ECLI:NL:RBNHO:2014:4612

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_3625 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvraag SNL en de omvang van beheereenheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, en het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Jansen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een subsidie in het kader van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL), maar deze aanvraag werd door verweerder gedeeltelijk afgewezen. Eiser had op 27 november 2012 een aanvraag ingediend voor botanische weidegrond, die later werd aangevuld met extra beheereenheden en een wijziging van de oppervlakten. Verweerder stelde echter dat de wijziging van de oppervlakten niet kon worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze na de openstellingsperiode was ingediend en er geen evidente misslagen waren.

Tijdens de zitting op 18 februari 2014 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de door verweerder gehanteerde oppervlakten niet klopten en dat hij recht had op een grotere subsidie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder terecht de wijziging van de aanvraag buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze na de deadline was ingediend. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser niet voldoende onderbouwde argumenten had aangedragen om de beslissing van verweerder te weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde en dat de aanvraag niet kon worden aangepast na de openstellingsperiode. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 mei 2014, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/3625

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en
het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder
(gemachtigde: mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om betaling van subsidie in het kader van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) afgewezen.
Bij besluit van 8 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij een deel van het besluit van 13 maart 2013 herroepen en de subsidieaanvraag gedeeltelijk goedgekeurd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014.
Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Dit beroep is behandeld met de volgende beroepszaken tussen deze partijen: HAA 12/1352, HAA 12/ 4841, HAA 12/4842, HAA 12/5174, HAA 12/5241, HAA 12/5242, HAA 12/5558, HAA 13/411 en HAA 13/1939.

Overwegingen

1.
Eiser heeft op 27 november 2012 een SNL subsidieaanvraag over 2013 voor het onderdeel botanische weidegrond ingediend
(8104130-1). Op 27 november 2012 heeft eiser de aanvraag uitgebreid met een aantal beheereenheden en op 14 januari 2013 heeft eiser de aanvraag verder aangevuld met een wijziging van de opgegeven oppervlakten naar een totale oppervlakte van 18,7 hectare.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de wijziging van de oppervlakten, zoals ingediend op 14 januari 2013, niet kan worden meegenomen in de beoordeling van de subsidieaanvraag nu deze aanvulling is ingediend na afloop van de openstellingsperiode voor de subsidieaanvragen en geen sprake is van evidente misslagen. Voorts heeft verweerder de aangevraagde oppervlakten van beheereenheden 7, 8 en 12 niet goedgekeurd omdat deze groter zijn dan de oppervlakte zoals is vastgelegd in het perceelregister van Agrarisch Areaal Nederland (hierna: AAN).
3.
Eiser stelt dat verweerder grotere oppervlakten in aanmerking dient te nemen voor de beheereenheden 1, 2, 8, 9, 10, 11, 13 en 14. Daarbij verwijst hij naar de meetresultaten van de fysieke controle uitgevoerd op 14 september 2011 door de Algemene Inspectiedienst, thans de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA). Hieruit blijkt dat deze oppervlakte 1,75 hectare groter is dan hetgeen verweerder aanhoudt. Voorts merkt eiser op dat de oppervlakte van de beheereenheden 7, 8 en 12 naar beneden is bijgesteld, terwijl de door verweerder geleverde en met oppervlakte voorbedrukte topografische kaarten een hogere oppervlakte weergeven. Subsidiair verzoekt eiser deze oppervlakten conform aanvraag bij te stellen.
4.
De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen omtrent de wijze van bepalen van de omvang van beheereenheden en het zogenoemde AAN-register is overwogen in de uitspraak ten name van eiser onder nummer HAA 12/4841. Voorts stelt zij vast dat eiser ook in de onderhavige zaak geen concrete en op de afzonderlijke percelen toegespitste argumenten heeft aangedragen die op een foutieve interpretatie van de door verweerder gehanteerde luchtfoto’s wijzen. Deze blijken evenmin uit de nVWA-rapportage. De rechtbank is dan ok van oordeel dat verweerder in de meetresultaten daarvan geen aanleiding heeft hoeven zien de grenzen van eisers percelen in het AAN-register aan te passen. De beroepsgrond slaagt niet.
5.
Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn aanvraag heeft aangevuld omdat hij aanvankelijk bij het aanvragen van de botanische pakketten was uitgegaan van de door verweerder aangeleverde topografische kaart met daarop de voorgedrukte oppervlakte op perceelniveau, dit om sancties te voorkomen. Eiser meent dat de aanvulling met de door hem als juist beschouwde oppervlakten ten onrechte niet is meegenomen aangezien de oorspronkelijke aanvraag met topografische kaarten binnen de openstellingstermijn is ingediend.
6.
Gelet op de in artikel 1.2, eerste lid, en artikel 1.4 van de Uitvoeringsregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Holland 2010 vastgestelde wijze van volgordebepaling en het instellen van een subsidieplafond, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat wijziging van de SNL-aanvraag buiten de aanvraagperiode niet mogelijk is. Deze periode liep in het onderhavige geval tot en met 31 december 2012. Eiser is in beginsel zelf verantwoordelijk voor de door hem verstrekte gegevens bij een aanvraag om subsidie. Nu voorts geen sprake is van een evidente vergissing aan zijn zijde mocht verweerder dan ook uitgaan van de gegevens zoals laatstelijk aangevuld op 27 november 2012. Overigens was eiser op dat moment reeds geruime tijd op de hoogte van de inhoud van het eerdergenoemde nVWA rapport zodat niet valt in te zien waarom hij de aanvraag niet eerder daarop had kunnen aanpassen. Ten slotte blijkt uit niets dat de oppervlakten zoals gedrukt op de topografische kaart leidend waren voor het invullen van de SNL aanvraag. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Overigens merkt de rechtbank op dat indien de aanvulling van de aanvraag van 14 januari 2013 wel zou zijn meegenomen in de beoordeling van de aanvraag, dit niet zou hebben geleid tot meer subsidie aangezien de in de aanvulling vermelde oppervlakte de AAN-laag overschrijdt.
7.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.