ECLI:NL:RBNHO:2014:6542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
15/024188-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak bij supermarkt in Wijk aan Zee

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De zaak betreft een inbraak in een supermarkt in Wijk aan Zee op 16 september 2010. De officier van justitie had vrijspraak geëist wegens onvoldoende bewijs, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank overwoog dat het bewijs niet beperkt was tot één DNA-spoor, maar dat er meerdere sporen waren die naar de verdachte en zijn medeverdachten leidden. Tijdens de inbraak werden sigaretten en strippenkaarten gestolen, en de daders hadden zich met geweld toegang verschaft tot de winkel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten het ten laste gelegde feit hadden begaan, en dat er wettig en overtuigend bewijs was voor hun betrokkenheid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Bij de beslissing over de sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank merkte op dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een vermogensdelict, maar dat hij na het bewezenverklaarde feit niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank vond het belangrijk om een taakstraf op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds zijn laatste veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/024188-12 (P)
Uitspraakdatum: 14 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Syrië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaak op 1 februari 2013 naar de meervoudige strafkamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.A. Groenendijk, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2010 te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaren en/of een hoeveelheid strippenkaarten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde feit wegens onvoldoende wettig bewijs.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarbij heeft de verdediging gewezen op een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 9 juli 2009 (ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ2143).
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 16 september 2010 omstreeks 04.21 uur staan drie personen met bivakmutsen op voor de deur van de [supermarkt] te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk. [2] Een van hen plaatst een voorwerp, vermoedelijk een breekijzer, tussen de schuifdeur. Deze wordt daarbij ontzet, waarna twee personen door de opening de winkel ingaan. [3] In de winkel wordt met geweld een rolluik opengetrokken waarna uit de lades 42 sloffen sigaretten en 125 strippenkaarten worden weggenomen. [4] Terwijl twee personen de sloffen sigaretten in een grote licht en donkergestreepte zak doen, slaat de derde persoon, die inmiddels ook in de winkel is, met het breekijzer het alarm eraf. Deze persoon gaat door de opening naar buiten en zorgt ervoor dat zijn mededaders makkelijker de winkel uit kunnen komen. [5] Een getuige ziet twee mannen van ongeveer 18 tot 20 jaar, van wie er één een zwarte wollen muts draagt en één een capuchon, wegrennen het [a-plein] in. Vervolgens ziet de getuige nog een jongen het [a-plein] in rennen. [6] Een andere getuige ziet twee mannen richting de duinen rennen over het [a-plein] en de [b-weg]. Beide mannen waren in het donker gekleed, waarvan er één een petje op had en de andere vermoedelijk een capuchon op had. [7]
Om omstreeks 05.20 uur treft een hondengeleider in de bosschages aan de [b-weg], nabij de [supermarkt] te Wijk aan Zee een breekijzer en een blauwkleurige beddensloop aan. [8] In deze beddensloop bevinden zich onder meer sloffen sigaretten, twee op bivakmutsen gelijkende voorwerpen en een petje/baseballcap. [9] De sloffen sigaretten zijn aan de eigenaar van de [supermarkt] teruggegeven. [10] De binnenzijden van de twee bivakmutsen (respectievelijke SIN-nummers: AACG2215NL en AACG2216NL) en het petje (SIN-nummer: AACG2217NL) zijn bemonsterd voor DNA-onderzoek. [11]
Van het DNA in bemonstering AACG2215NL#01 van de eerste bivakmuts is een DNA-mengprofiel verkregen. Hieruit is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man wiens celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. [12]
Van het DNA in de bemonstering AACG2216NL#01 van bivakmuts AACG2216NL is een DNA-mengprofiel verkregen waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid van een man wiens celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. [13]
Van het DNA in de bemonstering AACG2217NL#01 van het petje AACG2217NL is een DNA-profiel verkregen, waaruit een DNA-mengprofiel afgeleid van twee personen die relatief veel celmateriaal hebben bijgedragen aan het celmateriaal in de bemonstering. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het afgeleide DNA-mengprofiel is ongeveer één op 700 duizend. [14]
Bij een vergelijking van het DNA-profiel van verdachte [verdachte], dat op 8 april 2011 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, met de in die databank aanwezige DNA-profielen, zijn matches gevonden met het DNA-hoofdprofiel afkomstig van de bivakmuts AACG2216NL en met het DNA-mengprofiel afkomstig van het petje. [15]
Bij een vergelijking van het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1], dat op 1 april 2011 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, met de in die databank aanwezige DNA-profielen, is er eveneens een match gevonden met het DNA-mengprofiel afkomstig van het petje. [16]
[verdachte] en [medeverdachte 1] zijn beiden veroordeeld voor een bedrijfsinbraak in vereniging op 7 januari 2011 te Hoornaar. [17] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kent [18] . De politiesystemen bevatten meerdere mutaties in de periode 2010-2012 waarbij verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk als betrokkenen zijn genoteerd. [19]
3.4.
Bewijsoverweging
Door de officier van justitie en de verdediging is (kort gezegd) aangevoerd dat het dossier slechts één bewijsmiddel bevat, namelijk een DNA-spoor van verdachte in de omgeving van de [supermarkt] waar de inbraak heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs daartoe niet beperkt is. Naast het DNA-spoor van verdachte is tevens een DNA-spoor van de hem bekende medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Daarbij zijn deze DNA-sporen in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen, in de beddensloop waarin zich ook met de camerabeelden overeenkomstige inbrekersmaterialen en de bij de inbraak weggenomen goederen bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het voorgaande en op grond van de plaats waar en het tijdstip waarop de bivakmutsen en het petje zijn aangetroffen, in onderlinge samenhang bezien, boven redelijke twijfel verheven dat de betreffende sporen zijn achtergelaten door de inbrekers. Nu alle verdachten in het dagelijks leven onderling contact hebben met elkaar, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] eerder samen een soortgelijk feit hebben gepleegd en zij geen redelijke verklaring kunnen geven voor de aangetroffen DNA-sporen op de inbrekersmaterialen die tezamen met de gestolen waar in de nabije omgeving van de plaats delict worden aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachten het ten laste gelegde feit hebben begaan. Een alternatief scenario waarin andere personen dan verdachte en zijn medeverdachten de inbraak hebben begaan en vervolgens een bivakmuts met een DNA-spoor van verdachte en een petje met DNA sporen van zowel verdachte als de hem bekende medeverdachte [medeverdachte 1] hebben achtergelaten, acht de rechtbank niet aannemelijk.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2010 te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaren en een hoeveelheid strippenkaarten, toebehorende aan [supermarkt], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is als medepleger betrokken geweest bij een bedrijfsinbraak in een [supermarkt] in Wijk aan Zee. Daarbij hebben de daders zich met geweld de toegang verschaft tot de supermarkt. In de supermarkt hebben zij een rolluik geforceerd om zich de toegang te verschaffen tot een aantal lades waaruit vervolgens een aanzienlijke hoeveelheid sigaretten en strippenkaarten is weggenomen. Er was sprake van een professionele wijze van uitvoering: verdachten hadden een breekijzer bij zich, droegen bivakmutsen en hadden een beddensloop bij zich om snel een grote buit mee te kunnen nemen. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen voor het betrokken bedrijf veel schade en overlast maar leiden ook maatschappelijk tot gevoelens van angst en onveiligheid.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 december 2013, waaruit blijkt dat de verdachte reeds op 22 januari 2010 ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
De rechtbank neemt ten aanzien van de persoon van verdachte voorts in aanmerking dat verdachte na voornoemd feit niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is werkzaam in de autoshowroom van zijn vader.
Hoewel in beginsel voor een feit als het bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf pleegt te worden opgelegd, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop aanleiding een taakstraf op te leggen. Voorts zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte nog is veroordeeld na het begaan van het bewezenverklaarde feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten n onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig (120) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. M.P.J. Ruijpers en mr. S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2014.
Mr. Nusselder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 september 2010 (dossierpagina’s 26- 27) met bijbehorende goederenbijlage (dossierpagina’s 30-34) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 40)
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 40)
4.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 27) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 40).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 40).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 16 september 2010 (dossierpagina 55).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2010 (dossierpagina 39)
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2010 (dossierpagina 46).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2010 (dossierpagina 46), proces-verbaal van relaas d.d. 3 oktober 2011 (dossierpagina 5) en een schriftelijk stuk, zijnde een luchtfoto met aanduiding van de [supermarkt] en de locatie van de aangetroffen goederen (dossierpagina 051B).
10.Een schriftelijk stuk, zijnde een bewijs van ontvangt d.d. 20 oktober 2010 (dossierpagina’s 35-37).
11.Deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 23 december 2010, zaaknummer 2010.11.26.034, aanvraagnummer 001 (dossierpagina 70-71).
12.Deskundigenrapport NFI d.d. 23 december 2010, zaaknummer 2010.11.26.034, aanvraagnummer 001 (dossierpagina 73).
13.Deskundigenrapport NFI d.d. 23 december 2010, zaaknummer 2010.11.26.034, aanvraagnummer 001 (dossierpagina 73).
14.Deskundigenrapport NFI d.d. 23 december 2010, zaaknummer 2010.11.26.034, aanvraagnummer 001 (dossierpagina 73).
15.Deskundigenrapport NFI d.d. 12 april 2011, zaaknummer 2011.03.18.100, aanvraagnummer 005 (dossierpagina’s 81-82).
16.Deskundigenrapport NFI d.d. 11 april 2011, zaaknummer 2011.03.18.100, aanvraagnummer 004 (dossierpagina’s 87-88).
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2013, PL1256-2010101887-19, los opgenomen