Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
[nummer 4]";
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. S. Bharatsingh, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur is genomen op basis van vermoedens dat eiser houder is van een buitenlandse bankrekening, waarvan geen melding is gemaakt in zijn aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur had eerder vragen gesteld aan eiser en zijn echtgenote over deze bankrekening, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft genomen, omdat de gevraagde gegevens van belang zijn voor de hoogte van de op te leggen belastingaanslagen over de jaren 2009 en 2010.
De rechtbank stelt vast dat eiser en zijn echtgenote in 1994 gerechtigd waren tot een bankrekening bij een buitenlandse bank, met een saldo van meer dan 745.000 gulden. Eiser heeft niet voldaan aan de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken, en de rechtbank concludeert dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de informatie van belang is voor de belastingheffing. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en stelt hem in de gelegenheid om binnen vier weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak te voldoen aan de verplichtingen uit de informatiebeschikking.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.