ECLI:NL:RBNHO:2014:6280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_124
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kostenvergoeding in bezwaarfase bij WOZ-waarde vaststelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase van een WOZ-waarde vaststelling. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had beroep ingesteld tegen de hoogte van de kostenvergoeding die door de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer was toegekend. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 271.000, maar na bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 217.000, met een kostenvergoeding van € 265 voor rechtsbijstand en het bijwonen van de hoorzitting. Eiser was van mening dat de kostenvergoeding te laag was en heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de hoorzitting op 8 oktober 2013 zijn 54 objecten van verschillende belastingplichtigen besproken, waarbij de gemachtigde van eiser de belangen behartigde. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de hoorzitting voor 54 verschillende eisers was gehouden, waarbij per zaak afzonderlijke gronden waren aangevoerd en substantiële voorbereidingswerkzaamheden waren verricht. De rechtbank concludeerde dat de vergoeding op basis van het forfaitaire tarief moest worden vastgesteld, dat per 1 januari 2014 was verhoogd naar € 243.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en stelde de totale kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 486, bestaande uit € 243 voor het indienen van het bezwaarschrift en € 243 voor het bijwonen van de hoorzitting. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 487, en moest het griffierecht van € 44 worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werd de mogelijkheid geboden om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 14/124
Uitspraakdatum: 9 juli 2014
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
(gemachtigde: G. Gieben)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaak [A 1] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 271.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013 bekend gemaakt.
1.2.
Op 8 oktober 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
1.3.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2013 de bij beschikking vastgestelde waarde verminderd tot € 217.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Verweerder heeft een kostenvergoeding toegekend van totaal € 265 (€ 235 kosten rechtsbijstand en € 30 voor het bijwonen van de hoorzitting).
1.4. Eiser heeft tegen de hoogte van de kostenvergoeding beroep ingesteld.
1.5.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde [B]. Namens verweerder is verschenen mr. A.G. Hendriks.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

Op 8 oktober 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Tijdens deze hoorzitting zijn 54 zaken van de gemachtigde van eiser geclusterd behandeld. De hoorzitting heeft totaal 6,5 uur in beslag genomen, hetgeen betekent dat sprake is geweest van een behandelingsduur van gemiddeld zes minuten per zaak.
Van deze 54 objecten is in 25 gevallen de waarde bij uitspraak op bezwaar verminderd.

3.Geschil

3.1.
In beroep is slechts de vergoeding van de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar in geschil.
3.2.Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van eiser voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nu verweerder de waarde en de aanslag bij uitspraak op bezwaar heeft verminderd, heeft eiser recht op een kostenvergoeding ten aanzien van de bezwaarfase.
4.2.
Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bepaalt onder meer dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van het Bpb – voor zover hier van belang – wordt het bedrag van de kosten bij uitspraak als volgt vastgesteld: ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Het derde lid van artikel 2 bepaalt dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
4.3.
Verweerder neemt het standpunt in dat in casu sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigen. Dienaangaande is het volgende van belang.
Uit de Nota van Toelichting bij het Bpb volgt dat de uitzondering wegens bijzondere omstandigheden is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen strikte toepassing van de forfaitaire regeling onrechtvaardig kan uitpakken. De rechter kan in die gevallen de volgens het Bpb berekende vergoeding verlagen of verhogen, maar mag daarbij geen afbreuk doen aan het karakter van een tegemoetkoming in de werkelijke kosten, aldus de toelichting. Gelet op deze toelichting dient de uitzondering wegens bijzondere omstandigheden door de rechter terughoudend te worden toegepast (vgl. HR 8 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0415).
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu geen sprake van bijzondere omstandigheden die afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat – zo is niet in geschil - het hoorgesprek is gehouden voor 54 verschillende eisers die in bezwaar kwamen tegen de waardering van verschillende niet vergelijkbare woningen, gelegen in verschillende straten, wijken of zelfs gemeenten, en waarbij per zaak afzonderlijke gronden zijn aangevoerd. Verweerder heeft in deze zaken de woningen ook aan de hand van verschillende referentiepanden en verschillende omstandigheden gewaardeerd en per zaak afzonderlijk uitspraak op bezwaar gedaan. De rechtbank gaat er met eiser vanuit dat voor elk object substantiële voorbereidingswerkzaamheden zijn verricht met het oog op het te houden hoorgesprek. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn betoog een met het oog op de hoorzitting opgemaakt voorbereidingsformulier van een van de objecten overgelegd. Op dit formulier staan diverse argumenten en kenmerken die van invloed kunnen zijn op de waarde van het desbetreffende object. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat een dergelijk voorbereidingsformulier voor elk van de tijdens het hoorgesprek aan de orde gekomen zijnde objecten is opgemaakt. Verweerder heeft dit ook niet weersproken. In de gegeven omstandigheden kan niet in redelijkheid worden gezegd dat met een afwijking van de forfaitaire kostenvergoeding, waarbij € 30 in plaats van het forfaitaire tarief van € 235 is toegekend per zaak, geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van een tegemoetkoming in de werkelijke kosten. Nu van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het derde lid van artikel 2 van het Bpb niet kan worden gesproken, dient vergoeding plaats te vinden op basis van het forfaitaire tarief. Aangezien het tarief per 1 januari 2014 is verhoogd tot € 243, en de rechtbank na deze datum uitspraak doet, dient thans een tarief van € 243 te worden gehanteerd.
4.5.
Verweerder heeft in zijn uitspraak op bezwaar voor het bezwaarschrift een wegingsfactor 1 gehanteerd. Nu voor de verscheidene proceshandelingen in de bezwaarfase dezelfde wegingsfactor dient te worden gehanteerd, zal ook voor het bijwonen van de hoorzitting van die wegingsfactor moeten worden uitgegaan (vgl. Hof Amsterdam 22 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2715). Dit brengt mee dat voor de hoorzitting een kostenvergoeding van € 243 dient te worden toegekend. De vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase komt daarmee totaal op € 486 (€ 243 indienen bezwaarschrift en € 243 bijwonen hoorzitting).
4.6.
Gelet op het vorenoverwogene wordt het beroep gegrond verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 487 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 0,5).

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt de kostenvergoeding van het bezwaar op € 486 (2 x € 243);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 487;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.