ECLI:NL:RBNHO:2014:8373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
15/800077-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met minderjarigen en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 juli 2013 en 25 januari 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met drie minderjarige meisjes, die op het moment van de feiten jonger waren dan zestien jaar. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van de schaamstreek en vagina van de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij op 5 februari 2014 een groot aantal afbeeldingen met seksuele gedragingen van minderjarigen in zijn bezit had, maar de rechtbank verklaarde de dagvaarding voor dit feit gedeeltelijk nietig, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding onvoldoende feitelijke omschrijvingen bevatte van de afbeeldingen, waardoor de verdachte niet adequaat kon worden geconfronteerd met de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan de ontuchtige handelingen met de drie minderjarigen, maar niet aan het bezit van kinderpornografie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zeven maanden onvoorwaardelijk, en kreeg een proeftijd van vijf jaar. Tevens werd de verdachte verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de slachtoffers vertegenwoordigden, voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800077-14 (P)
Uitspraakdatum: 29 augustus 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op[geboortedatum 1] te Amsterdam,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres[geboortedatum 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2013 tot en met 25 januari 2014 in de gemeente Den Helder, met[slachtoffer 1] (geboren op 10 maart 2004), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit (over de kleding) het betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die[slachtoffer 1];
Feit 2:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 14 januari 2014 in de gemeente Den Helder, met[slachtoffer 2] (geboren op 8 juli 2004), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit - het boven en/of onder de kleding betasten van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die[slachtoffer 2], en/of - het kussen op de mond van die[slachtoffer 2] - het betasten en/of masseren van de billen van die[slachtoffer 2];
Feit 3:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met 31 december 2013 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer 3] (geboren op 25 oktober 2002), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het strelen en/of betasten (over de kleding) van de vagina en/of de schaamstreek en/of de bovenbenen van die [slachtoffer 3], en/of het strelen en/of betasten (onder en/of over de kleding) van de borsten van die [slachtoffer 3];
Feit 4:
hij op of omstreeks 05 februari 2014 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 259 foto('s) - en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) – te weten een laptop (Packard Bell) en/of een harddisk heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of met de de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een dier
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) (eventueel aanvullen met soort voorwerp) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
2.1.
Partiële nietigheid van de dagvaarding
In tegenstelling tot het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit nietig dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt daartoe dat aan de term 'afbeelding van een seksuele gedraging' in de zin van art. 240b, eerste lid, Sr op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt.
Zonder feitelijke omschrijving van
dieafbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in art. 261, eerste lid, Sv gestelde eis van opgave van het feit.
In dit kader verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2014 (
ECLI:NL:HR:2014:1497).
In de onderhavige dagvaarding zijn slechts algemene seksuele gedragingen beschreven, zonder een feitelijke omschrijving van specifieke en geconcretiseerde afbeeldingen op te nemen. Het is voor verdachte overigens onduidelijk gebleven om welke op zijn computer aangetroffen afbeeldingen het gaat. Verdachte is tijdens zijn verhoor ook niet geconfronteerd met de aangetroffen afbeeldingen.
2.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
met betrekking tot feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2014 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van[betrokkene 3] namens [slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2014 (PL10RR-2014008823-1) (dossierpagina’s 133 tot en met 139);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Emerentia Alida Clazina Bruin inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 februari 2014 (dossierpagina’s 141 en 172);
  • een uittreksel uit het geboorteregister ten name van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] (dossierpagina 173);
met betrekking tot feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2014 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] namens [slachtoffer 2] d.d. 23 januari 2014 (PL10RR-2014004946-1) (dossierpagina’s 87 tot en met 97);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Liesbeth Wiegant (PV2014 004946) inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 28 januari 2014 (dossierpagina’s 99 en 117);
  • een uittreksel uit het geboorteregister ten name van [slachtoffer 2], geboren te[geboortedatum 3] (dossierpagina 118);
met betrekking tot feit 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2014 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van[betrokkene 2] namens[slachtoffer 3] d.d. 7 februari 2014 (PL10RR-2014012575-1) (dossierpagina’s 179 tot en met 183);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten Jan van Leeuwen en Irene Schaafsma inhoudende het studioverhoor van[slachtoffer 3] d.d. 10 februari 2014 (dossierpagina’s 184 tot en met 189);
  • een uittreksel uit het geboorteregister ten name van[slachtoffer 3], geboren te[geboortedatum 3](dossierpagina 190).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2013 tot en met 1 september 2013 in de gemeente Den Helder, met[slachtoffer 1], geboren op 10 maart 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het over de kleding betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die[slachtoffer 1];
Feit 2:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 14 januari 2014 in de gemeente Den Helder, met[slachtoffer 2], geboren op 8 juli 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het boven de kleding betasten van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die[slachtoffer 2], en
- het kussen op de mond van die[slachtoffer 2] en
- het betasten van de billen van die[slachtoffer 2];
Feit 3:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 december 2013 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer 3], geboren op 25 oktober 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het over de kleding betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of de bovenbenen van die [slachtoffer 3], en/of het strelen en/of betasten over de kleding van de borsten van die [slachtoffer 3].
Hetgeen aan verdachte onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op
telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de door P.C. Dalebout, gezondheidspsycholoog, opgemaakte pro justitia-rapportage omtrent de persoon van verdachte, gedateerd 17 april 2014, alsmede het aanvullend psychologisch onderzoek van P.C. Dalebout voornoemd d.d. 23 juni 2014.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte wordt door de deskundige geconcludeerd dat betrokkene uit het onderzoek naar voren is gekomen als een man met duidelijke seksuele
insufficiëntiegevoelens die al lang bestaan en die hem belemmeren om een bevredigend seksueel leven te kunnen leiden. Op grond van het onderzoek is gebleken dat er bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een seksuele dysfunctie Niet Anderszins Omschreven.
Ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, was sprake van gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van onrijpe en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken.
De deskundige adviseert betrokkene voor het tenlastegelegde, indien bewezen, enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de deskundige.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar, zij het dat de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening zal houden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, onder de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbaar feit pleegt en onder de bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het adviesrapport van Reclassering Nederland van 30 juni 2014. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de directe uitvoerbaarheid van de voorwaarden zal bevelen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank in overweging gegeven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het adviesrapport van Reclassering Nederland van 30 juni 2014, met uitzondering van het locatieverbod. Naar de mening van de raadsman heeft dit verbod geen meerwaarde. Voorts heeft de raadsman gewezen op de detentieongeschiktheid van verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij drie jonge meisjes ontuchtige handelingen gepleegd door de schaamstreek, vagina en billen van de meisjes te strelen en te betasten. Verdachte had het vertrouwen gewonnen van de meisjes en werd zelfs door de meisjes opa genoemd.
Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke integriteit en het vertrouwen van de drie meisjes geschonden. Uit de slachtofferverklaringen blijkt hoeveel impact de feiten op de meisjes hebben gehad.
Dergelijke feiten brengen behalve bij de meisjes ook in de maatschappij als geheel en met name bij de ouders van de meisjes gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van enig delict is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 17 april 2014 van
P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in:
Betrokkene is uit het onderzoek naar voren gekomen als een man met duidelijke seksuele
insufficiëntiegevoelens die al lang bestaan en die hem belemmeren om een bevredigend seksueel leven te kunnen leiden. Op grond van het onderzoek is gebleken dat er bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een seksuele dysfunctie Niet Anderszins Omschreven.
Op grond van de risicotaxatie wordt het recidiverisico als relatief gering ingeschat.
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden:
Betrokkene toont zich enerzijds bereid aan behandeling en begeleiding mee te werken, anderzijds geeft hij ook aan behandeling niet nodig te achten. Hij stelt zich in het algemeen coöperatief op en houdt zich, ook in het contact met de reclassering, goed aan zijn afspraken, zij het dat de beschreven contacten nu nog steeds plaatsvinden in afwachting van het verdere verloop van de juridische procedure.
Rapporteur meent dat betrokkene door de genoemde persoonlijkheidskenmerken en het daarmee samenhangende beperkte sociale kader waarin hij leeft kwetsbaar is. Die kwetsbaarheid zal door het bekend worden van het tenlastegelegde ongetwijfeld toenemen. Rapporteur meent dat behandeling voor de problematiek van betrokkene noodzakelijk is.
Psycho-educatie lijkt noodzakelijk om hem inzicht in zijn persoonlijkheid, gedrag en lustbeleving te bieden en hem bewust te maken van de risicofactoren waaraan hij zich kan blootstellen. Voorts lijkt het zinvol met betrokkene te zoeken naar een andere vorm van invulling van zijn leven, waarin meer betekenisvolle contacten met andere volwassenen belangrijk zijn.
Interventieadvies en -condities
Rapporteur acht behandeling van betrokkene noodzakelijk. Behandeling kan plaatsvinden bij De Waag of een soortgelijke instelling, waar betrokkene vanuit de reclassering naar kan worden verwezen.
Rapporteur acht het tevens zinvol betrokkene aan te melden voor het COSA project. Mede vanwege het gebrekkige sociale steunkader is betrokkene kwetsbaar, wat de kans op recidive kan doen toenemen. Een sociaal en controlerend netwerk om betrokkene heen kan een belangrijke functie hebben om de kans op recidive te doen afnemen.
Rapporteur adviseert betrokkene behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling op te leggen als een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf. Rapporteur acht een langer durend toezicht vanuit de reclassering noodzakelijk.
Ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, was sprake van gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van onrijpe en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken.
Betrokkene heeft in algemene zin te kampen met insufficiëntiegevoelens en meer in het bijzonder op het gebied van de seksualiteit. Hij voelt zich minderwaardig en is in de loop der jaren niet in staat gebleken een bevredigende manier van volwassen beleving van zijn seksualiteit te vinden. Hij leidt een sociaal vrij geïsoleerd leven en volwassenen gelijkwaardige relaties kan betrokkene niet op adequate wijze realiseren. Hij lijkt in de loop der tijd steeds meer zijn toevlucht te zijn gaan zoeken in ongelijkwaardige relaties met kinderen, die voor hem minder bedreigend zijn. Hij heeft daarin echter in onvoldoende mate afstand gehouden en heeft zich, toen hij in seksuele zin in die contacten werd geprikkeld, geen afstand genomen, maar heeft integendeel juist die contacten gezocht. Hij is zich daarbij niet of nauwelijks bewust (geweest) van de risico’s die dit met zich meebracht en heeft zich
niet beziggehouden met de gevolgen die dit voor de betreffende kinderen zou kunnen hebben. Het gebrek aan inzicht in zijn problematiek, zijn gebrekkige inlevingsvermogen en zijn gebrekkige vermogen gelijkwaardige contacten aan te gaan vormen factoren die de kans op recidive kunnen doen toenemen.
- het over verdachte uitgebrachte aanvullend psychologisch rapport gedateerd 23 juni 2014 van P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog.
Dit aanvullend rapport houdt onder meer in:
In de pro Justitia rapportage van rapporteur d.d. 17 april 2014 is gesteld dat er aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie, doch dat de aanwijzingen onvoldoende zijn om een dergelijke diagnose te kunnen stellen. Het huidige onderzoek heeft meer inzicht geboden in de seksuele lustgevoelens die betrokkene ervaart in het contact met kinderen en bij het bekijken van kinderporno. Rapporteur veronderstelt dat een behandelcontact, waar niet langer sprake is van een dreigende veroordeling, uiteindelijk meer zicht zal bieden op aard en intensiteit van de lustbeleving welke betrokkene ervaart in het contact met kinderen. Op grond van de huidige beschikbare onderzoeksgegevens en indrukken meent rapporteur te kunnen stelten dat er bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie. Het aanvullende onderzoek heeft volgens rapporteur duidelijk gemaakt dat er bij betrokkene inmiddels gedurende langere tijd sprak is opwindende seksuele fantasieën gericht op kinderen in de prepuberteit, die enerzijds hebben geleid tot het verrichten van ontuchtige handelingen, doch welke ook leiden tot het zoeken naar kinderpornografisch materiaal op internet vanuit een bestaande seksuele behoefte en mede ten doel hebbend deze behoefte te stimuleren.
Deze constatering is niet van invloed op de conclusie en de aanbeveling zoals gesteld in de pro Justitiarapportage d.d. 17 april 2014.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 juni 2014 van mevrouw N. Schilder als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland Toezichtunit 1 Noord-West.
Met de conclusie van bovenvermelde rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een geheel voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, zoals door de raadsman bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank niet passend en geboden gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft in de gevorderde leeftijd en de fysieke gesteldheid van verdachte aanleiding gevonden het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf enigszins te matigen ten opzichte van de in beginsel alleszins redelijke eis van de officier van justitie. Wat betreft de gestelde detentieongeschiktheid merkt de rechtbank op dat zich in het dossier wel aanwijzingen bevinden inzake de onwenselijkheid om verdachte vast te houden op een politiebureau, maar deze zijn onvoldoende om het gestelde te onderschrijven.
Een deel van de vrijheidsbenemende straf zal vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en de rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals deze zijn opgenomen in de reclasseringsrapportage d.d. 30 juni 2014. De rechtbank ziet geen reden om het locatieverbod niet in de voorwaarden op te nemen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
vordering van benadeelde partij
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de gemachtigde mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar een vordering tot schadevergoeding van € 3.037,12 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit € 1.500,00 aan immateriële schade en € 1.537,13 aan materiële schade. De materiële schade is als volgt opgebouwd:
- € 972,57 ( inclusief eigen bijdrage ad € 360,00) wegens meerdere consulten van mevrouw
[betrokkene 3] aan Counselling Doornbos - Noord;
- € 367,55 wegens meerdere consulten van[betrokkene 4] aan Counselling Doornbos Noord en
- € 97,00 wegens gemaakte reiskosten naar huisarts, therapeut, rechtbank en advocaat en
parkeergeld.
standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag ad € 1.500,00 wegens immateriële schade en een bedrag
ad € 100,00 wegens beredderingskosten zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en voorts de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering zal verklaren.
standpunt van de raadsman:
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade te stellen op € 750,00, gelet op de volgens de kinderpsychiater beperkte schade die [slachtoffer 1] heeft opgelopen.
Voor de gemaakte reiskosten in verband met het bezoeken van advocaat, huisarts en Triversum kan een bedrag ad € 61,00 toegewezen worden. De kosten voor therapie van de ouders van [slachtoffer 1] komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de ouders geen slachtoffer zijn. Ten aanzien van deze kosten dient de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te worden verklaard.
oordeel van de rechtbank:
Naar het oordeel van de rechtbank komen de door de benadeelde partij opgevoerde kosten voor behandeling van de ouders van [slachtoffer 1] niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze kosten geen rechtstreeks verband houden tot het gepleegde feit.
De materiële schade (reis- en soortgelijke kosten) wordt door de rechtbank naar redelijkheid begroot op € 100,00. Dit bedrag vloeit naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval rechtstreeks voort uit het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag ad € 1.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Voor het overige wordt de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
vordering van benadeelde partij
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de gemachtigde mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, een vordering tot schadevergoeding van € 4.290,44 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 2.000,00 aan immateriële schade en € 2.290,44 aan materiële schade. De materiële schade is als volgt opgebouwd:
- € 805,44 voor de EMDR-behandeling van [slachtoffer 2] bij Triversum, centrum voor Kinder- en jeugdpsychiatrie;
- € 350,00 wegens eigen bijdrage in de ziektekosten van de [betrokkene 1];
- € 350,00 wegens eigen bijdrage in de ziektekosten van [betrokkene 1];
- € 785,00 wegens gemaakte reiskosten naar huisarts, therapeut, advocaat, politie en rechtbank.
standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag ad € 1.500,00 wegens immateriële schade en een bedrag ad € 100,00 wegens beredderingskosten zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke ren en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en voorts de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering zal verklaren.
standpunt van de raadsman:
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade te stellen op € 1.000,00. Dit bedrag acht de raadsman in overeenstemming met hetgeen [slachtoffer 2] is overkomen.
De kosten voor de behandeling van [slachtoffer 2] ad € 804,44 kunnen worden toegewezen. Voorts kunnen slechts de reiskosten worden toegewezen die direct ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn gemaakt. Deze kosten bedragen € 25,00 voor bezoek aan de advocaat en 4 x een bezoek aan Triversum ad € 15,00 per keer.
In totaal kan een bedrag ad € 1.890,44 worden toegewezen.
oordeel van de rechtbank:
Naar het oordeel van de rechtbank komen de door de benadeelde partij opgevoerde eigen bijdrage voor de ziektekosten van de ouders van [slachtoffer 2] niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze kosten naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband houden tot het gepleegde feit.
De kosten voor behandeling van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ad € 805,44 kunnen integraal worden toegewezen, nu deze kosten rechtstreeks verband houden met het gepleegde feit.
De materiële schade (reis- en soortgelijke kosten) wordt door de rechtbank naar redelijkheid begroot op € 100,00. Dit bedrag vloeit naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval rechtstreeks voort uit het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag ad € 2.405,44, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Voor het overige wordt de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3.
vordering van benadeelde partij
Namens de benadeelde partij[slachtoffer 3] heeft de gemachtigde mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Bij schrijven van 11 augustus 2014 heeft de gemachtigde van de benadeelde partij[slachtoffer 3] de vordering aangevuld met de gemaakte reiskosten ad € 87,70, welke reiskosten ter terechtzitting door de gemachtigde zijn verminderd tot € 54,25.
standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3] tot een bedrag ad € 1.000,00 wegens immateriële schade en een bedrag ad € 54,25 wegens materiële schade zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
standpunt van de raadsman:
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade te stellen op € 500,00. Dit bedrag acht de raadsman in overeenstemming met hetgeen[slachtoffer 3] is overkomen. De opgevoerde reiskosten kunnen tot een bedrag ad € 47,18 worden toegewezen.
oordeel van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onderbouwing ter terechtzitting de materiële schade tot een bedrag van € 54,25 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde
.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart de dagvaarding voor wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit nietig;
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
 Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 (ZEVEN) MAANDEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 5 (VIJF) jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Veroordeelde dient zich gedurende door de reclassering te Alkmaar bepaalde perioden te blijven melden als die reclasseringsorganisatie dit gedurende deze perioden nodig acht;
- de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen wegens de gediagnosticeerde stoornis bij de polikliniek van de Forensische Psychiatrische Afdeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd geen (direct of indirect) contact zal opnemen of onderhouden met:
 [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 4]
 [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 5]
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 6]
 en hun respectievelijke families woonachtig op hetzelfde adres;
- het de veroordeelde wordt verboden op de volgende locaties zich te bevinden, voor de duur van zes maanden:
 [adres 2]
 [adres 1];
 [adres 3]
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
 Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.100,00 (een duizend en een honderd euro), bestaande uit
€ 1.000,00 voor de materiële en € 100,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.100,00 (een duizend en een honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
21 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.405,44 (twee duizend en vier honderd en vijf euro en vier en veertig cent), bestaande uit € 1.500,00 voor de materiële en € 905,44 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.405,44 (twee duizend en vier honderd en vijf euro en vier en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
34 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.054,25 (een duizend en vier en vijftig euro en vijf en twintig cent), bestaande uit € 1.000,00 voor de materiële en € 54,25 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer[slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.054,25 (een duizend en vier en vijftig euro en vijf en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. H.A. Stalenhoef en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2014.
Mr. E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.