ECLI:NL:RBNHO:2014:596

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
HAA 13/3178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2009

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur is genomen op 17 september 2012, met betrekking tot een op te leggen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het belastingjaar 2009. De rechtbank oordeelt dat op basis van een afdruk van een microfiche en een ambtsedige verklaring vaststaat dat eiser en/of zijn echtgenote in 1994 gerechtigd waren tot een bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg, met een saldo van minimaal f 23.000. Dit vermoeden rechtvaardigt de door de inspecteur gevraagde gegevens en inlichtingen voor de bepaling van de hoogte van de aanslag.

Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 melding gemaakt van banktegoeden, maar niet van buitenlandse rekeningen. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om de gevraagde gegevens te verstrekken, en stelt hem in de gelegenheid om dit alsnog te doen binnen vier weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/3178
Uitspraakdatum: 15 januari 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[X] te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Verweerder heeft met dagtekening 17 september 2012 op naam van eiser een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) genomen met betrekking tot een op te leggen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het belastingjaar 2009.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 juni 2013 de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2013. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder zijn verschenen mrs. D.P. Laansma en V.P. Wakkerman. De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak van [A], nummer 13/3179.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiser, geboren in [JAARTAL], is gehuwd met [A], geboren in [JAARTAL].
2.2.
Tot de stukken behoort:
- een afdruk van een microfiche, afkomstig van de [NAAM BANK] met de vermelding:
[TEKST]
;
- een ambtsedige verklaring van 2 augustus 2013 van een medewerker van de Belastingdienst FIOD waarbij deze aangeeft dat slechts één persoon als mogelijke rekeninghouder in aanmerking komt, te weten eiser.
2.3.
Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 melding gemaakt van banktegoeden, maar niet van in het buitenland aangehouden rekeningen.
2.4.
Verweerder heeft over eerdere jaren dan 2009 inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen geheven terzake van inkomsten uit buitenlandse bankrekeningen. Verweerder heeft nog geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de over die jaren opgelegde belastingaanslagen.
2.5.
Op 8 juni 2012 heeft verweerder met betrekking tot het belastingjaar 2009 vragen gesteld aan eiser. Deze heeft op 24 juni 2012 geantwoord dat hij geen bankrekening in het buitenland had aangehouden en daarom de gestelde vragen niet kon beantwoorden. In aansluiting hierop heeft verweerder de in geschil zijnde beschikking genomen met herhaling van de gestelde vragen.
2.6.
Op 11 november 2013 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat eiser en zijn echtgenote op verbeurte van een dwangsom moeten voldoen aan het nakomen van de verplichtingen op grond van het bepaalde in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Eiser en zijn echtgenote hebben aansluitend contact gezocht met [NAAM BANK].

3.Geschil

In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beschikking.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 47, eerste lid, Awr is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 52a Awr kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat niet of niet volledig aan de verplichtingen van artikel 47 is voldaan. Bij een eventueel bezwaar tegen een belastingaanslag wordt deze op grond van artikel 25 Awr gehandhaafd als de daarop betrekking hebbende informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, tenzij zou zijn gebleken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
4.2.
De rechtbank is op basis van de afdruk van het microfiche en de ambtsedige verklaring als genoemd in 2.2, van oordeel dat vaststaat dat eiser en/of zijn echtgenote in 1994 gerechtigd waren tot een bankrekening bij de [NAAM BANK] tot (minimaal) het genoemde saldo van ruim f 23.000. De rechtbank hecht geen geloof aan de ontkenning daarvan door eiser en zijn verklaring ter zitting dat de rekening mogelijk per abuis (mede) op zijn naam is gesteld ter gelegenheid van het wisselen van valuta tijdens vakanties in Luxemburg. Ook de weergave van het contact met de [NAAM BANK] aan het einde van 2013 acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat eiser niet over meer gegevens met betrekking tot de rekening beschikt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het vermoeden gerechtvaardigd dat de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over 2009. Onder deze omstandigheden rust op eiser de verplichting de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken en kan hij niet volstaan met de ontkenning dat hij rekeninghouder is (geweest). Eiser heeft niet aan deze verplichting voldaan en zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
4.3.
Het is aan verweerder te bezien of hij aan de hand van de al dan niet nader van eiser verkregen informatie de aanslag over 2009 zal opleggen in afwijking van de aangifte en om in de eventuele bezwaarfase te beoordelen of en in hoeverre hij de opgelegde aanslag op de voet van genoemd artikel 25 Awr handhaaft.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond en
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak te voldoen aan de in de beschikking van 17 september 2012 opgenomen verplichtingen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.