ECLI:NL:RBNHO:2014:4793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_4891
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en kosten voor gemene rekening in samenwerkingsovereenkomst tussen onderwijsinstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderwijsinstelling, en de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen omzetbelasting. Eiseres had een naheffingsaanslag van € 169.943 en heffingsrente van € 11.253 ontvangen over de jaren 2009 tot en met 2011, en daarnaast ook naheffingsaanslagen voor de jaren 2012 en 2013. De inspecteur handhaafde deze aanslagen na bezwaar, waarop eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en een andere stichting, [D], een samenwerkingsovereenkomst hadden gesloten waarin afspraken waren gemaakt over de kosten van een gezamenlijk bedrijfsbureau. Eiseres stelde dat de kosten die zij aan [D] had doorberekend, als kosten voor gemene rekening moesten worden aangemerkt, waardoor zij geen omzetbelasting verschuldigd zou zijn. De inspecteur betwistte dit en stelde dat eiseres omzetbelasting verschuldigd was over de doorberekende kosten.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van kosten voor gemene rekening, omdat de samenwerkingsovereenkomst niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de kosten daadwerkelijk volgens een verdeelsleutel waren verdeeld en dat het risico van de kosten gelijkelijk tussen de partijen was verdeeld. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslagen, waardoor eiseres omzetbelasting verschuldigd bleef over de ontvangen betalingen van [D].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/4891 tot en met 13/4893
Uitspraakdatum: 27 mei 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. L. Zoetelief,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [Z], verweerder.

1.Procesverloop

1.1.
Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 169.943 en bij beschikking een bedrag van € 11.253 aan heffingsrente in rekening gebracht (AWB 13/4891). Voorts heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 66.245 (AWB 13/4892) en over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting ten bedrage van € 23.698 (AWB 13/4893).
1.2.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 15 november 2013 de naheffingsaanslagen en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014. Namens eiseres is daar [A] (hoofd bedrijfsbureau) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenote mr. M. Wurtz. Namens verweerder zijn verschenen mr. A.E.H. Berkhuizen-van Egmond en mr. M.J. Wildeboer-Helstone. De zitting is met instemming van partijen bijgewoond door een groep studenten en hun docente.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiseres is opgericht bij akte van 20 november 2008. Per 1 januari 2009 heeft eiseres het bestuur van de scholen voor het openbaar primair onderwijs, openbaar speciaal basisonderwijs en openbaar (voortgezet) speciaal onderwijs in [B] overgenomen van de gemeente [B].
2.2.
Eiseres heeft op 1 januari 2009 een bedrijfsbureau ingericht. In het kader van de bestuursoverdracht heeft eiseres een aantal medewerkers van [C] in dienst genomen. Deze medewerkers zijn ondergebracht in het bedrijfsbureau.
2.3.
Bij akte van 15 oktober 2009 heeft eiseres met de [D] ([D]) een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“In aanmerking nemende dat:
 Partijen tot 1 januari 2009 gezamenlijk gebruik maakten van de ondersteuning door[C]
 (…)
 partijen wensen te komen tot samenwerking op het gebied van de ondersteuning en ontwikkeling van het onderwijs en gezamenlijke huisvesting;
 partijen deze ondersteuning gezamenlijk wensen in te richten en te organiseren, dat schaalvoordelen en efficiencyvoordelen kunnen worden bereikt op basis van expertise en deling van kosten van personeel en overhead, zonder te komen tot het bereiken van winstbejag;
 partijen hiervoor een gezamenlijk Bedrijfsbureau oprichten waarin alle ondersteunende taken worden ondergebracht;
 partijen hiervoor een ondersteuningsplan opstellen, waarin de taken per stichting, alsmede de formatieve inzet zijn vastgelegd;
 [eiseres] in eerste instantie alle kosten betaalt van het betrokken personeel en de overhead overeenkomstig de (meerjaren)begroting die als bijlage is aangehecht aan deze overeenkomst;
 partijen hierbij een verdeelsleutel overeenkomen op grond waarvan [eiseres] haar hieruit voortvloeiende kosten, inclusief de eventueel te lopen risico’s, aan [D] overeenkomstig deze verdeelsleutel doorberekent;
 de verdeelsleutel zal gelden voor de duur van de samenwerking, waarvan de termijn is vastgelegd in artikel 6.
(…)
Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te [B] op 15 oktober 2009.”
2.4.
In de bijlage bij de onder 2.3 vermelde samenwerkingsovereenkomst is, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:
“Het Bedrijfsbureau en de bovenschoolse directies van beide stichtingen zijn gehuisvest in het kantoorgebouw aan de (…). Hiervoor is met ingang van 1 november 2008 een huurperiode van 5 jaar overeengekomen.
Het Bedrijfsbureau ondersteunt het bovenschools management van de beide stichtingen (3 fte) en de directies van de bij deze stichtingen aangesloten scholen.
(…)
Bij de verzelfstandiging van het openbaar primair onderwijs van de gemeente [B] per 1 januari 2009 is met het bestuur van de stichting [D] overeengekomen gezamenlijk een bedrijfsbureau voor gemene rekening op te richten en hiervoor een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten.
De kosten van het Bedrijfsbureau bestaan uit personele kosten en overhead.
De verdeelsleutel voor de kosten van gemene rekening van de ondersteuning door het gezamenlijk Bedrijfsbureau wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen op de jaarlijkse teldatum van 1 oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar.
Hierbij wordt een verhouding gehanteerd van 1 : 3 voor wat betreft de leerlingenaantallen in het basisonderwijs enerzijds en het speciaal (basis) onderwijs anderzijds.
Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de feitelijke omvang van de ondersteuning als gevolg van de verschillen tussen deze onderwijsvormen.”
2.5.
Op 1 november 2011 hebben eiseres en [D] een samenwerkingsovereenkomst ondertekend, waarin in aanvulling dan wel in wijziging op de hiervoor in 2.3 geciteerde passages uit de op 15 oktober 2009 ondertekende overeenkomst, voor zover thans van belang, het volgende is opgenomen:
“In aanmerking nemende dat:
 (…)
 Partijen gezamenlijk de werkgeversverantwoordelijkheid willen dragen, maar vanwege het geldend sociaal plan met de gemeente [B] en om praktische en arbeidsrechtelijke redenen, [eiseres] voorlopig alle uitgaven doet ten aanzien van het betrokken personeel en de overhead overeenkomstig de (meerjaren)begroting die als bijlage is gehecht aan deze overeenkomst;
 Partijen hierbij een verdeelsleutel, hierna te noemen Verdeelsleutel, overeenkomen op grond waarvan [eiseres] haar hieruit voortvloeiende uitgaven, inclusief de risico’s die daarbij kunnen optreden, met [D] verrekent;
 de Verdeelsleutel zal gelden voor de duur van de samenwerking;
komen partijen het volgende overeen:
Artikel 1 Inrichting en bekostiging ondersteuning
(…)
2. De Verdeelsleutel en het Ondersteuningsplan mede inhoudende de formatieve omvang zijn vastgelegd in aparte stukken die als bijlage 1, respectievelijk 3 aan deze overeenkomst zijn gehecht en deel uitmaken van deze overeenkomst.
(…)
5. Jaarlijks vindt op basis van de Verdeelsleutel verrekening plaats van de gedane uitgaven.
6. De (gemaakte) kosten van uitval van personeel, personele zorg en begeleiding van personeel, vervanging van personeel en overige personele kosten behoren tot de uitgaven voor gemene rekening.
7. [Eiseres] draagt om praktische redenen zorg voor aanstelling van het personeel van het Bedrijfsbureau namens Partijen.
8. [Eiseres] draagt zorg voor de huisvesting, exploitatie en instandhouding van het Bedrijfsbureau.
(…)
Artikel 5 Duur van de samenwerkingsovereenkomst
Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2009 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 6 Einde samenwerkingsovereenkomst
1. Elk van de Partijen kan deze overeenkomst schriftelijk opzeggen. Opzegging dient te geschieden per 1 augustus met in achtneming van een opzegtermijn van zestien maanden. Met het oog op de beëindiging worden door Partijen tenminste zes maanden voorafgaand aan de beëindiging afspraken gemaakt over de wijze waarop de personele, materiële en financiële gevolgen van de beëindiging worden geregeld.
2. Indien Partijen gezamenlijk besluiten tot beëindiging van deze samenwerkingsovereenkomst worden bij dit besluit tevens afspraken gemaakt over de gevolgen van de beëindiging.
(…)
(…)
Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te [B] op 1 november 2011, waarbij de ondertekening wordt geacht te gelden met terugwerkende kracht tot de datum van 15 oktober 2009, waarop de samenwerkingsovereenkomst voor het eerst is ondertekend.”
2.6.
In Bijlage 1 bij de hiervoor in 2.5 vermelde samenwerkingsovereenkomst is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“De verdeelsleutel voor de uitgaven die zijn gedaan voor gemene rekening van de stichtingen betreffende de ondersteuning door het gezamenlijk Bedrijfsbureau wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen op de teldatum van 1 oktober 2009.
Hierbij wordt een verhouding gehanteerd van 1 : 3 voor wat betreft de leerlingenaantallen in het basisonderwijs enerzijds en het speciaal (basis) onderwijs anderzijds.
Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de feitelijke omvang van de ondersteuning als gevolg van de verschillen tussen deze onderwijsvormen.”
Verdeelsleutel
Leerlingen 1-10-2009:
Factor Verdeelsleutel
[Eiseres] basisonderwijs 5.722 1
[Eiseres] speciaal basisonderwijs 1.038 3
[Eiseres] speciaal onderwijs
1.7763
Totaal 8.536 77,86
[D] basisonderwijs
2.4271
22,14
Samen 10.963 100,00 ”
2.7.
Eiseres en [D] hebben de kosten waarop de samenwerkingsovereenkomst betrekking heeft, in de onderhavige tijdvakken afgerekend in de verhouding 77,86 : 22,14.
2.8.
Bij vaststellingsovereenkomst, getekend op 1 oktober 2013 (door eiseres) en 18 december 2013 (door [D]), hebben eiseres en [D] overeenstemming bereikt over de beëindiging van de samenwerking met ingang van 1 juni 2013.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of eiseres omzetbelasting verschuldigd is over de kosten die zij aan [D] heeft doorberekend in het kader van de samenwerking.
3.2.
Eiseres neemt het standpunt in dat sprake is van kosten voor gemene rekening. Verweerder bestrijdt dit standpunt.
3.3.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat van kosten voor gemene rekening in ieder geval slechts sprake kan zijn indien kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers die in eerste instantie door een van hen worden betaald en voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de bedoelde ondernemers worden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten volgens de overeengekomen verdeelsleutel allen aangaat (zie onder meer HR 23 april 1997, nr. 32.166, ECLI:NL:HR:1997:AA2154).
4.2.
Eiseres heeft – onder meer – gesteld dat het risico van de kosten van het bedrijfsbureau gedurende de onderhavige tijdvakken haar en [D] aanging volgens de overeengekomen verdeelsleutel. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanaf 1 januari 2009 22,14% van de werkelijke kosten aan [D] heeft doorberekend op basis van de verdeelsleutel en dat zij beiden aldus in dezelfde verhouding van meet af aan het risico van de kosten hebben gedeeld. Verweerder heeft dit echter betwist, zodat het aan eiseres is om haar stelling aannemelijk te maken (zie HR 25 april 2014, nr. 12/03772, ECLI:NL:HR:2014:981).
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de eerste schriftelijke overeenkomst uit 2009 tussen eiseres en [D] uitgaat van een jaarlijks te berekenen verdeelsleutel gebaseerd op de verhouding tussen de leerlingenaantallen. Van een vaste verdeelsleutel is op dat moment dus geen sprake. Voorts is in deze overeenkomst met betrekking tot (overname van) het personeel van het bedrijfsbureau, om in de bewoordingen van eiseres te spreken, voor [D] een inspanningsverplichting opgenomen. Bovendien had [D] blijkens artikel 7 van deze overeenkomst het recht om – met inachtneming van de daarvoor geldende termijn – uit te treden zonder financiële gevolgen. Deze overeenkomst biedt [D] dus de mogelijkheid om zich eenzijdig aan de risico’s te onttrekken, hetgeen zich niet verhoudt met het leerstuk van kosten voor gemene rekening. In de latere overeenkomst uit 2011 gaan eiseres en [D] wel uit van een vaste verdeelsleutel, zich daarbij baserende op de leerlingenaantallen van 1 oktober 2009. Maar dit kan niet terugwerken tot het begin van de samenwerking tussen eiseres en [D] in 2009. Dat voormelde bepalingen andersluidend zijn in de overeenkomst van 1 november 2011 maar dat – naar eiseres stelt – slechts sprake was van een verduidelijking van de afspraken, maakt het voorgaande niet anders. Dat levert immers geen bewijs van de stelling dat het risico van de kosten de betrokkenen daadwerkelijk aanging volgens de verdeelsleutel.
4.4.
Eiseres heeft voorts naar voren gebracht dat zij met [D] was overeengekomen dat een stuurgroep, bestaande uit de algemeen directeuren van beide betrokkenen, afspraken maakte over het reilen en zeilen van het bedrijfsbureau. Ter zitting is in dit verband door het hoofd bedrijfsbureau verklaard dat hij te maken had met twee algemeen directeuren en beiden tevreden moest houden. Naar het oordeel van de rechtbank zegt dit echter onvoldoende over de mate waarin het risico voor rekening van de betrokkenen kwam. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat blijkens de gedingstukken de stuurgroep kennelijk pas voor de eerste keer overleg had in april 2012, derhalve ruim drie jaar na de start van de samenwerking.
4.5.
Eiseres heeft voorts gewezen op de vaststellingsovereenkomst met [D] (zie 2.8) en gesteld dat daaruit blijkt dat [D] tezamen met eiseres het daadwerkelijke risico liep met betrekking tot de diverse kostenposten. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de vaststellingsovereenkomst niet kan worden afgeleid dat [D] evenals eiseres verantwoordelijk was voor de kosten van het bedrijfsbureau. Dat een aantal medewerkers van het bedrijfsbureau, dat in dienstbetrekking was bij eiseres, gedurende enige tijd gedetacheerd werd bij [D] is daartoe onvoldoende, nu daaruit niet volgt dat ook [D] na afloop van de detacheringsperiode volledig verantwoordelijk blijft voor het personeel. De omstandigheid dat er in zoverre een afkoopsom is overeengekomen, is evenmin toereikend. Dit geldt ook voor de afspraak dat eiseres en [D] de financiële gevolgen van de onderhavige procedure dragen volgens de verdeelsleutel.
4.6.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat eiseres kosten voor gemene rekening met [D] heeft gemaakt. Dit betekent dat eiseres omzetbelasting verschuldigd is over de van [D] ontvangen betalingen en dat de onderhavige naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
4.7.
Het beroep geregistreerd onder zaaknummer AWB 13/4891 wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu de desbetreffende naheffingsaanslag niet wordt vernietigd, is er ook geen aanleiding voor vernietiging van de heffingsrentebeschikking.
4.8.
Gelet op al het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.