Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Procesverloop
Overwegingen
Ter zitting heeft verweerder aangegeven de begunstigingstermijn in de bestreden besluit te verlengen tot drie weken na de datum van de zitting van de voorzieningenrechter.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een steiger en berging naast zijn woonboot had gerealiseerd zonder de vereiste omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Waterland had de verzoeker op 18 december 2013 gelast om de steiger en berging vóór 30 januari 2014 te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,--. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de steiger en berging als bouwwerken moeten worden aangemerkt, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de steiger voldoende steun vindt op de grond en dat het enkele feit dat er ruimte is tussen de steiger en de woonboot of de wal, hieraan niet afdoet. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuursorgaan zouden nopen om af te zien van handhavend optreden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen zicht op legalisatie was en het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet werd gehonoreerd. De voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat het bestuursorgaan in principe moet optreden bij overtredingen van wettelijke voorschriften. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.