ECLI:NL:RBNHO:2014:5731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
20 juni 2014
Zaaknummer
AWB-14_2225
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van WWB-uitkering wegens niet-melding van op geld waardeerbare werkzaamheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de opschorting van een WWB-uitkering. Verzoekster, die bijgestaan werd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, dat op 12 mei 2014 haar uitkering had opgeschort. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of de opschorting rechtmatig was en of er aanleiding was om deze bij wijze van voorlopige voorziening ongedaan te maken.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet alle benodigde gegevens had verstrekt die zij op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) had moeten indienen. Verzoekster had verklaard dat zij katten en kittens van haar vader in huis had gekregen en dat zij zorg droeg voor deze dieren, inclusief het verzorgen van hun voeding en medicatie. Tevens had zij een cattery aangevraagd en was zij actief betrokken bij de verkoop van de katten. Dit alles werd door de voorzieningenrechter aangemerkt als op geld waardeerbare werkzaamheden, waarover verzoekster melding had moeten maken bij de verweerder.

De rechter concludeerde dat de opschorting van de uitkering door de verweerder rechtmatig was, omdat verzoekster had nagelaten de vereiste informatie te verstrekken. Bovendien was er geen aanleiding om de opschorting ongedaan te maken, aangezien verzoekster nog steeds niet alle gevraagde gegevens had ingediend, waaronder belangrijke informatie van de dierenarts. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, in aanwezigheid van griffier mr. A. Buiskool.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 14/2225
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 20 juni 2014 in de zaak tussen
[verzoekster] te[woonplaats], verzoekster,
(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers)
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoekster ontvangt op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) per diezelfde datum opgeschort.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. W.R.S. Ramhit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde I. Roubos.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
De voorzieningenrechter staat allereerst geplaatst voor de vraag of verweerder op
12 mei 2014 bevoegd was de bijstandsuitkering van verzoekster op te schorten. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Hiervoor is het volgende redengevend.
3.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter is aannemelijk geworden dat verzoekster niet alle gegevens aan verweerder heeft verstrekt, die zij op grond van de WWB wel aan verweerder zou moeten verstrekken. Verzoekster heeft zelf verklaard dat zij vanaf december 2013, dan wel januari 2014 katten en kittens van haar vader in huis heeft gekregen. Daarbij heeft verzoekster verklaard dat zij zorgdraagt voor deze katten en kittens. Verzoekster doet de inkoop van de benodigde voeding en verzorgd hun medicatie. Daarbij heeft verzoekster in juli 2013 op haar naam een cattery (kattenfokkerij) aangevraagd. Tevens is op naam van verzoekster een lidmaatschap afgesloten bij een fokkersvereniging. Verzoekster voert het woord bij kopers. Verzoekster beheert de website en er worden advertenties op marktplaats geplaatst op het account van verzoekster. Uit al deze punten blijkt dat verzoekster zich intensief met het fokken van katten heeft beziggehouden, al dan niet in samenwerking met haar vader. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het hier om op geld waardeerbare werkzaamheden, waarvan verzoekster op grond van de WWB melding had moeten doen bij verweerder. Verzoekster heeft dit nagelaten, zodat verweerder bevoegd was op grond van artikel 54, eerste lid, van de WWB de uitkering van verzoekster op te schorten.
4.
Vervolgens staat de voorzieningenrechter geplaatst voor de vraag of verzoekster inmiddels alle gegevens heeft ingediend, op grond waarvan aanleiding zou zijn de opschorting ongedaan te maken. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval.
5.
In het onderhavige geval is het belangrijkste punt waarover door verzoekster nog altijd geen gegevens zijn verschaft, de administratie van de dierenarts en de registratie van de katten bij deze dierenarts. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze gegevens van belang zijn bij de beoordeling van haar recht op bijstand. Voorts is het aan verzoekster om deze gegevens te overleggen. De omstandigheid dat de dierenarts op dit moment op vakantie is, dient voor rekening en risico van verzoekster te blijven. Geoordeeld wordt dat bij deze stand van zaken er geen aanleiding is om de opschorting bij wijze van voorlopige voorziening ongedaan te maken. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Buiskool, griffier, op 20 juni 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open