ECLI:NL:RBNHO:2014:2664

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
HAA 13/5239
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om urgentieverklaring voor zelfstandige woonruimte

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring voor zelfstandige woonruimte had aangevraagd. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat haar verzoek om urgentieverklaring op 19 november 2013 had afgewezen. Tijdens de zitting op 21 januari 2014 heeft verzoekster haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij haar echtelijke woning had verlaten uit angst voor haar ex-partner, die in het bezit was van vuistvuurwapens. Verzoekster vreesde voor haar veiligheid en die van haar vier kinderen, die bij hun vader verbleven.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster weliswaar een aanzienlijk belang heeft bij het verkrijgen van zelfstandige woonruimte, maar dat dit onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie, zoals vereist door de Huisvestingsverordening. De angst van verzoekster voor haar ex-partner werd niet als relevant beschouwd in relatie tot haar woonsituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college in redelijkheid tot de afwijzing van de urgentieverklaring had kunnen komen, en dat er geen omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanknopingspunten waren dat het bestreden besluit in heroverweging niet in stand zou blijven. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien daarvoor geen termen aanwezig waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/5239
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Braeken).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om een urgentieverklaring afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Verzoekster is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door C. Schol, lid van de urgentiecommissie.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
De voorzieningenrechter ziet zich in deze procedure gesteld voor de vraag of het bezwaar van verzoekster tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft.
3.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2011 (hierna: de Huisvestingsverordening) – voor zover hier van belang – kan het college in de in artikel 15 en 16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentie verlenen.
Ingevolge artikel 15, eerste lid van de Huisvestingsverordening kan de in artikel 14, eerste lid bedoelde urgentie worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.
Ingevolge het tweede lid van artikel 15 van de Huisvestingsverordening vraagt het college voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de urgentieaanvraag advies aan de urgentiecommissie, zoals bedoeld in het Reglement Regionale Urgentiecommissie 2007.
Volgens bijlage 2, onder s, van de Huisvestingsverordening wordt onder maatschappelijk onaanvaardbaar verstaan de situatie waarin een ingezetene zich bevindt waarbij het jongste kind minderjarig is, en er zeer ernstige medische of psychische problemen zijn bij een van de gezinsleden, die door de huidige woonsituatie worden versterkt dan wel de huidige situatie onhoudbaar maken en verhuizen de enige oplossing is.
4.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat echtscheiding, dakloosheid of het niet kunnen uitvoeren van een omgangsregeling geen redenen zijn voor urgentie. Om voor urgentie in aanmerking te komen moet sprake zijn van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie. Hierbij dient het psychisch of medisch probleem in directe relatie te staan tot de huidige woonsituatie. Volgens verweerder heeft verzoekster niet aangetoond dat dit het geval is. De problemen van verzoekster hebben geen levensbedreigend karakter en zij maken haar situatie niet maatschappelijk onaanvaardbaar, aldus verweerder.
5.
Verzoekster kan zich hiermee niet verenigen. Zij heeft hals-over-kop de echtelijke woning verlaten nadat de politie daar vuistvuurwapens van haar (toenmalige) partner had aangetroffen. Verzoekster vreesde voor haar veiligheid en de veiligheid van haar vier kinderen. Haar kinderen wonen thans bij hun vader in de echtelijke woning, omdat verzoekster niet beschikt over een woning en zij de kinderen dus niet kan opvangen. Zij ziet de kinderen noodgedwongen op een drukke plek of op straat. Zij is nog steeds bang voor haar ex-partner. Elke twee dagen logeert zij op een ander adres.
6.
Uit hetgeen verzoekster heeft betoogd blijkt dat zij een aanzienlijk belang heeft bij het spoedig verkrijgen van zelfstandige woonruimte. Dit biedt evenwel onvoldoende aanknopingspunt om te oordelen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie in de zin van de Huisvestingsverordening, die het verlenen van voorrang bij het verkrijgen van woonruimte rechtvaardigt. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de angst van verzoekster voor haar partner geen relatie heeft met de woonsituatie. Het betoog van verzoekster faalt dan ook.
7.
Voorts is de voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval niet is gebleken van omstandigheden die met zich brengen dat de hardheidsclausule had moeten worden toegepast. Er is immers geen sprake van een situatie die bij de totstandkoming van de Huisvestingsverordening niet was voorzien.
8.
Gelet op het voorgaande zijn er geen aanknopingspunten dat het bestreden besluit in heroverweging niet in stand zal blijven. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
9.
Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.