ECLI:NL:RBNHO:2014:3076
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Jonggehandicaptenkorting en de gevolgen van aangifte-invulling
Op 26 februari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, een jonggehandicapte die in 2011 een WW-uitkering ontving, en de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam. Eiseres had in haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2011 aangegeven dat zij recht had op een uitkering volgens de Wet Wajong, wat leidde tot een voorlopige aanslag waarin de jonggehandicaptenkorting was verrekend. Echter, bij de definitieve aanslag werd deze korting niet toegepast, wat resulteerde in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen recht had op de jonggehandicaptenkorting, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden. Eiseres stelde dat de vraagstelling in het aangifteprogramma haar het vertrouwen had gewekt dat zij recht had op deze korting. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele vraagstelling in het aangifteprogramma niet voldoende was om een recht op de jonggehandicaptenkorting af te leiden. De rechtbank benadrukte dat een voorlopige aanslag slechts een basis biedt voor vooruitbetalingen en niet kan worden gezien als een definitieve standpuntbepaling van de Belastingdienst.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat er geen sprake was van door de Belastingdienst gewekt vertrouwen en de heffingsrente niet ter discussie was gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier E. Hoekman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.