ECLI:NL:RBNHO:2014:585

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_5202 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor het maken van een droogloop op het dak van een pand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De zaak betreft een verzoekster die bezwaar heeft gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het maken van een droogloop op het dak van een pand waarin een filiaal van een bedrijf is gevestigd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de vergunning te verlenen. De voorzieningenrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat het bouwplan een functionele voorziening betreft die bedoeld is om de kantine bereikbaar te houden en dat deze van beperkte invloed is op de omgeving, waaronder de privacy van de verzoekster. De afstand van het bouwwerk tot de woning van verzoekster is ook meegewogen in de beslissing.

De voorzieningenrechter heeft de vrees van verzoekster dat het bouwplan een opmaat is voor meer en omvangrijker bebouwing op het dak van het pand vooralsnog niet gedeeld. Tevens is overwogen dat verzoekster, indien zij meent dat het bouwplan zal leiden tot waardedaling van haar woning, een verzoek om vergoeding van planschade kan indienen bij de verweerder. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/5202
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, verweerder
(gemachtigde: mr. A.E. Hopman)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [plaatsnaam 1].

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2013, verzonden 29 november 2013, (het primaire besluit) heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor het maken van een droogloop op het dak van het pand[adres] in [plaatsnaam 2]
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Verzoekster is verschenen vergezeld van [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door M. Jansen, beiden werkzaam bij de gemeente Heemstede.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Het bouwplan voorziet in de realisatie van een droogloop op het dak van het pand waarin een filiaal van de [bedrijf] is gevestigd. Het inpandige trappenhuis wordt verplaatst en biedt via de te realiseren droogloop toegang tot de kantine die zich eveneens op het dak bevindt
.De bouwlocatie bevindt zich op een afstand van 17,5 meter van de achtertuin van de woning van verzoekster en op 26 meter van de achtergevel van de woning. De woning van verzoekster is zodanig gesitueerd dat zij vanaf de eerste en tweede verdieping van de achterzijde van haar woning zicht heeft op de droogloop.
3.
De gronden waarop de droogloop worden gerealiseerd hebben in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Centrum en omgeving” de bestemming “Centrum-1”. Ingevolge de planvoorschriften geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 4.00 meter. Het bouwplan is hiermee in strijd, nu als gevolg daarvan de totale hoogte van de bebouwing uitkomt op 5.99 meter.
4.
Teneinde de droogloop niettemin mogelijk te maken heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 2º, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en vierde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Daarbij heeft verweerder betrokken - zo begrijpt de voorzieningenrechter - de ingevolge het Bouwbesluit 2012 voor de droogloop vereiste binnenmaat van 2.30 meter alsmede het gegeven dat het bestemmingsplan ter plaatse ondergeschikte bouwwerken (zoals liftkokers) tot 2.00 meter toelaat. Voorts heeft verweerder daarbij betrokken dat de droogloop nauwelijks zichtbaar is vanaf de straat.
5.
Verzoekster voert aan dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te wijken van het bestemmingsplan. De motivering die verweerder hiervoor heeft gegeven is niet afdoende. Bovendien heeft verweerder de belangen van omwonenden – aantasting van woongenot en privacy – onvoldoende meegewogen in de besluitvorming.
5.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op basis van de door hem in aanmerking genomen factoren in redelijkheid tot de thans bestreden beslissing heeft kunnen komen. Daarbij acht zij tevens van belang dat het hier gaat om een functionele voorziening bedoeld om de kantine bereikbaar te houden, die van beperkte invloed is op de omgeving, waaronder de privacy van verzoekster, nu het een verkeersruimte betreft en geen verblijfsruimte, alsmede gelet op de afstand van het bouwwerk tot de woning van verzoekster.
De vrees dat dit bouwplan een opmaat is voor meer, en omvangrijker bebouwing op het dak van de [bedrijf] deelt de voorzieningenrechter vooralsnog niet.
Voor zover verzoekster meent dat het bouwplan zal leiden tot waardedaling van haar woning, kan zij een verzoek om vergoeding van planschade indienen bij verweerder.
6.
Het betoog van verzoekster dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand faalt. Alhoewel de voorzieningenrechter constateert dat in het bestreden besluit vermeldt dat de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit (hierna: de adviescommissie) het bouwplan heeft getoetst aan de criteria die gelden voor reclame, is ter zitting genoegzaam gebleken dat dit een kennelijke verschrijving betreft. Verweerder heeft hiertoe ter zitting een advies overgelegd van de adviescommissie van 26 september 2013 waaruit blijkt dat getoetst is aan de gebiedsgerichte welstandscriteria. Ook overigens is niet gebleken dat het advies van de adviescommissie op onjuiste wijze tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins gebreken kleven.
7.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.