In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. Eiseres had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar deze was opgeschort en later ingetrokken. Eiseres verzocht om herleving van haar uitkering en om een uitkering op grond van de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW). De rechtbank oordeelde dat de herleving van de WW-uitkering niet gelijkgesteld kan worden met het verkrijgen van recht op een IOAW-uitkering. Dit is van belang omdat de IOAW alleen recht geeft aan werkloze werknemers die na hun 50e jaar werkloos zijn geworden. Eiseres had echter geen nieuw recht op WW opgebouwd na haar 50e jaar, maar haar oude recht was herleefd, wat niet voldeed aan de voorwaarden voor de IOAW. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de IOAW-uitkering, omdat haar werkloosheid vóór haar 50e jaar was ontstaan.
Daarnaast heeft de rechtbank de beëindiging van de WWB-uitkering en de terugvordering van bijstandsbetalingen door verweerder bevestigd. Eiseres had niet voldaan aan de voorwaarde om een krediethypotheek te vestigen, wat een vereiste was voor het verkrijgen van bijstand in de vorm van een lening. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de uitkering te beëindigen en de bijstandsbetalingen terug te vorderen. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten tot het verstrekken van bijstand of het opleggen van de voorwaarde, waardoor deze besluiten rechtens vaststonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.