Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
[nummer 4]";
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. drs. S. Bharatsingh, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur is genomen op basis van vermoedens dat eiseres houder is van een buitenlandse bankrekening, waarvan geen melding is gemaakt in haar aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur heeft op 21 november 2012 een informatiebeschikking genomen met betrekking tot (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2000 tot en met 2010. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is afgewezen. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 20 februari 2014 is de gemachtigde van eiseres verschenen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. T.V. van der Veen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar echtgenoot in het verleden geen melding hebben gemaakt van een bankrekening bij de betrokken bank, ondanks dat er aanwijzingen zijn dat zij gerechtigd waren tot een aanzienlijke bankrekening. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft genomen, omdat de gevraagde gegevens van belang zijn voor de belastingheffing.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt eiseres in de gelegenheid om binnen vier weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak te voldoen aan de verplichtingen die in de informatiebeschikking zijn opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam.