ECLI:NL:RBNHO:2014:584

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
AWB-14_111 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van een steiger en berging zonder omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een steiger en berging naast zijn woonboot had gerealiseerd zonder de vereiste omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Waterland had de verzoeker op 18 december 2013 gelast om de steiger en berging vóór 30 januari 2014 te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,--. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de steiger en berging als bouwwerken moeten worden aangemerkt, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de steiger voldoende steun vindt op de grond en dat het enkele feit dat er ruimte is tussen de steiger en de woonboot of de wal, hieraan niet afdoet. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuursorgaan zouden nopen om af te zien van handhavend optreden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen zicht op legalisatie was en het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet werd gehonoreerd. De voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat het bestuursorgaan in principe moet optreden bij overtredingen van wettelijke voorschriften. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/111
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te [woonplaats 1], verzoeker
(gemachtigde: E.P. Blaauw),
en
het college van burgemeester en wethouders van Waterland, verweerder
(gemachtigde: N. Piersma).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker gelast de steiger en de berging naast de woonboot op het adres [adres] te [woonplaats 1] te verwijderen en verwijderd te houden vóór 30 januari 2014 op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- ineens.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Gemachtigde van verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
De steiger en daarop gemonteerde berging zijn door verzoeker gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verweerder de steiger en berging ten onrechte zonder zodanige vergunning heeft opgericht en in stand gelaten. Gelet hierop heeft verweerder besloten handhavend op te treden.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven de begunstigingstermijn in de bestreden besluit te verlengen tot drie weken na de datum van de zitting van de voorzieningenrechter.
3.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift. In geval van zowel de steiger als de berging is sprake van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is.
Onder bouwwerk wordt verstaan elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Ten aanzien van de steiger staat voldoende vast dat deze bedoeld is om ter plaatse te functioneren en indirecte steun vindt op de grond. Vaststaat dat hij alleen op die plaats kan blijven liggen doordat hij mede steunt op een stelsel van de afhouder en steunkabels waarmee de woonboot aan de wal is verankerd. Het enkele feit dat er ruimte zit tussen de steiger en de woonboot aan de ene kant en de steiger en de wal aan de andere kant, doet daaraan niet af.
Ook de berging is een bouwwerk. Niet is gebleken van een regeling op grond waarvan voor dit bouwwerk geen omgevingsvergunning voor bouwen nodig is.
Nu zowel de steiger als de berging vergunningplichtig is en hiervoor geen omgevingsvergunning is afgegeven, is verweerder bevoegd handhavend op te treden.
4.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5.
Ten aanzien van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden die verweerder zouden nopen af te zien van handhavend optreden overweegt de voorzieningenrechter dat van zicht op legalisatie is geen sprake nu geen aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend.
Het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar steigers in de directe omgeving, geeft verweerder evenmin aanleiding af te zien van handhavend optreden. Verweerder ter zitting aangegeven dat een onderzoek naar deze steigers zal worden opgestart.
Het betoog van verzoeker dat het vertrouwensbeginsel is geschonden treft evenmin doel. Voor zover al moet worden aangenomen dat een ambtenaar aan verzoeker heeft aangegeven dat de steiger vergunningvrij zou zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de visie van een ambtenaar terzake het al dan niet vergunningplichtig zijn van de steiger, niet kan worden tegengeworpen aan verweerder.
Tot slot maakt het enkele feit dat de steiger was gebouwd voor inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet dat verweerder kon afzien van handhavend optreden, zoals verzoeker heeft betoogd.
6.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.