ECLI:NL:RBNHO:2014:2664
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om urgentieverklaring voor zelfstandige woonruimte
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring voor zelfstandige woonruimte had aangevraagd. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat haar verzoek om urgentieverklaring op 19 november 2013 had afgewezen. Tijdens de zitting op 21 januari 2014 heeft verzoekster haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij haar echtelijke woning had verlaten uit angst voor haar ex-partner, die in het bezit was van vuistvuurwapens. Verzoekster vreesde voor haar veiligheid en die van haar vier kinderen, die bij hun vader verbleven.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster weliswaar een aanzienlijk belang heeft bij het verkrijgen van zelfstandige woonruimte, maar dat dit onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie, zoals vereist door de Huisvestingsverordening. De angst van verzoekster voor haar ex-partner werd niet als relevant beschouwd in relatie tot haar woonsituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college in redelijkheid tot de afwijzing van de urgentieverklaring had kunnen komen, en dat er geen omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanknopingspunten waren dat het bestreden besluit in heroverweging niet in stand zou blijven. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien daarvoor geen termen aanwezig waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.