ECLI:NL:RBNHO:2014:2734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
15/801417-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van mensensmokkel met betrekking tot toegang tot Nederland

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de verdachte terecht op beschuldiging van mensensmokkel. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht om een ander, [persoon], toegang te verschaffen tot Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 10 maart 2014 heeft de officier van justitie, mr. W.J. Veldhuis, gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 104 dagen geëist, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de feitelijke gedragingen van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De eerste vier punten van de tenlastelegging, die de behulpzaamheid van de verdachte bij de smokkel zouden moeten aantonen, zijn door de rechtbank als onvoldoende aannemelijk beoordeeld. Ook het feit dat de verdachte de ware identiteitsdocumenten van [persoon] bij zich zou hebben gedragen, leidde niet tot de conclusie dat zij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of doorreis wederrechtelijk was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte en de getuigen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. M.W. Groenendijk en de rechters mr. I.M. Nusselder en mr. B.A.A. Postma, in aanwezigheid van griffier B.H.E. Zuidam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801417-13 (P)
Uitspraakdatum: 24 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
volgens opgave van verdachte wonende op het adres [adres] (Italië).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en haar raadsman, mr. R. van den Berg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of te Italië, een ander, te weten [persoon], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte,
- voornoemde [persoon] een nationaal paspoort van Ierland, op naam van [naam], geboren op [geboortedatum], heeft overhandigd/verstrekt en/of
- voornoemde [persoon] instructies en/of aanwijzingen gegeven en/of
- voor en/of tezamen met voornoemd persoon ingecheckt op een vliegveld in Bologna en/of
- voornoemd persoon begeleid op de vlucht van Bologna naar Amsterdam en/of
- voor/ namens voornoemd persoon het woord gevoerd bij de controle door de grensbewaking op de luchthaven Schiphol en/of
- voor voornoemd persoon diens ware identiteitsdocumenten bij zich gedragen, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, met aftrek van het voorarrest.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Uit de feitelijke gedragingen van verdachte en de bevindingen zoals beschreven in het dossier is niet wettig en overtuigend gebleken dat verdachte gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft om de toegang tot of doorreis door Nederland voor [persoon] mogelijk te maken. De eerste vier gedachtestreepjes in de tenlastegelegde feitelijke handelingen, waaruit kort gezegd verdachtes behulpzaamheid bij de smokkel van [persoon] zou moeten hebben bestaan, zijn niet meer dan aannames en/of gevolgtrekkingen die de rechtbank niet met inachtneming van art. 338 Sv heeft kunnen vaststellen. Evenmin volgt wettig en overtuigend uit de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting dat verdachte voor of namens die [persoon] het woord heeft gevoerd bij de grensbewaking (het vijfde gedachtestreepje); zij gingen immers juist ieder apart door de controle en het vervolgens enkel de ander toeroepen van haar leeftijd acht de rechtbank hiervoor onvoldoende. Blijft over dat verdachte verweten wordt dat zij de ware identiteitsdocumenten van die [persoon] bij zich heeft gedragen (het zesde gedachtestreepje). Dienaangaande - en daarenboven - geldt evenwel, dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of doorreis van [persoon] wederrechtelijk was en evenmin dat verdachte daarbij behulpzaam is geweest in de zin van 197a Sr. Het is de rechtbank een raadsel waarom verdachte is blijven ontkennen en zwijgen over de jegens haar gerezen verdenking, maar dat is bij deze stand van zaken irrelevant, althans is dit voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onvoldoende. Mede gelet op de verklaring van [persoon], kort gezegd inhoudende dat zij de dochter van verdachte is en dat zij juist degene is geweest die dit feit heeft begaan en haar moeder er niets mee te maken heeft en dat zij haar enkel heeft meegenomen, heeft de rechtbank niet door wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken.
4.Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. B.A.A. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2013.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.