [6]
3.4.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij geen bestuurder van de auto is geweest, op grond van voornoemd proces-verbaal van bevindingen en op grond van de verklaringen van de getuigen niet aannemelijk is geworden. Zijn verklaring dat hij door[getuige] is afgezet op de plek waar verbalisanten hem hebben aangetroffen, valt in het bijzonder niet te rijmen met de hierboven opgenomen verklaring van[getuige].
Verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat hij zijn hele leven nooit alcohol heeft gedronken, ook op 20 juni 2010 niet, en dat de uitslag van de ademtest kan worden verklaard door het gebruik van alcoholhoudende mondspray. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij in de politieauto op weg naar het politiebureau zes of zeven keer mondspray heeft gebruikt en dat hij ook op het politiebureau, tot vlak voor de ademanalyse, mondspray heeft gebruikt in het zicht van de politieambtenaren.
De rechtbank acht in de eerste plaats de verklaring van verdachte omtrent het gebruik van mondspray onaannemelijk. Verdachte heeft hierover bij de politie niets verklaard. Pas op de terechtzitting van 27 mei 2011 heeft verdachte verklaard dat hij mondspray zou hebben gebruikt. Verbalisanten hebben in hun proces-verbaal van bevindingen over het gebruik van mondspray ook niets opgenomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt voorts dat verdachte na de uitslag van de ademanalyse niet heeft verzocht om een tegenonderzoek, hetgeen toch voor de hand had gelegen indien er geen alcoholhoudende dranken door hem waren gedronken.
Hier komt bij dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is onderzocht door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit de rapporten d.d. 5 juni 2012 en 11 januari 2013 van de deskundige, drs. R. van der Hulst, blijkt dat de uitslag van de ademanalyse absoluut niet kan worden verklaard door het gebruik van mondspray in de hoeveelheden zoals door verdachte aangegeven.
De verklaring van verdachte dat hij nooit alcohol heeft gedronken, wordt bovendien weersproken door het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder een transactie heeft betaald ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en ook al eens door de politierechter onherroepelijk is veroordeeld ter zake van eenzelfde vergrijp.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2010 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 650,- subsidiair 13 dagen vervangende hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft met meer dan tweemaal de toegestane hoeveelheid alcohol op een auto bestuurd, waardoor hij zijn medeweggebruikers in gevaar heeft gebracht. Het is algemeen bekend dat het nuttigen van alcoholische dranken een zeer negatieve invloed op de rijvaardigheid heeft.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31 oktober 2013, waaruit blijkt dat verdachte in augustus 2005 een transactie heeft betaald ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en dat hij – weliswaar erg lang geleden – in februari 1995 door de politierechter is veroordeeld wegens eenzelfde vergrijp. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete moet worden opgelegd conform de eis van de officier van justitie. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte en voorts gelet op de landelijk geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS).

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
Artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 650,-(zeshonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2014.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10SW 2010069996-10, gedateerd 22 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (aanvullend pv).
2.Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL10SW 2010069996-1, gedateerd 20 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (blz. 4 en 5 pv).
3.Een geschrift, zijnde het ademanalyseformulier d.d. 20 juni 2010 (blz. 12 pv).
4.De verklaring van de getuige[verbalisant 2] tegenover de rechter-commissaris d.d. 23 november 2011.
5.De verklaring van de getuige[verbalisant 1] tegenover de rechter-commissaris d.d. 23 november 2011.
6.De verklaring van de getuige[getuige] tegenover de rechter-commissaris d.d. 30 januari 2012.