ECLI:NL:RBNHO:2014:4924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
14/810205-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige inbreuk op procesorde door openbaar ministerie in woninginbraakzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2014, werd de verdachte beschuldigd van twee woninginbraken die plaatsvonden op 6 mei 2012 in de gemeente Zijpe. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie een ernstige inbreuk had gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde door een ontlastende getuigenverklaring niet aan het dossier toe te voegen. Ondanks deze fout, oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van een grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, aangezien de getuige uiteindelijk ter zitting was gehoord en zijn verklaring aan het dossier was toegevoegd voordat de beslissing over de bewezenverklaring werd genomen. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou in de vroege ochtend van 6 mei 2012 in een woning aan [adres delict 1] een horloge, portemonnee en ring hebben gestolen, en in een andere woning aan [adres delict 2] een laptop en porseleinen bord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich toegang had verschaft tot de woningen door middel van braak en inklimming. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan beide feiten, mede op basis van getuigenverklaringen en het aantreffen van de bromfiets van de verdachte in de nabijheid van de inbraken.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zeven maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, die zich in hun persoonlijke levenssfeer ernstig benadeeld voelden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810205-12 en 23/001213-10 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Uitspraakdatum: 28 mei 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 april 2014 en 14 mei 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De politierechter heeft de zaak op 14 april 2014 verwezen naar deze kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op 06 mei 2012, te omstreeks 04.00 uur, in de gemeente Zijpe, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres delict 1] te [pleegplaats 1], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en/of een portemonnee en/of een ring, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 2:
hij op of omstreeks 06 mei 2012 in de gemeente Zijpe met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] te[pleegplaats 2], heeft weggenomen een laptop (merk Sony) en/of een (porseleinen) bord, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter zitting is op verzoek van de verdediging een door de verdediging meegebrachte getuige gehoord. Volgens de onderbouwing van het verzoek om deze getuige te horen, zou de getuige het alibi van verdachte kunnen bevestigen. Uit het dossier komt niet naar voren dat deze getuige eerder door de politie is gehoord.
Tijdens het verhoor ter zitting verklaarde de getuige echter al direct dat hij wel eerder door de politie was verhoord en dat daarvan ook een schriftelijke verklaring was opgenomen. De officier van justitie deelde mee dat zij daarvan geen weet had en dat zij werd overvallen door deze mededeling. Zij heeft tijdens de zitting vervolgens telefonisch overleg gehad en daarna meegedeeld dat het juist was wat de getuige verklaarde. Korte tijd later heeft zij ter zitting het desbetreffende proces-verbaal van verhoor kunnen overleggen.
Uit dat proces-verbaal blijkt dat de getuige bij de politie een verklaring had afgelegd, waarin hij bevestigde dat verdachte in de nacht van het ten laste gelegde feit bij hem thuis was.
De rechtbank acht het niet eerder toevoegen van dit proces-verbaal aan het dossier een zeer ernstige fout. Het gaat hier immers om een de verdachte ontlastende verklaring. In het strafproces moet er vanwege de waarheidsvinding op vertrouwd kunnen worden dat niet alleen belastende processen-verbaal van opsporingsambtenaren in het dossier worden opgenomen, maar evenzeer ontlastende. Het dossier dient een juiste en volledige weergave te bevatten van de verrichte opsporingshandelingen.
Door dat in dit geval niet te doen, is een inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank heeft echter niet vastgesteld dat dit doelbewust is gebeurd. Ook is er – uiteindelijk – geen sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige is immers vóór de beslissing over de bewezenverklaring aan het dossier toegevoegd, terwijl de getuige ook ter zitting is gehoord.
De rechtbank laat het daarom bij de voorgaande vaststelling en stelt vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
Voorts zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die in de woningen heeft ingebroken. Er was geen sprake van een ‘gave’ herkenning van verdachte, aangezien er sprake was van voorkennis bij de betreffende verbalisant die verdachte naderhand heeft herkend. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij die nacht bij getuige [getuige 3] heeft geslapen en dat zijn bromfiets die nacht daar gestolen is. Getuige [getuige 3] heeft bevestigd dat verdachte die nacht bij hem heeft doorgebracht.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 6 mei 2012 kwam getuige[getuige 1] omstreeks 04:05 uur thuis ([adres getuige 1]). Getuige zag een vreemde man lopen aan de voorzijde van de woning van zijn achterburen. De man keek bij het keukenraam van de achterburen naar binnen. Hij liep verder naar de zijkant van de woning en getuige zag dat hij met een zaklantaarn in de woning scheen en keek. Getuige heeft toen 112 gebeld. Getuige zag op enig moment dat de man binnen in de woning van de achterburen was en rondscheen met zijn zaklantaarn. Kort daarna zag getuige de politie komen. Een politieagent met hond ging naar de achterzijde van de woning en een andere collega ging naar de voorzijde. Kort daarna zag getuige de verdachte persoon op het serredak aan de achterzijde van de woning van de achterburen. Even later stond hij bij de dakgoot/regenpijp van buren van de achterburen. Getuige had inmiddels telefonisch doorgegeven aan de politie dat ze naar de Korte Bosweg moesten gaan omdat de dader die kant op kon gaan via de tuinen. De dader kwam weer richting het serredak van de achterburen en ging snel het dak af. Hij is vervolgens door de sloot gegaan en langs de zijkant van de woning van getuige kwam de dader uit op de Willem ’t Hartstraat. [2] Getuige [getuige 2]zag hem vervolgens richting de Korte Bosweg lopen. [3] Getuige[getuige 1] kon de man als volgt omschrijven: 1.75 a1.80 meter lang, een breed postuur (met name de schouders), een zwarte (donkerkleurige) jas die op een bomberjack leek, een zwarte (donkerkleurige) broek, donkerkleurige muts (geen baseball pet) en donkerkleurige schoenen. [4]
Diezelfde nacht omstreeks 04:40 uur werd aangever [slachtoffer 1] - woonachtig te [adres delict 1], [pleegplaats 1], gemeente Zijpe - wakker van hard geschreeuw. Hij hoorde: ‘stop politie’. Toen zag hij dat zijn schuifpui - welke hij de avond daarvoor wel dicht, maar niet op slot had gedaan - open stond en dat er iemand in zijn woning was geweest. Aangever zag dat de laadjes van de vitrinekast in de keuken open stonden. In deze kast lag een gouden horloge, deze bleek weg te zijn. Aangever zag in de woonkamer dat zijn portemonnee met inhoud weg was, deze had hij neergelegd op de dressoirkast. Voorts zag aangever dat hij een gouden zegelring met zwarte steen miste. Deze had hij op de salontafel in de woonkamer gelegd. [5]
Verbalisant [Verbalisant 1] kwam omstreeks 04:35 uur ter plaatse op voornoemd adres. Zij zag
- nadat zij haar collega ‘politie, staan blijven’ had horen roepen - een manspersoon de tuin van Gruttostraat 14 inlopen. De man keerde zich gelijk om en begon op het garage dak van Gruttostraat 16 te klimmen.
Verbalisant [Verbalisant 1] zag dat het een blanke man was van ongeveer 180 centimeter lang. Zij zag dat hij geheel in het zwart gekleed was en een zwarte rugtas op zijn rug droeg, hij had kort gemillimeterd haar. Hij klom razendsnel het dak op en verdween uit haar zicht. Nadat zij haar hoofd om de hoek van de schutting van Gruttostraat 16 stak, zag zij dat de man de sloot was ingesprongen en nu aan de andere zijde de sloot uitklom. Verbalisant [Verbalisant 1] rende samen met een collega achter de man aan. Zij kwamen uit op de Willem ’t Hartstraat. Er liep een spoor van natte voeten richting de Korte Bosweg. Na 1 minuut zag verbalisant [Verbalisant 1] in de C. de Leeuwstraat een schim wegduiken in de voortuin van huisnummer 22. Zij liep erheen en deed haar zaklamp aan en zag dat de man qua signalement voldeed aan de man die zij eerder in de tuin van Gruttostraat 16 had gezien. Zijn zwarte kleding was nat. [6] Hij bloedde uit zijn neus en was buiten adem. Hij had een zwarte rugtas op zijn rug. Het was een blanke man van ongeveer 180 centimeter, had zwart gemillimeterd haar en zware wenkbrauwen. Ze hield de man aan, maar deze wist uiteindelijk te ontkomen nadat hij zijn rugtas van zich afschudde en zich had losgerukt. Verbalisant [Verbalisant 1] zag dat de zwarte rugtas van de man midden op straat lag voor C. de Leeuwstraat 22 en zij nam deze in beslag. Zij zag de man razendsnel het schuurdak opklimmen van huisnummer 21 en hij verdween hierna uit haar zicht. Verbalisant [Verbalisant 1] hoorde verbalisant[verbalisant 2] zeggen dat gezien het signalement, de werkwijze en het snelle en vele klimmen van de man, hij moest denken aan de werkwijze van [verdachte] uit Den Helder. Verbalisant [Verbalisant 1] hoorde[verbalisant 2] zeggen dat hij ambtshalve meermalen met deze man in aanraking was geweest. [7]
Diezelfde nacht werd er door verbalisant [verbalisant 3] om 05:30 uur een bromfiets aangetroffen op een voetpad gelegen aan de Kemphaanweg met de kruising Koning Willem II weg. [8] De afstand tussen de woning aan de [adres delict 1] en de locatie van het aantreffen van de bromfiets was circa 222 meter. [9] Het kenteken van de bromfiets stond op naam van [Betrokkene 1]. [10] [Betrokkene 1], de vader van verdachte, heeft verklaard dat de bromfiets in gebruik was bij verdachte. [11]
Na het aantreffen van de bromfiets, mailde verbalisant [verbalisant 4] een foto van verdachte naar verbalisant [Verbalisant 1]. Omstreeks 05:44 uur opende zij haar mail en zag de foto die verbalisant [verbalisant 4] haar had gestuurd. Verbalisant [Verbalisant 1] wist met honderd procent zekerheid te zeggen dat dit de man was die zij zojuist had aangehouden en daarna ontsnapt was. [12] Verbalisant [Verbalisant 1] opende vervolgens de in beslag genomen zwarte rugtas. In de rugtas vond zij onder meer een grijs metallic gekleurde Sony laptop. [13]
[slachtoffer 2], woonachtig op de[adres delict 2] te [pleegplaats 2], gemeente Zijpe, heeft op 6 mei 2012 aangifte gedaan van een woninginbraak. Aangever bevond zich tussen 5 mei 2012 te 22:00 uur en 6 mei 2012 te 07:15 uur in de slaapkamer op de 1e verdieping. [14] In de ochtend van 6 mei 2012 ontdekte hij de diefstal, toen hij zag dat het raam aan de achterzijde openstond. [15] Het uitzetijzer van het bovenlicht van de woonkamer – welke op de tochtstand had gestaan – bleek te zijn losgeschroefd waardoor er in de woonkamer kon worden geklommen. Het draairaam kon met de twee raamboompjes van binnenuit worden ontsloten en worden geopend. [16] Uit de woning is een zilverkleurige portable computer (Sony) en een porseleinen bordje weggenomen. [17] De achtergrond op het scherm van de gestolen laptop bleek overeen te komen met datgene wat te zien was op de door de politie aangetroffen laptop. Ook het wachtwoord van het programma Keepass2, welk programma op deze laptop stond, werd – nadat dit wachtwoord telefonisch door benadeelde [Betrokkene 2] (de rechtbank begrijpt: de partner van aangever [slachtoffer 2]) was doorgegeven aan de verbalisant – geaccepteerd. [18]
3.4.
Bewijsoverweging
De bromfiets
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de nacht van 5 op 6 mei 2012 bij getuige [getuige 3] heeft geslapen en dat zijn bromfiets daar is gestolen. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Verdachte heeft op 6 mei 2012 om 11:30 uur - nadat hij was aangehouden en op het politiebureau zijn bromfiets zag staan - volgens verbalisant[verbalisant 5] verklaard dat zijn bromfiets die nacht bij hem thuis zou zijn gestolen. Hij zou zijn vader die nacht hebben gebeld om te vertellen dat de bromfiets gestolen was. De vader van verdachte verklaart dat hij die zondagochtend door verdachte werd gebeld, met de mededeling dat de bromfiets gestolen zou zijn. Later verklaart verdachte dat zijn bromfiets die nacht is gestolen bij getuige [getuige 3], waar verdachte die nacht geslapen zou hebben. [getuige 3] heeft verklaard dat - nadat verdachte die nacht bij hem op de bank in slaap was gevallen - verdachte op 6 mei 2012 om 10 uur, half 11 in de ochtend voor zijn deur stond, aanbelde en vertelde dat de bromfiets gestolen was. Voornoemde getuige weet niet wanneer verdachte zijn huis heeft verlaten.
Gelet op het feit dat verdachte zelf pas rond half 12 in de ochtend na confrontatie met de bromfiets op het politiebureau verklaart dat zijn bromfiets gestolen is, zowel zijn vader als de getuige hebben verklaard dat zij in de ochtend (in het geval van [getuige 3] omstreeks 10 uur, half 11) door verdachte van de diefstal op de hoogte zijn gesteld en daarmee dus na het tijdstip van de inbraken, alsmede het feit dat verdachte wisselvallig verklaart over de plaats waar de bromfiets gestolen zou zijn, maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte dat zijn bromfiets die nacht is gestolen, ongeloofwaardig acht.
Bovendien lag getuige [getuige 3] volgens zijn verklaring te slapen op het tijdstip dat de inbraken werden gepleegd. Hij kan dus uit eigen waarneming niet verklaren waar verdachte zich op dat moment bevond. Uit zijn verklaring inhoudende dat verdachte de volgende ochtend voor zijn deur stond en aanbelde, kan – integendeel – juist worden afgeleid dat verdachte niet de gehele nacht bij hem is gebleven. Dit brengt mee dat verdachte geen sluitend alibi heeft en de rechtbank het aantreffen van de bromfiets in de directe omgeving van de woninginbraak op de[adres delict 1] mede voor het bewijs zal bezigen.
De herkenning van verdachte
Inzake het verweer dat er geen sprake was van een ‘gave’ herkenning van verdachte, aangezien er sprake was van voorkennis bij de betreffende verbalisant die verdachte naderhand herkend heeft, overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige[getuige 1] heeft verklaard over een man van 175 a 180 centimeter lang, met onder andere een breed postuur, een zwarte (donkerkleurige) jas, een zwarte (donkerkleurige) broek en donkerkleurige schoenen. Verbalisant [Verbalisant 1] heeft verklaard over een man van ongeveer 180 centimeter lang, zwart gemillimeterd haar, zware wenkbrauwen en zwarte kleding. Deze signalementen komen grotendeels met elkaar overeen.
De foto van verdachte die is getoond aan verbalisant [Verbalisant 1] past in het signalement dat zij heeft gegeven, met name waar het de haardracht en de wenkbrauwen betreft. Dat zij de verdachte vervolgens voor honderd procent op de foto heeft herkend, moet dan ook als aanvullend bewijsmiddel op de reeds eerder genoemde signalementen worden gezien en is in zoverre bruikbaar voor het bewijs.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien,
met in het bijzonder:
- voornoemde signalementen die overeenkomen met het uiterlijk van verdachte,
- het aantreffen van de bromfiets van verdachte in de buurt van de[adres delict 1],
- het feit dat een andere verbalisant heeft opgemerkt dat gezien het signalement, de werkwijze en het snelle en vele klimmen van de man hij moest denken aan de werkwijze van verdachte, alsmede
- de honderd procent herkenning van verdachte door verbalisant [Verbalisant 1],
acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die die nacht in beide woningen heeft ingebroken. De rechtbank betrekt bij dat oordeel eveneens dat de beide inbraken in dezelfde nacht in een korte tijdspanne hebben plaatsgevonden en het een feit van algemene bekendheid is dat de plaatsen [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] op korte afstand van elkaar zijn gelegen, zoals ook volgt uit het proces-verbaal op pagina 61 van het dossier, namelijk circa 13 kilometer.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 6 mei 2012, omstreeks 04.00 uur, in de gemeente Zijpe, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres delict 1] te [pleegplaats 1], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en een portemonnee en een ring, toebehorende aan [slachtoffer 1];
Feit 2:
hij op of omstreeks 6 mei 2012 in de gemeente Zijpe met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres delict 2]te [pleegplaats 2], heeft weggenomen een laptop (merk Sony) en een porseleinen bord, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee woninginbraken. Verdachte heeft ’s nachts, terwijl de bewoners van de desbetreffende woningen lagen te slapen, al dan niet middels braak en inklimming, de woning van de aangevers betreden. Bij beide inbraken heeft verdachte waardevolle spullen weggenomen, waaronder een laptop, een horloge en een portemonnee. De rechtbank acht dit ernstige feiten en tilt er zwaar aan dat verdachte deze misdrijven kennelijk uit puur financieel gewin heeft gepleegd. Naast materiële schade en overlast maken woninginbraken ook een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners, hetgeen bij hen grote gevoelens van angst en onveiligheid en meer in het algemeen onrust in de samenleving veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat onder meer gekeken naar straffen die ten aanzien van dit soort strafbare feiten plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de feiten ruim twee jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte
- blijkens het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 april 2014 - in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Voorts liep verdachte in een proeftijd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 24 mei 2011 in de zaak met parketnummer 23/001213-10 heeft het gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van opzetheling, meermalen gepleegd, diefstal door middel van valse sleutels en diefstal in vereniging door middel van braak en inklimming, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 14 september 2011 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 juni 2011 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/001213-10 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 24 mei 2011.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Stalenhoef, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
2.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10SW 2012050384-11 van 6 mei 2012, inhoudende de verklaring van getuige[getuige 1], pagina 33
3.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10SW 2012050384-25 van 8 mei 2012, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2], pagina 31
4.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10SW 2012050384-11 van 6 mei 2012, inhoudende de verklaring van getuige[getuige 1], pagina 34
5.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10SW 2012050384-1 van 8 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1], pagina 24
6.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-6 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [Verbalisant 1], pagina 36
7.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-6 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [Verbalisant 1], pagina 37
8.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-3 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pagina 40
9.Proces-verbaal met nummer 2012050384 van 15 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], pagina 62
10.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-3 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pagina 40
11.Proces-verbaal met nummer PL10AL 2012050384-33 van 14 mei 2012, inhoudende de verklaring van getuige [Betrokkene 1], pagina 48
12.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-6 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [Verbalisant 1], pagina 37 en 38 en een schriftelijk bescheid te weten een foto, pagina 103
13.Proces-verbaal met nummer PL10SW 2012050384-6 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [Verbalisant 1], pagina 38
14.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10SW 2012050419-1 van 6 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangever[slachtoffer 2], pagina 64
15.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10SW 2012050419-1 van 6 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangever[slachtoffer 2], pagina 65
16.Proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL10RO 2012050419-2, van 6 mei 2012, pagina 68
17.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10SW 2012050419-1 van 6 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangever[slachtoffer 2], pagina 65
18.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2012050419-3 van 6 mei 2012, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], pagina 70