ECLI:NL:RBNHO:2014:599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
15/703428-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld tijdens woninginbraak

Op 28 januari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, [H] en [medeverdachte T], die beschuldigd werden van een woninginbraak met geweld. De feiten vonden plaats op 26 oktober 2013, toen de aangever, [slachtoffer], terugkeerde van vakantie en ontdekte dat er in zijn woning was ingebroken. Tijdens de inbraak werd hij door de verdachten aangevallen en geslagen. Getuigen zagen de verdachten wegrennen en een groene Volkswagen Caddy van het parkeerterrein achter de Hema wegrijden. De politie kon de verdachten kort na de inbraak aanhouden, waarbij zij in de auto kledingstukken aantroffen die overeenkwamen met de beschrijvingen van de getuigen. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, voldoende was om de verdachten te veroordelen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging en in de voor de nachtrust bestemde tijd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen maanden op aan de hoofdverdachte, [H]. De medeverdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703428-13 (P)
Uitspraakdatum: 28 januari 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte][H],
geboren op [datum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol Huis van Bewaring.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. Maarleveld en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2013 in de gemeente [E], in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan de[adres 1] en/of [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een of meer sieraden en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [x] [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] een of meerma(a)l(en) op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2013 in de gemeente [E], in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gepoogd heeft met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan de[adres 1] en/of [adres 2] aldaar, weg te nemen een of meer sieraden en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [x] [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] een of meerma(a)l(en) op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, zijnde dat misdrijf niet voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Wanneer de heer [slachtoffer] thuiskomt van vakantie overloopt hij twee inbrekers in zijn woning. Na een korte schermutseling gaan de twee mannen ervandoor. Aan de hand van het signalement van de mannen en de beschrijving van de auto waarmee de mannen mogelijk zijn weggereden, worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte T] aangehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de inbraak te hebben gepleegd. De rechtbank dient te beoordelen of de ten laste gelegde woninginbraak gevolgd van geweld, dan wel de poging daartoe, wettig en overtuigend bewezen is.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De getuigen verklaren dat zij een Volkswagen Caddy van het parkeerterrein hebben zien wegrijden maar dat zij niet hebben gezien dat de mannen, die zij over de [straat4] zagen lopen en die [getuige D] de [straat2] in zag lopen, in de Caddy zijn gestapt. Bovendien verklaren zij dat de Caddy rustig wegreed, terwijl ook de politie verklaart dat de Caddy rustig reed, hetgeen niet bij een vluchtpoging past. Ook het feit dat het een opvallende bedrijfsauto betrof, duidt niet op een geplande inbraak. De getuigen zijn pas laat gehoord, zodat zij al pratende over de zaak, samen tot een conclusie kunnen zijn gekomen. De raadsvrouw concludeert dat er onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Aangever [slachtoffer] komt 26 oktober 2013, omstreeks 22.45 uur [2] , terug van vakantie. [slachtoffer] is eigenaar van de winkel aan de [adres 2] te [E] en hij woont in een woning boven de winkel, gelegen aan de [adres 1] te [E]. Op het moment dat [slachtoffer] zijn woning binnengaat, merkt hij dat de achterdeur wel dicht is maar niet op slot zit. Als hij in de achterkamer staat, ziet hij twee schimmen in zijn huis. [slachtoffer] begint te schreeuwen en hij ziet dat er twee personen op hem afkomen. Beide personen slaan [slachtoffer] op het hoofd. Hij heeft geen pijn, maar hij ontdekt later dat zijn linker wenkbrauw bloedt. [3] [slachtoffer] ziet dat het tweetal de achterdeur uitrent. [slachtoffer] rent tot in de [straat2] achter het tweetal aan en roept diverse keren: “Houd de dief”. [4] Getuige [getuige G] hoort [slachtoffer] roepen en ziet halverwege de [adres 1] een tweetal personen wegrennen in de richting van de [straat2]. Hij ziet dat één persoon gekleed is in een blauwe jas dan wel sweater en dat de andere persoon een grijze jas of sweater draagt. [5] Ook de broers [N] en [C] [getuige R] horen [slachtoffer] roepen. [getuige R] ziet vanuit een zijdeurtje in de steeg een mannetje komen die achter twee mannen aanrent richting de [straat2]. Hierop rennen zij, via de [adres 1] en de [straat2], de[straat3] in alwaar zij getuigen [P] en [getuige D] tegenkomen. De gebroeders [getuige R] vragen aan [P] en [getuige D] of zij zojuist twee mannen voorbij hebben zien rennen. [6] [P] en [getuige D] vertellen dat zij twee rennende mannen richting de [straat4] hebben zien gaan. [7] Het viertal rent de [straat4] op. Op de [straat4] ziet Degenaars dat beide mannen rechtsaf de [straat2] inrennen, waar de parkeerplaats van de Hema is gelegen. [getuige R] verklaart dat vanaf de [straat4] zicht is op de parkeerplaats achter de Hema en dat hij daar een auto ziet starten die daar staat geparkeerd. Vanaf de [straat4] zien zij een groene Volkswagen Caddy vanaf het parkeerterrein achter de Hema wegrijden, rechtsaf de [straat4] op. Dit was de enige auto die wegreed. [8]
Omstreeks 22.51 uur komt verbalisant [R] ter plaatse in de [straat2] te [E]. Daar wordt hij door de gebroeders [getuige G], [P] en [getuige D] aangesproken. De jongens geven de volgende signalementen van de verdachten: Oost-Europese types, beiden 30 à 40 jaar oud, beiden kort haar, beiden ongeveer 1.85 meter lang, beiden gespierd/sportief uiterlijk, één gekleed in een grijze trui en één gekleed in een donkerblauwe trui. Twee van de jongens verklaren dat, kort nadat de verdachten uit het zicht waren, een groene Volkswagen Caddy, nieuw model met opschrift van een bedrijf, was weggereden van de parkeerplaats achter de Hema. Verbalisant [R] verspreidt de signalementen van de verdachten en de beschrijving van genoemd voertuig onder zijn collega’s. [9] Hierop rijdt verbalisant [M], omstreeks 22:56 uur, richting het station te [E]. Circa 75 meter voor de voetgangersoversteekplaats bij het station te [E] passeert hem een groene Volkswagen Caddy. [M] rijdt achter het voertuig aan en geeft het 300 meter verder op de [straat5] een stopteken, waarna de auto stopt. [M] ziet dat er twee personen in de auto zitten. Beiden hebben het uiterlijk van een ‘Oostblokker’ en zij hebben kort/kalend haar. Op de bank achter de voorste stoelen liggen een blauwe jas en een grijs vest. De bijrijder draagt een donkerblauw/zwart vest. De bestuurder legitimeert zich als zijnde [verdachte] [H]. De bijrijder legitimeert zich als zijnde [medeverdachte] [medeverdachte T]. Beide mannen worden aangehouden. [10]
Aangever [slachtoffer] is naar zijn woning teruggelopen. In de tuin ligt zijn blauwe boodschappentas, die normaal in een kast in de gang van de woning ligt. In de tas zitten diverse sieraden die [slachtoffer] herkent als sieraden die hij in zijn winkel heeft liggen. In de winkel ziet [slachtoffer] dat er inderdaad sieraden zijn weggenomen. [11]
Op 27 oktober 2013, omstreeks 00.15 uur, stelt verbalisant [H] een forensisch onderzoek in naar sporen in en nabij de woning/winkel gelegen aan de [adres 1] te [E]. Op de vierde trede van de trap in de woning wordt een schoenafdruk (AAGC7875NL) veiliggesteld. [12] Dit schoenspoor is onderzocht en vergeleken met de schoenen die verdachten droegen. Uit onderzoek blijkt dat het profiel en de maatvoering van het schoenspoor overeenkomen met het profiel en de maatvoering van de linkerschoen van verdachte [H]. Tevens blijken er geen niet-verklaarbare verschillen aanwezig te zijn. Het onderzochte spoor is veroorzaakt door een schoen soortgelijk aan de aangeboden schoenen van verdachte [H]. [13] Ook in de gang van de winkel wordt een schoenspoor aangetroffen en veiliggesteld (AAGC7878NL). [14] Ook dit schoenspoor is onderzocht en vergeleken met de schoenen die verdachten droegen. Uit onderzoek blijkt dat het profiel en de maatvoering van het schoenspoor overeenkomen met het profiel en de maatvoering van de rechterschoen van verdachte [medeverdachte T]. Tevens blijken er geen niet-verklaarbare verschillen aanwezig te zijn. Het onderzochte spoor is veroorzaakt door een schoen soortgelijk aan de aangeboden schoenen van verdachte [medeverdachte T]. [15]
4.4.
Bewijsoverwegingen
Getuigen zien twee mannen rennen, die worden omschreven als Oosteuropese types. De getuigen zijn de mannen even kwijt en zien dan een bestelauto (groene Volkswagen Caddy, met opschrift) van het parkeerterrein in [E] wegrijden. De getuigen zien niet dat er andere mensen lopen en ook wordt niet verklaard dat er nog andere auto’s wegrijden.
De (a priori) kans dat de politie vervolgens enkele minuten later de juiste verdachten heeft aangehouden op de dijk in [E] is vrij groot, uitgaande van het feit dat de door de getuigen beschreven bestelauto overeenkwam met de auto waarin de verdachten zaten.
Dat verdachte [medeverdachte T] tijdens de fouillering bezweet bleek te zijn – zoals beschreven door verbalisant [M] – maakt die kans groter. [medeverdachte T] heeft hiervoor echter met een medische onderbouwing een verklaring gegeven, het was die avond (gezien de opgevraagde gegevens van het KNMI) relatief warm en niet is gebleken dat verdachte [H] eveneens bezweet was. Deze waarneming draagt daarom niet bij aan het bewijs.
De getuigen [getuige G] en [P] hebben de wegrennende mannen beschreven als kalend of met zeer kort haar. Bovendien verklaarden zij te hebben gezien dat één van de verdachten een blauwe jas/sweater aan had en de andere verdachte een grijze jas/sweater. Tijdens hun aanhouding werd de haardracht van de verdachten door verbalisant [M] beschreven als “kalend / kort haar”. Verdachte [H] had een geel shirt aan en verdachte [medeverdachte T] een donkerblauw/zwart vest. In de auto van verdachten werden een blauwe jas en een grijs vest aangetroffen.
In de woning van het slachtoffer zijn schoensporen aangetroffen, niet afkomstig van het slachtoffer. Deze sporen bevatten geen voor identificatie geschikte onregelmatigheden. Vastgesteld kon worden dat het afdrukken waren van schoenen merk Puma, maat 45 en Nike, maat 44. Verdachten droegen verschillende merken schoenen (verdachte [medeverdachte T] Puma maat 45, verdachte [H] Nike, maat 44) zonder karakteristieke beschadigingen. Deze gecombineerde feiten leveren naar het oordeel van de rechtbank een grote bewijswaarde op in het nadeel van de verdachten. De kans dat een willekeurig stel personen deze combinatie van sporen heeft achtergelaten acht de rechtbank klein.
De advocaat van verdachten heeft aangevoerd dat de politie heeft verklaard dat de auto van verdachten met normale snelheid reed, toen verdachten werden aangehouden. Zij heeft daarover opgemerkt dat dat niet voor de hand ligt, als zij net een diefstal met geweld gepleegd zouden hebben. De rechtbank merkt daarover op dat dergelijk gedrag inderdaad minder verdacht maakt, maar ook kan passen bij een scenario dat verdachten de diefstal met geweld hadden gepleegd. Door (te) hard weg te rijden vestig je immers juist de aandacht op je.
Bovenstaande overwegingen leiden de rechtbank tot het oordeel dat het de verdachten en niet anderen zijn geweest die deze diefstal met geweld hebben gepleegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verdachte en zijn medeverdachte, die beiden iedere betrokkenheid bij het feit hebben ontkend, hebben bij de politie – en verdachte ter terechtzitting – inconsistente en tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent hun reisdoel en hun aanwezigheid in [E]. Ook deze verklaringen nopen dus niet tot een ander oordeel. Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de getuigen pas laat zijn gehoord, overweegt de rechtbank dat de getuigen op 26 oktober 2013 om 22:51 uur zijn bevraagd, zoals is gerelateerd door verbalisant [R] op 27 oktober 2013. Deze getuigen hebben later een formele verklaring afgelegd en ondertekend. Nu er echter tussen de melding van aangever en de eerste bevraging zes minuten zijn verstreken, mist het standpunt van de raadsvrouw dat de getuigen door het latere horen samen tot een conclusie zijn gekomen, feitelijke grondslag.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2013 in de gemeente [E], in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres 1] en op het adres [adres 2] aldaar, heeft weggenomen sieraden en een tas, toebehorende aan [x] [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht hebben geslagen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak, gevolgd van geweld. Hiermee werd aan de heer [slachtoffer] overlast en schade berokkend, maar ook werd hem letsel toegebracht toen de verdachten na betrapping op heterdaad ervoor kozen om hun vlucht mogelijk te maken door geweld tegen hem te gebruiken. Bovendien veroorzaakt een woninginbraak – en temeer indien die gepaard gaat met geweld – gevoelens van angst en onveiligheid, nu de woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, door de raadsvrouw onderbouwd met medische gegevens, grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd en die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
28 januari 2014.
Mr. G.D. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.In het proces-verbaal van aangifte staat vermeld “23:45 uur”, maar gelet op het feit dat de aangifte om 23:30 uur is opgenomen en verder in de aangifte ook over 22:45 uur wordt gesproken, gaat de rechtbank ervan uit dat 23:45 een kennelijke verschrijving is.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013113267-1, inhoudende de verklaring van [x][slachtoffer] van 27 oktober 2013, p. 138.
4.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013113267-1, inhoudende de verklaring van [x] [slachtoffer] van 27 oktober 2013, p. 138-139.
5.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013113267-11, inhoudende de verklaring van [getuige G] van 27 oktober 2013, p. 16.
6.Proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-51, inhoudende de verklaring van [N] van 18 december 2013, p. 23; proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-52, inhoudende de verklaring van[R] van 18 december 2013, p. 25.
7.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013113267-43, inhoudende de verklaring van [P] van 2 november 2013, p. 20; proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-53, inhoudende de verklaring van [getuige D] van 21 december 2013, p. 27.
8.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013113267-43, inhoudende de verklaring van [P] van 2 november 2013, p. 20; proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-53, inhoudende de verklaring van [getuige D] van 21 december 2013, p. 27; proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-51, inhoudende de verklaring van [N] van 18 december 2013, p. 23; proces-verbaal met nummer PL10RR 2013113267-52, inhoudende de verklaring van [R] van 18 december 2013, p. 25.
9.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2013113267-8, inhoudende de bevindingen van M.E. [R] van 27 oktober 2013, p. 10-11.
10.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2013113267-9, inhoudende de bevindingen van F.J.N. [M] van 27 oktober 2013, p. 14-15.
11.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013113267-1, inhoudende de verklaring van [x][slachtoffer] van 27 oktober 2013, p. 139.
12.Proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL10RO 2013113267-17, inhoudende de bevindingen van verbalisant [H], p. 72-73.
13.Proces-verbaal met nummer PL10RO 2013113267-28, inhoudende de bevindingen van [J] van 29 oktober 2013, p. 115-116.
14.Proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL10RO 2013113267-17, inhoudende de bevindingen van verbalisant [H], p. 73-74.
15.Proces-verbaal met nummer PL10RO 2013113267-28, inhoudende de bevindingen van [J] van 29 oktober 2013, p. 115-116.