In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 12 mei 2014, wordt de zaak behandeld tussen eiser, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, en het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Jansen. De zaak betreft een geschil over de berekening van wettelijke rente die door verweerder aan eiser in rekening is gebracht. Eiser heeft in totaal € 358,59 aan wettelijke rente moeten betalen, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van dit bedrag. Verweerder heeft op 23 november 2012 een herzien besluit genomen, waarbij eiser een bedrag van € 17,99 is gecrediteerd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 6 december 2012, waarin de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn verklaard.
Tijdens de zitting op 18 februari 2014 zijn eiser en zijn echtgenote verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn over de data van verrekening van de bedragen die door eiser zijn betaald. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit van verweerder onvoldoende gemotiveerd is en dat het gebrek in het besluit hersteld moet worden. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen, hetzij met een aanvullende motivering, hetzij met een nieuwe beslissing op bezwaar.
De rechtbank heeft verder bepaald dat als verweerder geen gebruik maakt van deze gelegenheid, hij dit zo spoedig mogelijk aan de rechtbank moet meedelen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de beslissing over proceskosten en griffierecht. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak, maar hoger beroep kan worden ingesteld tegelijk met de (eventuele) einduitspraak.