ECLI:NL:RBNHO:2014:4611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
AWB-12_4842 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Probleemgebiedenvergoeding en de omvang van subsidiabele beheereenheden in het bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2014, staat de probleemgebiedenvergoeding centraal. Eiser, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, dat op 28 september 2012 het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaarde. Eiser ontving in eerste instantie een tegemoetkoming van € 4.735,72 voor het pakket Probleemgebiedenvergoeding over het jaar 2010. Echter, het college heeft dit besluit gedeeltelijk herroepen en de vergoeding voor bepaalde beheereenheden aangepast.

Tijdens de zitting op 18 februari 2014 heeft eiser betoogd dat de omvang van de oppervlakten die door verweerder in aanmerking zijn genomen bij de beoordeling van zijn aanvraag niet correct is. Eiser verwijst naar meetresultaten van een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) en stelt dat grotere oppervlakten in aanmerking moeten worden genomen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen concrete argumenten heeft aangedragen die wijzen op een foutieve interpretatie van de luchtfoto’s die door verweerder zijn gebruikt.

Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat voor een andere beheereenheid, die ook kleiner is dan 0,5 hectare, wel een tegemoetkoming is toegekend. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien de betrokken beheereenheden niet als samenhangend geheel kunnen worden beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 mei 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 12/4842

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te[woonplaats], eiser
(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en
het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder
(gemachtigde: mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser over 2010 voor het pakket Probleemgebiedenvergoeding € 4.735,72 aan tegemoetkoming toegekend.
Bij besluit van 28 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 28 september 2011 gedeeltelijk herroepen en beslist dat de probleemgebiedenvergoeding op een aantal aangegeven beheereenheden wijzigt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014.
Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Dit beroep is behandeld met de volgende beroepszaken tussen deze partijen: HAA 12/1352, HAA 12/4841, HAA 12/5174, HAA 12/5241, HAA 12/5242, HAA 12/5558, HAA 13/411, HAA 13/1939 en HAA 13/3625.

Overwegingen

1.
Eiser heeft op 23 april 2010 verzocht om een tegemoetkoming voor agrarisch natuurbeheer voor het pakket Probleemgebiedenvergoeding 2010 (PGV).
2.
Verweerder heeft eiser PGV verstrekt over beheerjaar 2010, voor zover de omvang van de probleemgebieden gelijk is aan de omvang van de beheereenheden waarover eiser in het kader van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) over beheerjaar 2010 subsidie voor agrarisch natuurbeheer ontvangt. Enkel voor beheereenheid 1004 ontvangt eiser geen PGV omdat deze beheereenheid kleiner is dan de minimaal vereiste 0,5 hectare.
3.
Tussen partijen is in geschil de omvang van de oppervlakten die verweerder in aanmerking heeft genomen bij de beoordeling van de aanvraag. Eiser stelt dat verweerder grotere oppervlakten in aanmerking dient te nemen. Daarbij verwijst hij naar de meetresultaten van een fysieke controle op 14 september 2011 door de Algemene Inspectiedienst, thans Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA). Dit klemt te meer omdat de controle daags voor het primaire besluit heeft plaatsgevonden.
4.
De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen omtrent de wijze van bepalen van de omvang van beheereenheden en het zogenoemde AAN-register is overwogen in de uitspraak ten name van eiser onder nummer HAA 12/4841. Voorts stelt zij vast dat eiser ook in de onderhavige zaak geen concrete en op de afzonderlijke percelen toegespitste argumenten heeft aangedragen die op een foutieve interpretatie van de door verweerder gehanteerde luchtfoto’s wijzen. Deze blijken evenmin uit de nVWA-rapportage. De rechtbank is dan ok van oordeel dat verweerder in de meetresultaten daarvan geen aanleiding heeft hoeven zien de grenzen van eisers percelen in het AAN-register aan te passen. De beroepsgrond slaagt niet.
5.
Ter zitting heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van beheereenheid 1004. Voor beheereenheid 1015, ook kleiner dan 0,5 hectare, is immers wel een tegemoetkoming toegekend.
6.
Verweerder heeft toegelicht waarom hier geen sprake is van gelijke gevallen. Beheereenheid 1004 vormt, zoals blijkt uit de luchtfoto, geen samenhangend geheel met het aansluitende landbouwperceel, omdat een niet beteelbaar stuk ligt tussen de beide percelen. Beheereenheid 1015 daarentegen vormt één samenhangend geheel met de aangrenzende percelen. De rechtbank is van oordeel dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel in dit geval dan ook niet kan slagen.
7.
De beroepsgrond tegen het al dan niet voeren van een ge- of ontkoppeld PGV-beleid door verweerder heeft eiser ter zitting ingetrokken.
8.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.