ECLI:NL:RBNHO:2014:4628

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
AWB-12_1352 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslag ruige stalmest en subsidiabele beheereenheden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2014, gaat het om een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, en het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Jansen. Eiser heeft in eerste instantie een toeslag van € 5.551,66 ontvangen voor het uitrijden van ruige stalmest op 39,94 hectare van zijn percelen voor agrarisch natuurbeheer. Echter, na een bezwaarprocedure heeft verweerder het eerdere besluit gedeeltelijk herroepen en goedgekeurd dat 46,67 hectare subsidiabel is. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een herziening van het besluit op 15 februari 2013, waarbij eiser recht kreeg op toeslag voor 46,48 hectare.

Tijdens de zitting op 18 februari 2014 is het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende belang heeft bij de beoordeling van het besluit van 15 februari 2013, maar dat hij geen belang meer heeft bij het besluit van 20 februari 2012, waardoor dat beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 487,-.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de omvang van de beheereenheden correct heeft vastgesteld en dat eiser geen voldoende onderbouwde argumenten heeft aangedragen om de beslissing van verweerder te weerleggen. Het beroep tegen het besluit van 15 februari 2013 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en een afschrift naar de betrokken partijen verzonden, met de mogelijkheid voor eiser om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 12/1352

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en
het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder
(gemachtigde: mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser € 5.551,66 toegekend op grond van het uitrijden van ruige stalmest op 39,94 hectare van eisers percelen voor agrarisch natuurbeheer.
Bij besluit van 20 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 21 oktober gedeeltelijk herroepen en beslist dat ten aanzien van de melding van ruige stalmest van 22 februari 2010 46,67 hectare zal worden goedgekeurd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 februari 2013 heeft verweerder het bestreden besluit van 20 februari 2012 herroepen. Het bezwaar van eiser wordt gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 21 oktober 2011 wordt gedeeltelijk herroepen. Eiser heeft recht op toeslag ruige stalmest voor het beheerjaar 2010 voor 46,48 hectare.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014.
Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Dit beroep is behandeld met de volgende beroepszaken tussen deze partijen: HAA 12/4841, HAA 12/4842, HAA 12/5174, HAA 12/5241, HAA 12/5242, HAA 12/5558, HAA 13/411, HAA 13/1939 en HAA 13/3625.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser voldoende belang heeft bij een beoordeling van het besluit van 15 februari 2013, zodat zijn beroep, gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking heeft op dat besluit. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van het besluit van 20 februari 2012, zodat het beroep voor zover gericht tegen dat besluit niet-ontvankelijk is. Wel bestaat aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten die in dit verband zijn gemaakt. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op € 487,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).
3.
Eiser heeft verweerder gemeld op 13 februari 2010 op 51,53 hectare ruige stalmest te hebben uitgereden.
4.
Verweerder heeft eiser laatstelijk recht op toeslag ruige stalmest toegekend voor 46,48 hectare. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser niet voor meer oppervlakte toeslag ruige stalmest kan ontvangen dan voor de oppervlakte zoals die in het kader van het Subsidiestelsel natuur en landschapsbeheer (SNL) voor de percelen is vastgesteld.
5.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder de omvang van de betreffende beheereenheden ten onrechte niet subsidiabel heeft gesteld. Eiser verwijst in dat verband naar de conclusies van een fysieke controle uitgevoerd op 14 september 2011 door de Algemene Inspectiedienst (thans: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA)) op 14 september 2011. Fysieke controle is altijd boven een administratieve controle gesteld. Eiser verwijst naar jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
6.
De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen omtrent de wijze van bepalen van de omvang van beheereenheden en het zogenoemde AAN-register is overwogen in de uitspraak ten name van eiser onder nummer HAA 12/4841. Voorts stelt zij vast dat eiser ook in de onderhavige zaak geen concrete en op de afzonderlijke percelen toegespitste argumenten heeft aangedragen die op een foutieve interpretatie van de door verweerder gehanteerde luchtfoto’s wijzen. Deze blijken evenmin uit de nVWA-rapportage. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in de meetresultaten daarvan geen aanleiding heeft hoeven zien de grenzen van eisers percelen in het AAN-register aan te passen.
7.
Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 15 februari 2013 is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2012 niet-ontvankelijk;
  • het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 15 februari 2013 ongegrond
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 487,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.