ECLI:NL:RBNHO:2014:1968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
15/840160-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Athena: Invoer van cocaïne en voorbereiding van moord

Op 6 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de megazaak Athena, waarin 18 verdachten betrokken zijn. Het onderzoek richtte zich aanvankelijk op de invoer van cocaïne via Schiphol vanuit het Caribisch gebied. Tijdens het onderzoek kwam de verdenking naar voren dat enkele verdachten zich voorbereidden op het plegen van een moord. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van een liquidatie, het invoeren van cocaïne, en het dwingen van een mededader om zijn auto af te staan. De verdachte is schuldig bevonden aan lidmaatschap van een criminele organisatie en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De zaak is behandeld in het openbaar, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de inzet van een IMSI-catcher en telefoontaps beoordeeld en deze rechtmatig geacht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder de invoer van cocaïne en de voorbereiding van moord, waarbij hij samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op het plegen van deze misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840160-11 (P)
Uitspraakdatum: 6 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 februari 2013, 14 mei 2013, 25 juli 2013, 15 oktober 2013, 6 januari 2014, 9 januari 2014, 15 januari 2014, 22 januari 2014, 23 januari 2014 en 20 februari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],(hierna: [verdachte]),
geboren op [geboortedatum verdachte] te[geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres[adres verdachte],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Hagemeier en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 26 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 6.009,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2011 tot en met 26 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Den Haag en/of Diemen en/of Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat hij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of foto’s gegeven en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden ter beschikking gesteld en/of doorgegeven en/of gevraagd en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd.
Feit 2:
Hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2012 tot en met 7 maart 2012 te Diemen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [medeverdachte 2], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [medeverdachte 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [medeverdachte 2] verantwoordelijk gesteld en/of gehouden voor het verlies van een hoeveelheid cocaïne (welke cocaïne op 26 februari 2012 op Schiphol door (een) medewerker(s) van het Cargo-Harc team en/of de Belastingdienst/Douane en/of Fiod in een vliegtuig was ontdekt en/of inbeslaggenomen) en/of
- die [medeverdachte 2] onder druk gezet om de schade te vergoeden en (daartoe) in die periode een of meermalen met die [medeverdachte 2] ontmoetingen gehad, waarbij hij, verdachte met een of meer medeverdachte(n) aanwezig is geweest en/of
- ( daarbij) tegen die [medeverdachte 2] gezegd dat het zijn probleem is en/of dat zij/hij moet(en) betalen en/of dat hij vandaag moet beginnen met betalen en/of dat hij en/of zijn mededader(s) erop los slaan als hij ([medeverdachte 2]) niet meewerkt en/of
- tegen die [medeverdachte 2] gezegd dat hij zijn/een auto (een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] moet inleveren en/of afstaan
Waardoor die [medeverdachte 2] werd gedwongen die auto aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te geven.
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2012 tot en met 5 juni 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, en/of te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat hij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of foto’s gegeven en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden ter beschikking gesteld en/of doorgegeven en/of gevraagd en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd.
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2012 tot en met 11 november 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, en/of te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat hij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of foto’s gegeven en/of informatie en/of instructie(s) en/of foto’s ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden ter beschikking gesteld en/of doorgegeven en/of gevraagd en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd.
Feit 5
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 december 2011 tot en met 20 november 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland en/of te Curaçao heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7]
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten:
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (artikel 2A Opiumwet jo 10 lid 5 Opiumwet) en/of
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren verstrekken vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (artikel 2B en 2C Opiumwet jo 10 lid 4 en lid 3 Opiumwet) en/of
- een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden en/of bevorderen door
* een ander te trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten trachten te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstig redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Feit 6
Hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2012 tot en met 22 november 2012 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam en/of Capelle aan de IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer ] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (moord strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
  • een wapen te weten een pistool van het merk Glock, type 26 met patroonhouder bevattende 9 kogelpatronen en/of
  • een wapen te weten een pistool van het merk HS, type 95 met patroonhouder bevattende 15 kogelpatronen en/of
  • een wapen te weten een pistool van het merk CZ, type 75B, kaliber 9mm Luger met patroonhouder bevattende 14 kogelpatronen en/of
  • een wapen te weten een semiautomatisch pistool, merk Walther, voorzien van geluidsdemper en/of
  • een wapen te weten een pistoolmitrailleur, R9, Arms Corp voorzien van geluidsdemper
en/of
  • een woning gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam en/of
  • een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] te Schiedam
en/of
- een mobiele telefoon van het merk Black Berry (pinnummer [PIN-nummer medeverdachte 9]), met simkaart en micro SD kaart met op die micro SD kaart twee afbeeldingen van voornoemde [slachtoffer ]
en/of
- een personenauto, te weten BMW (kenteken [kenteken 2]).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Naar aanleiding van informatie die het CargoHarc-team Schiphol op 6 september 2011 en op 15 september 2011 van de (Nationale) Criminele Inlichtingen Eenheid ontvangt wordt een opsporingsonderzoek gestart onder de naam Athena. Het opsporingsonderzoek Athena richt zich in eerste instantie op [verdachte] en personen om hem heen die zich bezig zouden houden met de invoer van verdovende middelen via de luchthaven Schiphol. Gedurende het onderzoek ontstaat de verdenking dat een aantal van de verdachten, waaronder [verdachte], uit onderzoek Athena voorbereidingen treft tot het plegen van een moord. Het onderzoek Athena wordt daartoe uitgebreid.
[verdachte] wordt in het onderzoek Athena verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van verdovende middelen op 26 februari 2012, de voorbereiding van invoer van verdovende middelen gedurende twee afzonderlijk ten laste gelegde periodes en hem wordt in dit kader verweten dat hij lid was van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. Voorts wordt [verdachte] verweten dat hij een persoon met geweld, bedreiging met geweld of door enige andere feitelijkheid heeft gedwongen tot de afgifte van een auto en daarnaast, zoals hiervoor al aangehaald, wordt [verdachte] verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van de ten laste gelegde feiten, waarbij de officier van justitie van oordeel is dat [verdachte] ten aanzien van feit 1 voor het hem primair ten laste gelegde veroordeeld dient te worden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot integrale vrijspraak van verdachte. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de inzet van een IMSI-catcher op 21 oktober 2011 en de hieruit voortvloeiende telefoontap van 27 oktober 2011 onrechtmatig hebben plaatsgevonden, nu de inzet van deze bevoegdheden niet voldoet aan de eis van de verdenking zoals verwoord in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verdediging stelt daartoe dat de bevelen van 21 en 27 oktober 2011 ex artikel 126nb en 126m Sv slechts berusten op het niet nader te toetsen proces-verbaal van de Nationale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: NCIE) van 15 september 2011 waaruit zou zijn gebleken dat [verdachte] deel uitmaakt van een groep die zich bezighoudt met de invoer van verdovende middelen in Nederland en België. De verdediging meent dat de vruchten van voornoemde tap die aan de basis staat van al het vergaarde (bewijs)materiaal, te weten de tap- en pinggesprekken in de onderscheiden zaaksdossiers B1, B4, B6, B8 en B9, onrechtmatig zijn verkregen en derhalve dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts heeft de raadsman elk feit afzonderlijk besproken en daarbij telkens primair vrijspraak bepleit.
4.3.
Oordeel van de rechtbank [1] [2]
4.3.1.
Algemene overweging gebruik nummers telecommunicatie
In het onderzoek Athena is gespreksverkeer en dataverkeer opgenomen en uitgeluisterd, dan wel -gelezen, welk verkeer heeft plaatsgevonden met in het onderzoek bekend geworden telefoon-, IMEI-, IMSI- en PIN-nummers. Een IMEI-nummer heeft als eigenschap dat het verbonden is met de mobiele telefoon die gebruikt wordt. Het IMEI-nummer blijft bij het toestel en verandert nooit. Mocht de gebruiker een andere simkaart in het toestel stoppen dan blijft het IMEI-nummer hetzelfde, het telefoonnummer verandert wel. PIN-nummers zijn unieke nummers van BlackBerry smartphones, gekoppeld aan het IMEI-nummer. De PIN-nummers kunnen worden gebruikt als adressering voor een vorm van mobiele communicatie tussen BlackBerry smartphones (‘pingen’). Het PIN-nummer behorend bij een IMEI-nummer kan niet worden gewijzigd. Het PIN-nummer kan worden gekoppeld aan een door de gebruiker opgegeven naam (nickname). Deze naam kan worden gewijzigd. Het IMSI-nummer is een uniek nummer behorend bij een simkaart. Wat betreft de communicatie tussen verdachten wordt tevens gebruik gemaakt van bijnamen. De rechtbank onderscheidt de bijnamen van de hiervoor bij een PIN-nummer behorende nickname.
De conclusie dat een verdachte in deze zaak iets zegt of schrijft in het onderschepte gespreks- en/of dataverkeer vloeit in beginsel voort uit de conclusie dat de betreffende verdachte de gebruiker is van het betreffende nummer. Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers met de inhoud van de onderschepte communicatie te bespreken, zal de rechtbank daarom eerst aangeven welke nummers zij aan verdachten toeschrijft en op grond waarvan.
4.3.2.
Beoordeling rechtmatigheid inzet IMSI-catcher en telefoontap
De rechtbank zal eerst de inzet van een IMSI-catcher op 21 oktober 2011 en het bevel tot het opnemen van (tele)communicatie op 27 oktober 2011 bezien in het licht van het verweer van de verdediging dat voor het aanwenden van elk van deze bevoegdheden onvoldoende verdenking jegens [verdachte] bestond.
Om mobiele telefoongegevens te verkrijgen is door het opsporingsteam gebruik gemaakt van een zogenoemde IMSI-catcher. Een IMSI-catcher is een technisch hulpmiddel waarmee het – onder meer – mogelijk is gegevens van mobiel telefoonverkeer te scannen. Onder scannen wordt in dit verband verstaan: het met daartoe geschikte apparatuur automatisch en herhaald systematisch aftasten van een bepaalde frequentieband met als doel informatie te verzamelen met betrekking tot een bepaald nummer in een bepaald gebied. De IMSI-catcher neemt feitelijk de functie over van een naburige zendmast, scant alle frequenties van de aanbieders van een openbaar (mobiel) communicatienetwerk of -dienst en registreert op dat moment de IMSI- en IMEI-nummers van alle mobiele telefoons die zich aanmelden bij deze zendmast.
In het onderhavige geval is de IMSI-catcher ingezet teneinde zicht te krijgen op de bij [verdachte] in gebruik zijnde telecommunicatie, zodat deze kon worden opgenomen en uitgeluisterd. Teneinde op deze wijze toepassing te kunnen geven aan de bevoegdheid als bedoeld in artikel 126m Sv dient – onder meer – te zijn voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 126m Sv. Dit betekent dat voor de inzet van een IMSI-catcher op grond van artikel 126nb Sv vereist is dat sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Uit vorenstaande vloeit voorts voort dat als, wat betreft de verdenking, voldaan wordt aan de daarvoor gestelde eisen ten aanzien van de inzet van de IMSI-catcher op 21 oktober 2011 ook het verlenen van het bevel tot het opnemen van (tele)communicatie van 27 oktober 2011 niet meer ter discussie kan staan, omdat de eisen ten aanzien van de verdenking gelijk zijn.
Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bevel tot inzet van de IMSI-catcher gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Het onderzoek Athena is gestart naar aanleiding van door de teamleiding van het CargoHarc-team Schiphol op respectievelijk 6 september 2011 en 15 september 2011 ontvangen processen-verbalen van de Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: CIE) en de NCIE. [3] In het proces-verbaal dat op 6 september 2011 van de CIE werd ontvangen staat dat via één informant de volgende informatie is binnen gekomen: ‘[betrokkene 2] werkt bij de KLM op Schiphol en houdt zich daar tijdens deze werkzaamheden bezig met de invoer van verdovende middelen. Hij werkt hierbij samen met [betrokkene 3] uit Breda.’ In het proces-verbaal worden voorts de personalia van zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 3] genoemd. [4]
In het proces-verbaal van 15 september 2011 van de NCIE staat als informatie die bij de NCIE is binnen gekomen gerelateerd: ‘Een Joegoslaaf genaamd [bijnaam] maakt deel uit van een groep die zich bezig houdt met de invoer van verdovende middelen in Nederland en België. Een [verdachte] maakt deel uit van die groep. Met ‘een Joegoslaaf’ wordt bedoeld: [betrokkene 3], geboren [geboortedatum] te Sarajevo, wonende [adres 3]. Met ‘[verdachte]’ wordt bedoeld: [verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] te[geboorteplaats], wonende [adres verdachte].’ [5]
Op 6 oktober 2011 wordt door de officier van justitie een bevel stelselmatige observatie jegens [verdachte] afgegeven. [6] Op 7 oktober 2011 geeft de officier van justitie een bevel bijzondere vergaring nummergegevens ex artikel 126nb Sv af, welk bevel geldt voor de periode van 11 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011. [7] Op 11 oktober 2011 is een IMSI-catcher ingezet, maar hieruit zijn geen relevante gegevens naar voren gekomen. [8] Op 21 oktober 2011 wordt een gelijk bevel afgegeven, naar aanleiding van een op 20 oktober 2011 door de officier van justitie daartoe strekkend mondeling bevel, maar dan voor de periode van 21 oktober 2011 tot en met 27 oktober 2011. [9] Dit leidt dan vervolgens tot de inzet van een IMSI-catcher op 21 oktober 2012 en bij deze inzet komt onder andere het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 verdachte] naar voren. [10] Uit het proces-verbaal van aanvraag strekkende tot laatstgenoemd bevel volgt dat op het moment van deze aanvraag niet alleen de (N)CIE-informatie bekend was bij het opsporingsteam, maar dat zij ook zelfstandig onderzoek naar [verdachte] heeft verricht door middel van het uitvoeren van een aantal zoekslagen in verschillende systemen. Uit gegevens van het computersysteem van de belastingdienst BVR volgt dat daadwerkelijk een [verdachte] op het adres [adres verdachte] woont. Voorts blijkt uit het proces-verbaal dat [verdachte] op 19 oktober 2011 is geobserveerd en dat bij die observatie is waargenomen dat [verdachte] een ontmoeting had met een man en dat beide mannen tijdens de ontmoeting een mobiele telefoon vast hadden en voorts dat [verdachte] op enig moment de woning aan de [adres verdachte] binnen ging. [11] Op 27 oktober 2011 machtigt de rechter-commissaris de officier van justitie tot het geven van een bevel tot het opnemen van (tele)communicatie die plaatsvindt via het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 verdachte], welk bevel de officier van justitie diezelfde dag afgeeft. [12]
Conclusie
De hiervoor aangehaalde (N)CIE-berichten in onderling verband en samenhang bezien maken dat [verdachte] in verband kan worden gebracht met de invoer van verdovende middelen via de luchthaven Schiphol. De informatie is geconcretiseerd aangezien [verdachte] daarin met naam en toenaam wordt genoemd en ook zijn adres is gerelateerd. Vervolgens heeft het opsporingsteam onderzoek verricht waarbij de in het NCIE-proces-verbaal van 15 september 2011 genoemde personalia en adres zijn gecontroleerd en de juistheid van het in het NCIE-proces-verbaal genoemde adres is bevestigd. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er jegens [verdachte] een voldoende concrete verdenking bestond dat hij zich bezig hield met feiten als bedoeld in artikel 2, onder A, van de Opiumwet. De rechtbank acht daarmee de bevelen tot inzet van de IMSI-catcher van 7 en 21 oktober 2011 en het bevel tot het opnemen van (tele)communicatie van 27 oktober 2011 rechtmatig en zij verwerpt om die reden het tot bewijsuitsluiting van vruchten van deze bevelen strekkende verweer van de raadsman.
4.3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier B4)[verdachte] wordt onder feit 3 verweten dat hij zich in de periode van 16 mei 2012 tot en met
5 juni 2012 schuldig heeft gemaakt aan de strafbare voorbereiding of bevordering van met betrekking tot cocaïne te verrichten gedragingen, zoals – onder meer – het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne. De onderzoeksresultaten in zaaksdossier B4 bestaan, voor het overgrote deel, uit onderschepte datacommunicatie, te weten pinggesprekken. [verdachte] heeft zich gedurende het hele onderzoek, daargelaten een enkele verklaring met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden, beroepen op zijn zwijgrecht. In het onderzoek dat ziet op zaaksdossier B4 is geen cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Voor de bewijslevering komt het daarom vooral aan op de betekenis die moet worden toegekend aan de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen communicatie.
In de onderschepte pinggesprekken in dit dossier wordt niet ondubbelzinnig gesproken over cocaïne respectievelijk de invoer daarvan. In zijn uitspraak van 14 december 2012 (onderzoek Alpamayo) [13] heeft het Gerechtshof Amsterdam overwogen dat wanneer in weerwil van de letterlijke gebezigde bewoordingen de betekenis en strekking van onderschepte gesprekken niettemin worden geduid als betrekking hebbende op cocaïne bij de bewijslevering de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht. Het risico op een verkeerd begrip is immers aanwezig als de betekenis van het gesproken en geschreven woord moet worden uitgelegd en geïnterpreteerd. De rechtbank heeft daarom na te gaan of de voor het bewijs te bezigen verslagen van – in het onderhavige geval – pinggesprekken, bezien naar hun inhoud, de chronologie en de kring van deelnemers aan die gesprekken, in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst.
In zaaksdossier B4 is [verdachte] slechts actief deelnemer aan vier pinggesprekken die plaats vinden op 18 en op 22 mei 2012. Voorts wordt [verdachte] een aantal keer via pingberichten aangesproken door een medeverdachte, waarop hij niet kenbaar reageert, en wordt over hem/zijn activiteiten gesproken door medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat een en ander, gelet op de enkele door [verdachte] zelf gevoerde pinggesprekken en gelet ook op de inhoud van de overige gesprekken, niet in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kan worden geplaatst. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen [verdachte] onder feit 3 ten laste is gelegd. [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.
4.3.4.
Feit 1 (zaaksdossier B1)
I. Inleiding
Aan onder meer [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wordt primair verweten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan de invoer van ongeveer zes kilogram cocaïne in Nederland op 26 februari 2012. Subsidiair wordt verdachten verweten dat zij de invoer hebben voorbereid dan wel bevorderd.
II. Gebruik nummers telecommunicatie
[verdachte]
De rechtbank stelt op grond van het navolgende vast dat de PIN-nummers [PIN-nummer 1 verdachte] en [PIN-nummer 2 verdachte] indertijd aan [verdachte] toebehoorden. Op 20 november 2012 vindt in de woning aan de [adres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning van [verdachte], een doorzoeking plaats waarbij een BlackBerry telefoon type 9360 wordt aangetroffen, bij welk toestel het PIN-nummer [PIN-nummer 1 verdachte] hoort. [14] heeft erkend dat hij deze telefoon op enig moment in zijn bezit heeft gehad. [15] Het IMEI-nummer behorend bij voornoemde BlackBerry telefoon komt naar voren tijdens de inzet van een IMSI-catcher op 19 januari 2012 bij twee verschillende runs op locaties waar [verdachte] zich op dat moment bevindt. [16] Uit opgenomen datacommunicatie/pingberichten is gebleken dat de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 verdachte] als nickname onder meer ‘NLS [bijnaam 1 verdachte]’ gebruikt. [17]
Bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] op 20 november 2012 wordt tevens een BlackBerry telefoon type 9900 aangetroffen. Het PIN-nummer behorende bij deze telefoon betreft [PIN-nummer 2 verdachte]. [18] Aan voornoemd PIN-nummer is eveneens de nickname ‘[bijnaam 1 verdachte]’ gekoppeld. [19] Op 6 februari 2012 pingt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 verdachte] met de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 6], dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] pingt vanaf 14.25 uur: ‘Ik ga straks naar [voornaam medeverdachte 7] man die auto lekt olie.’ ‘Nog niet klaar met werk.’ De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 verdachte] antwoordt: ‘Nee man 3 uur.’ Met [voornaam medeverdachte 7] wordt vermoedelijk [medeverdachte 7] bedoeld, de eigenaar van een garagebedrijf in Amsterdam. Uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken van [verdachte], op 6 februari 2012 in de ochtend, blijkt dat [verdachte] gebruik maakt van zendmasten in de directe omgeving van zijn werk. [20] [verdachte] heeft verklaard stage te lopen bij de [garage 1] van [medeverdachte 7]. [21] Op 1 maart 2012 pingt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] aan de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 verdachte] dat [bijnaam medeverdachte 2] een ontmoeting wil en dat hij hem achter de drinkplek heeft gestuurd. De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 verdachte] vraagt of het gewoon de parkeerplek is en de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] antwoordt bevestigend. Vervolgens pingt laatstgenoemde om 16.27 uur dat zij elkaar ook moeten ontmoeten. De gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 2 verdachte] antwoordt: ‘ok’. [22] Op 1 maart 2012 om 17.11 uur ziet het observatieteam dat er een ontmoeting plaatsvindt tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte]. [23] Diezelfde dag pingt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Zij moeten mij vandaag betalen, g.’ ‘Ik zit hier met de soldaten om op ze te gaan.’ en om 19.42 uur: ‘Wij zitten hier te wachten dat zij komen.’ [24] Op datzelfde moment wordt door het observatieteam een ontmoeting waargenomen voor café restaurant Dauphine tussen [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3]. [25] [medeverdachte 5], medeverdachte in onderzoek Athena, herkent op een foto met meerdere personen [verdachte] als zijnde ‘[bijnaam 1 verdachte]’. [26]
Naast de hiervoor genoemde PIN-nummers schrijft de rechtbank het telefoonnummer
[telefoonnummer 1 verdachte] aan [verdachte] toe. Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1 verdachte] is als contact ‘[bijnaam 2 verdachte]’ aangetroffen in een telefoon die in beslag is genomen in de woning aan de [adres medeverdachte 3] te Diemen, te weten het verblijfadres van [medeverdachte 3]. [27] [verdachte] heeft tijdens zijn verhoor van 20 november 2012 aangegeven dat hij [bijnaam 2 verdachte] wordt genoemd. [28] Op 1 maart 2012 voert de gebruiker van het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 1 verdachte] een telefoongesprek met [medeverdachte 7], medeverdachte in het onderzoek Athena. [medeverdachte 7] vraagt of hij met [verdachte] spreekt. De gebruiker van voornoemd telefoonnummer antwoordt bevestigend. [medeverdachte 7] zegt tegen de gebruiker van voornoemd telefoonnummer dat hij drie of vier maanden stage bij hem kan lopen. [29] [verdachte] heeft verklaard dat hij stage heeft gelopen bij de [garage 1] van [medeverdachte 7]. [30]
[medeverdachte 1]
Aan [medeverdachte 1] schrijft de rechtbank het PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 1] toe.
Bij het PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 1] horen het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 1] en (tot 2 maart 2012) het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 1]. [31] Voornoemd IMEI-nummer komt naar voren bij de inzet van een IMSI-catcher op 21 februari 2012 en 23 februari 2012 op drie verschillende locaties waar [medeverdachte 1] zich op dat moment bevindt. [32] De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 1] maakt – onder meer – gebruik van de nickname ‘NLS presenting [bijnaam 1 medeverdachte 1] 2’. Op 10 april 2012 wordt opnieuw een IMSI-catcher ingezet op twee locaties waar [medeverdachte 1] zich op dat moment bevindt. Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2 medeverdachte 1]wordt in de aanwezigheid van [medeverdachte 1] getraceerd. [33] De gespreksvoering van dit IMEI-nummer is afgeluisterd. Daaruit blijkt dat bij dit IMEI-nummer het PIN-nummer [PIN-nummer 2 medeverdachte 1] hoort. Ook de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 medeverdachte 1] maakt gebruik van een nickname met daarin ‘NLS’ en ‘[bijnaam 1 medeverdachte 1]’. Vanaf laatstgenoemd PIN-nummer wordt het volgende pingbericht verstuurd: ‘ik ben in een voorstelling van [naam zoon medeverdachte 1] die saxofoon speelt’. [34] [medeverdachte 1] had een zoon met de naam [naam zoon medeverdachte 1]. [35]
Op 20 november 2012 wordt een doorzoeking verricht in een boxruimte aan de [adres 4] te Amsterdam, welke wordt gehuurd door [medeverdachte 6]. In deze box wordt een doosje van een simkaarthouder van Vodafone aangetroffen. Op het doosje staat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 1]. [36] [medeverdachte 6] is bevriend met [medeverdachte 1]. [37]
Naast het hiervoor genoemde PIN-nummer stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 2 medeverdachte 1], [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] en [telefoonnummer 4 medeverdachte 1].
Op 15 februari 2012 wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] uitgebeld naar het nummer [telefoonnummer 1 verdachte]. [bijnaam 2 verdachte] neemt op en feliciteert [naam zoon medeverdachte 1] en vraagt daarna naar de vader van [naam zoon medeverdachte 1]. Vervolgens komt er een andere persoon aan de telefoon die zegt dat zijn kinderen ook de kinderen van [bijnaam 2 verdachte] zijn. [38] Zoals hiervoor al aangehaald heet de overleden zoon van [medeverdachte 1] [naam zoon medeverdachte 1]. Op 16 januari 2012 belt de gebruiker van het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]. De gebruiker van laatstgenoemd nummer noemt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] [voornaam medeverdachte 1]. [39] De volledige naam van [medeverdachte 1] is [personalia medeverdachte 1]. [40]
Op 1 januari 2012 belt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] uit naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 6]. De gebruiker van eerstgenoemd nummer vraagt aan laatstgenoemde of hij een extra dag bij [naam] kan betalen. Verder vraagt [naam zoon medeverdachte 1] of de gebruiker van het nummer eindigend op [telefoonnummer medeverdachte 6] zijn PlayStation voor hem wil meenemen. [41] De gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer medeverdachte 6] betreft [medeverdachte 6]. [42]
Op 29 december 2011, vlak na middernacht, om 00.32 uur, voert de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] een gesprek met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 verdachte] waarin zij bespreken dat zij morgen een afspraak hebben bij de nette plaats. [43] De simkaart behorende bij het laatstgenoemde nummer is aangetroffen op het adres van [verdachte]. [44] [medeverdachte 1] is door het observatieteam op 29 december 2011 om 13.13 uur samen met [verdachte] gezien bij café restaurant Dauphine te Amsterdam. [45] [46] Op 26 december 2011 belt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnnummer vriendin medeverdachte 1]. De gebruiker van eerstgenoemd telefoonnummer zegt dat hij met de kinderen en [vriendin medeverdachte 1] zit te eten. [47] [medeverdachte 1] is getrouwd geweest met [vriendin medeverdachte 1]. [48] Op 31 december 2011 belt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] uit naar de gebruiker van het Antilliaanse telefoonnummer [telefoonnummer]. De gebruiker van eerstgenoemd nummer zegt dat hij zijn eigen dingen gaat zetten, [geboortedatum]. De gebruiker van het Antilliaanse telefoonnummer zegt dat de naam van de moeder van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] [naam] is. In een tweede telefoongesprek op 31 december 2011 tussen voornoemde personen zegt de gebruiker van het telefoonnummer dat [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] dat hij denkt dat de meisjesnaam van zijn moeder [naam] is. De gebruiker van het Antiliaanse nummer zegt dat de meisjesnaam [achternaam medeverdachte 1] is, zonder h. De voornaam van de moeder is [naam]. In een derde gesprek die dag tussen de beide personen zegt de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] dat zijn enige broers [naam] en [naam] zijn. [49] Op woensdag 4 januari 2011 heeft verbalisant [verbalisant 1] het systeem BKR geraadpleegd. Bij het invoeren van de naam ‘[naam]’ als zoekterm kwam onder andere een vrouw naar voren met de voorletters [voorletters] Uit onderzoek is verder naar voren gekomen dat[naam] drie zonen en een dochter heeft: [naam], [medeverdachte 1], [naam] en [naam]. [naam] is geboren op [geboortedatum]. [50]
De rechtbank schrijft het telefoonnummer [telefoonnummer 4 medeverdachte 1] toe op grond van het navolgende.
Op 15 december 2011 belt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnnummer vriendin medeverdachte 1] met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4 medeverdachte 1]. Die laatste vraagt of de gebruiker van het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnnummer vriendin medeverdachte 1] met [naam] is en of hij haar de groeten wil doen van [naam zoon medeverdachte 1]. [51] Op 27 december 2011 voert verbalisant [verbalisant 2] een stemherkenning uit naar de gebruikers van de telefoonnummers [telefoonnummer 4 medeverdachte 1] en [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] door voornoemde gesprekken te laten beluisteren door twee beëdigde tolken. Op basis van voornoemde tapgesprekken hebben beide tolken het vermoeden uitgesproken dat de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 4 medeverdachte 1] en [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] één en dezelfde persoon is. Dit vermoeden is gebaseerd op de klank en intonatie van de stem van de gebruiker van voornoemde telefoonnummers. [52]
Op grond van het navolgende concludeert de rechtbank dat [bijnaam 2 medeverdachte 1] een bijnaam van [medeverdachte 1] is. Op 5 december 2011 voert [medeverdachte 1] als gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4 medeverdachte 1] een telefoongesprek met [verdachte]. [verdachte] zegt dat hij samen met [vriendin verdachte] is. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] om aan [vriendin verdachte] de groeten te doen, waarop [verdachte] tegen een persoon bij hem aanwezig zegt: ‘Hey [bijnaam 2 medeverdachte 1] heeft jou laten groeten.’ [53] Op 22 december 2011 voert [medeverdachte 1] als gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] een telefoongesprek met [verdachte]. [medeverdachte 1] zegt: ‘Hey, dit is die nieuwe van mij.’ [verdachte] vraagt met wie hij spreekt. Waarop [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Dit is mijn nieuwe, [bijnaam 2 medeverdachte 1].’ [54]
De rechtbank schrijft voorts aan verdachte [medeverdachte 1] het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] toe.
De gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 4 medeverdachte 1] verzendt en ontvangt in de periode van
29 oktober 2011 tot en met 20 december 2011 berichten naar en van het nummer [PIN-nummer 3 verdachte]. Het laatste nummer is vermoedelijk in gebruik bij [verdachte] en gebruikt de nickname [bijnaam 1 verdachte] Nls. Het PIN-nummer [PIN-nummer 4 medeverdachte 1] gebruikt de nickname [bijnaam 3 medeverdachte 1] B-). Op 29 oktober 2011 pingen voornoemde nummers om 21.04 uur over een ontmoeting met elkaar over een half uur. Om 21.59 pingt het nummer dat eindig op [PIN-nummer 3 verdachte] op een vraag van een PIN-nummer met de nickname [nickname 1] of hij is aangekomen, ‘ja schat, ik ben al met [bijnaam 2 medeverdachte 1]’. Op 18 november pingen voornoemde nummers weer met elkaar. Om 13.53 pingt [bijnaam 3 medeverdachte 1]: ik kom wel. [bijnaam 1 verdachte] pingt: kom dan. Om 13.55 pingt [bijnaam 1 verdachte] naar een PIN-nummer waaraan de nickname >=O is toegevoegd: Ik ben onderweg, ga [bijnaam 2 medeverdachte 1] bij de benzinepomp ontmoeten.
Op 29 november 2011 ontvangt het PIN-nummer [PIN-nummer 3 verdachte] een pingbericht. Het bericht is aan meer geadresseerden verzonden. Bij de ontvangers staan PIN-nummers met nicknames. Bij de ontvanger van het bericht met PIN-nummer [PIN-nummer 4 medeverdachte 1] staat de nickname [bijnaam 2 medeverdachte 1]. [55]
Met het telefoonnummer van [medeverdachte 6] dat eindigt op [telefoonnummer medeverdachte 6] worden pingberichten verstuurd. Hierbij wordt het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 6] gebruikt. Dat PIN-nummer heeft onder meer contact met het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] met de nickname [bijnaam 3 medeverdachte 1] 2. Op 8 februari 2012 zoekt laatstgenoemd PIN-nummer om 20.04 uur contact met eerstgenoemd PIN-nummer. Dat contact komt niet tot stand. Om 20.12 belt het nummer dat eindigt op [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] met het telefoonnummer in gebruik bij een NN-vrouw [vriendin medeverdachte 6]. Het nummer dat eindigt op [telefoonnummer 2 medeverdachte 1], het nummer dat hierboven is toegeschreven aan [medeverdachte 1], vraagt hoe het is met de man, dat hij hem aan het pingen is, maar dat hij niet antwoordt. [vriendin medeverdachte 6] zegt dat hij op het werk is. Dat hij zei dat hij bezig is met het afsluiten van het pand. Om 19.45 heeft PIN-nummer [PIN-nummer] aan [PIN-nummer medeverdachte 6] gevraagd of hij nog niet klaar is met het afsluiten van het pand. Om 20.16 pingt nummer [PIN-nummer] aan [PIN-nummer medeverdachte 6] dat [bijnaam 4 medeverdachte 1] zegt hij pingt je, je reageert niet. Ik heb gezegd je bent nog aan het werk. [56]
Op 1 maart 2012 pingt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] aan [verdachte] dat [bijnaam medeverdachte 2] een ontmoeting wil en dat hij hem achter de drinkplek heeft gestuurd. [verdachte] vraagt of het gewoon de parkeerplek is en de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] antwoordt bevestigend. Vervolgens pingt laatstgenoemde om 16.27 uur dat zij elkaar ook moeten ontmoeten. [verdachte] antwoordt: ‘ok’. [57] Op 1 maart 2012 om 17.11 uur ziet het observatieteam dat er een ontmoeting plaatsvindt tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte]. [58]
Tot slot schrijft de rechtbank de IMEI-nummers [IMEI-nummer 3 medeverdachte 1] en [IMEI-nummer 4 medeverdachte 1] aan [medeverdachte 1] toe. Op 21 februari 2012 en op 23 februari 2012 komt bij de inzet van een
IMSI-catcher op drie verschillende locaties waar [medeverdachte 1] zich op dat moment bevindt het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3 medeverdachte 1] naar voren. [59] Op 26 februari 2012 belt de gebruiker van voornoemd IMEI-nummer uit naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Die laatste wordt door de gebruiker van het IMEI-nummer [vriendin medeverdachte 1] genoemd. [vriendin medeverdachte 1] noemt de gebruiker van het IMEI-nummer schatje. [60] De gebruiker van het IMEI-nummer [IMEI-nummer 4 medeverdachte 1] belt op 29 februari 2012 met de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer]. Het gesprek gaat over de relatie tussen beide personen. De gebruiker van voornoemd telefoonnummer wordt opnieuw [vriendin medeverdachte 1] genoemd. [61]
[medeverdachte 3]
Aan [medeverdachte 3] schrijft de rechtbank het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 3] toe. Daarnaast staat voor de rechtbank vast dat ‘[bijnaam 1 medeverdachte 3]’ een bijnaam is waarmee [medeverdachte 3] wordt aangeduid. Voorts is voor de rechtbank vast komen te staan dat [medeverdachte 3] wordt aangeduid als ‘[bijnaam 2 medeverdachte 3]’
Op 29 december 2011 belt [verdachte] om 12.10 uur uit naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 3]. Laatstgenoemde geeft aan dat hij onderweg is. [verdachte] zegt dat hij er al is. [62] Om 12.21 uur bellen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 3] weer met elkaar. De gebruiker van laatstgenoemd nummer zegt dat hij er is. [verdachte] geeft aan dat hij links van de deur zit. [63] Uit camerabeelden van café restaurant Dauphine blijkt dat op 29 december 2011 om 12.22 uur [medeverdachte 3] bij de draaideur van Dauphine loopt. Op dat moment is [medeverdachte 3] aan het bellen, kijkt hij naar links en slaat hij linksaf. [64] Op 29 december 2011 heeft het observatieteam vanaf 13.13 uur in Dauphine een ontmoeting waargenomen tussen onder meer [verdachte] en [medeverdachte 3]. [65] Diezelfde dag om 18.15 uur belt de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 3] met [verdachte]. Hij zegt tegen [verdachte] dat hij [bijnaam 2 medeverdachte 3] is. [66] Op 27 januari 2012 om 19.51 uur belt [verdachte] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 3]. [verdachte] vraagt met wie hij spreekt. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 3] antwoordt: [bijnaam 2 medeverdachte 3].’ [67] Op 3 maart 2012 om 16.14 uur belt [medeverdachte 1] met ene [NN]. [NN] zal het nummer van [bijnaam 1 medeverdachte 3] per sms versturen. [68] Om 17.31 uur ontvangt [medeverdachte 1] van [NN] het volgende sms-bericht: [telefoonnummer 2 medeverdachte 3] [bijnaam 1 medeverdachte 3]. [69] Medeverdachte [medeverdachte 5] wordt tijdens zijn tweede verhoor op 20 februari 2013 geconfronteerd met een foto waarop onder andere [medeverdachte 3] is afgebeeld. [medeverdachte 5] verklaart dat de man met de bontkraag ([medeverdachte 3]) [bijnaam 1 medeverdachte 3] van de Bijlmer is. [70] Uit de ID-staat SKDB blijkt dat [medeverdachte 3] in 2003 en 2007 in de Bijlmer heeft gewoond. [71] Op 20 november 2012 vindt er een doorzoeking plaats op het verblijfadres van [medeverdachte 3], te weten [adres medeverdachte 3] te Diemen. In de woning wordt een agenda aangetroffen met daarin een foto van [medeverdachte 3]. In deze agenda staat het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 3]. Bij de datum 26 juni 2012 staat vermeld: ‘[bijnaam 1 medeverdachte 3] naar Curaçao.’ Op de verjaardagskalender bij de datum [geboortedatum medeverdachte 3] staat ook de naam [bijnaam 1 medeverdachte 3] vermeld. [72] [medeverdachte 3] is geboren op [geboortedatum medeverdachte 3]. [73] Tevens wordt op het verblijfadres van [medeverdachte 3] een factuur aangetroffen van [bedrijfsnaam] computers te Amsterdam van 3 oktober 2012 waarop staat: ‘[bijnaam 1 medeverdachte 3], [adres medeverdachte 3].’ [74]
[medeverdachte 2]
De rechtbank stelt, op grond van het navolgende, vast dat ‘[bijnaam medeverdachte 2]’ een bijnaam is voor [medeverdachte 2]. Dit geldt tevens voor de varianten van deze bijnaam, zoals ‘[bijnaam medeverdachte 2]’, ‘[bijnaam medeverdachte 2]’ en ‘[bijnaam medeverdachte 2]’.
Op 16 februari 2012 belt [medeverdachte 1] uit naar [verdachte]. [verdachte] zegt dat hij op de datum van [bijnaam medeverdachte 2] rekent. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ah… ja, ja…van [medeverdachte 2], die [medeverdachte 2] ons heeft gezegd.’ ‘Ja, swa’, zegt [verdachte]. [75] Op 26 februari 2012 om 16.02 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat [bijnaam medeverdachte 2] zegt dat de bus laat is gearriveerd. [76] Om 16.14 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat [bijnaam medeverdachte 2] zegt dat de man geen gelegenheid krijgt en dat hij het op en neer laat gaan om het werk te doen. [verdachte] zegt dat als hij dit ding verneukt hij niet in zijn schoenen wil staan. [77] Om 16.42 uur belt [medeverdachte 1] met [vriendin medeverdachte 1]. [vriendin medeverdachte 1] vraagt of die [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] heeft geript. [78] Op 26 februari 2012 om 20.46 uur pingt [verdachte] met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] pingt dat [bijnaam medeverdachte 2] het niet moet verkloten. [verdachte] zegt dat hij pissig is op [bijnaam medeverdachte 2]. [79] Op 29 februari 2012 is van 15.52 tot 17.45 een ontmoeting waargenomen tussen [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Van 18.21 uur tot ongeveer 18.55 uur is een ontmoeting op een andere plaats waargenomen tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5]. [80] Op 29 februari 2012 pingt [medeverdachte 1] om 18.31 uur aan [betrokkene 1]: ‘Nu [betrokkene 1], de vent beweert dat hij niets heeft gevonden. We hebben hun uitgelegd dat ze moeten betalen. En vandaag beginnen met betalen, hij doet alsof hij wilt twijfelen dat het ding gezet is terwijl het onder zijn verantwoordelijkheid valt dat hij het niet heeft gepakt.’ [81] Op 1 maart 2012 om 16.25 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat [bijnaam medeverdachte 2] een ontmoeting wil en dat hij hem achter de drinkplek heeft gestuurd. [82] Om 19.12 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Die mensen hebben het ding gepakt, maar zij zijn fout zij moeten betalen.’ ‘Wij zitten hier te wachten dat zij komen.’ [83] Op 1 maart 2012 wordt door het observatieteam om 19.56 uur een ontmoeting waargenomen voor restaurant café Dauphine tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. [84] Diezelfde dag om 21.32 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Ik heb hier al een auto afgenomen vriend.’ ‘Ik begin met alvast deze te verkopen.’ [85] Op 7 maart 2012 werd een witte Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 1], op naam gesteld van [medeverdachte 7] en op 25 april 2012 werd de tenaamstelling overgeschreven op [medeverdachte 4]. De auto was voor 7 maart 2012 op naam gesteld van [naam]. [naam] bleek te zijn ingeschreven op hetzelfde adres als [medeverdachte 2]. Uit Blueview bleek dat [medeverdachte 2] meerdere keren in relatie gebracht en/of gezien was in de Volkswagen golf met kenteken [kenteken 1]. [86]
[betrokkene 1]
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben in zaaksdossier B1 veelvuldig pingcontact met de gebruiker van de PIN-nummers [PIN-nummer 1 betrokkene 1]en [PIN-nummer 2 betrokkene 1] met bijbehorende nicknames. Bij beide PIN-nummers worden de nicknames [nickname betrokkene 1] en [nickname betrokkene 1] afwisselend gebruikt. Bij het PIN-nummer dat eindigt op [PIN-nummer 2 betrokkene 1] wordt korte tijd de nickname: ‘[nickname betrokkene 1]’ gebruikt. De gebruiker van deze PIN-nummers zal hierna worden aangeduid als [betrokkene 1].
De rechtbank zal, uitgaande van voornoemde verdachten als gebruikers van voornoemde nummers, de met die nummers gevoerde pinggesprekken aan de respectieve verdachten toeschrijven, tenzij op grond van contra-indicaties hierna vermeld een andere conclusie gewettigd is.
III. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank zal eerst aangeven wat zij van belang acht voor het bewijs en daaropvolgend ingaan op de rol van de afzonderlijke verdachten bij de invoer die zij uit de feiten en omstandigheden afleidt.
Op 29 december 2011 om 00.32 uur belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte]: ‘Dus wij hebben morgen om 12 uur een afspraak. Daar bij die nette plaats toch?’ [verdachte] bevestigt dit. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens met wie zij een afspraak hebben en of de afspraak met diezelfde brothers is. [verdachte] antwoordt: ‘neen, met die andere mensen, toch.’ Vervolgens antwoordt [medeverdachte 1]: ‘Met de nieuwe. Oké, oké.’ [87] Om 12.28 uur voeren [medeverdachte 1] en [verdachte] wederom een telefoongesprek. [medeverdachte 1] zegt dat hij er bijna is. [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] waar zij zitten. [verdachte] antwoordt dat slechts één van de mannen er is en dat de anderen er nog niet zijn. [88]
Het observatieteam ziet op 29 december 2011 om 13.13 uur [verdachte], [89] [medeverdachte 1], [90] [medeverdachte 2] [91] en [medeverdachte 3] [92] aan een tafel zitten in café restaurant Dauphine te Amsterdam. Om 14.45 uur ziet het observatieteam de mannen Dauphine weer verlaten. [93]
Op 30 januari 2012 om 23.49 uur pingt [verdachte] het volgende aan [betrokkene 1]: ‘Hoe staat het voor ons deze dagen. Zijn wij on?’ Op 31 januari 2012 om 00.03 uur antwoordt [betrokkene 1]: ‘Ja maty wij zijn bezig te kijken hoe en wat.’ [verdachte] antwoordt: ‘Dat ding wat [bijnaam 2 medeverdachte 1] wil doen, wat denk je ervan of wat ga je doen?’ [94] De volgende dag, 1 februari 2012, worden er tussen [verdachte] en [betrokkene 1] vanaf 14.11 uur de volgende pingberichten verstuurd. [verdachte]: ‘Gisteren hebben de guys mij toevallig gepingd mij gevraagd wat er aan het gebeuren is.’ [betrokkene 1]: ‘Ja makker wij zijn wel rond ik ga een beetje geld sturen voor voorschot zodat hij met smaak kan werken.’ [verdachte]: ‘Ik wil het doen’ ‘Wel laten wij het doen om ons jaar te openen.’ [betrokkene 1] pingt om 21.35 uur: ‘Mati neem enkele datums van dat ding om te vertrekken, de man is on.’ [95] Op 2 februari 2012 om 14.35 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Hallo ik heb nog een groep die kan doen makker.’ ‘Maar wij gaan kijken naar die ene waarmee wij de eerste keer hebben gedaan.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja makker afgesproken mati.’ [96] Om 18.54 uur diezelfde dag pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Ga je dat ding van [bijnaam 2 medeverdachte 1] doen mati.’ ‘Want ik ga weer naar een afspraak met hem.’ ‘De mensen zijn klaar.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja mati van [bijnaam persoon/plaats] bedoel je.’ [verdachte] pingt aan [betrokkene 1]: ‘Zij willen minimum 5 inzetten/meedoen.’ [betrokkene 1] verstuurt daarop het volgende bericht: ‘Ja mati laat mij daar komen volgende week kunnen wij het doen. Ik ben read om zelfs 10 of 20 te zetten.’ [verdachte] vraagt aan [betrokkene 1]: ‘Wat zeg ik hun nu aan tafel.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘ja’. [97] Diezelfde dag, om 19.45 uur, ontmoeten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en een onbekende man elkaar in café restaurant Dauphine. Om 20.21 uur voegt [medeverdachte 2] zich bij voornoemde personen. [98] Vanaf 20.22 uur voert [verdachte] een pinggesprek met [betrokkene 1]. [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Makker ik ben hier met de man.’ ‘Nou welke dag ben je klaar om het te doen woensdag of weekend.’ Om 20.33 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Denk je dat wij hun weekend volgende week moeten zeggen. Want in principe weet [bijnaam persoon/plaats] al wat hij moet doen. Of moet jij op dvd wachten?’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja makker beter volgende week weekend, ik zal ervoor zorgen dat ik persoonlijk bij [bijnaam persoon/plaats] ben.’ [99]
Op 6 februari 2012 om 17.59 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1] dat hij zo een afspraak heeft met de gasten van de vleugel. [verdachte] pingt om 20.28 uur aan [betrokkene 1]: ‘Nu vriend ik zit met de gasten hier.’ Vervolgens pingt [verdachte]: de vent van de vleugel. Daarna verstuurt [verdachte] het volgende bericht aan [betrokkene 1]: ‘Hier is [bijnaam 2 medeverdachte 1].’ [100] Kort daarvoor, om 20.09 uur, ziet het observatieteam [verdachte], [medeverdachte 1] en twee onbekende mannen in café restaurant Dauphine. [101] De twee onbekende mannen blijken te zijn [Betrokkene 4] [102] en [medeverdachte 10]. [103]
Op 15 februari 2012 belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [verdachte] zegt: ‘Pac is on voor vrijdag.’ [104] [verdachte] pingt vervolgens om 23.00 uur aan [betrokkene 1]: ‘Kijk of [naam] morgen kan werken.’ ‘Wij zijn on voor komende vrijdag.’ [betrokkene 1] stuurt dan het volgende bericht: ‘Ik vraag aan de mati jou te laten/brengen.’ [verdachte] pingt: ‘Makker, doe je best, want wij hebben de mensen gezegd dat vanaf de 14e van de maand het gestuurd kan worden je hebt ons zelf gezegd.’ [105] [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja swa ik weet het mati.’ [verdachte] schrijft: ‘ik ben niet degene die dat deel heeft geschreven het is [bijnaam 2 medeverdachte 1] en pingt vervolgens dat [betrokkene 1] wel nerveus lijkt. [verdachte] ontvangt daarop de volgende berichten van [betrokkene 1]: ‘Ja, mati, toch nerveus. Ik heb net dat ding voor [naam] gestuurd.’ ‘Ik ben nerveus als dat ding niet in mijn handen is snap je.’ [verdachte] antwoordt: ‘Wij zitten met de guys aan tafel snap je.’ [106]
In een telefoongesprek dat [medeverdachte 1] op 16 februari 2012 met [verdachte] voert geeft [verdachte] aan dat Pacman niet meer kan omdat het te gehaast is. [verdachte] rekent nu op de datum van [bijnaam medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] zegt daarop: ‘Ja, van [medeverdachte 2], die [medeverdachte 2] ons heeft gezegd.’ [107]
Op 18 februari 2012 is [verdachte] met vlucht KL761 naar Curaçao gevlogen. Op 28 februari 2012 staat de terugvlucht naar Amsterdam geboekt. [108]
Op 24 februari 2012 pingen [medeverdachte 1] en [verdachte] met elkaar. [medeverdachte 1] vraagt om 19.21 uur aan [verdachte] of hij tegen [bijnaam 1 medeverdachte 3] heeft gezegd dat [bijnaam medeverdachte 2] geld moet geven. [verdachte] antwoordt bevestigend. [medeverdachte 1] pingt dat hij ze nu gaat ontmoeten, omdat [bijnaam medeverdachte 2] met hem wil praten. Vervolgens pingt [medeverdachte 1] dat hij hem zelf zal zeggen hoeveel. [verdachte] antwoordt: ‘[bijnaam medeverdachte 2] moet het wel geven.’ [medeverdachte 1] pingt dan: ‘Hij moet eraan denken dat [bijnaam medeverdachte 2] papier moet geven.’ [verdachte] pingt dat hij het hem al heeft gezegd. [109]
Op 25 februari 2012 pingt [medeverdachte 1] met [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] vraagt om 17.20 uur aan [betrokkene 1]: ‘Kun je ze ook het kenteken voor jou laten sturen?’ Direct daarna vraagt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1] of hij een foto van de kinderen heeft. Om 17.38 uur verstuurt [betrokkene 1] drie foto’s met daarop afgebeeld pakketten en een rugtas waaraan een touwtje is geknoopt. [110] Deze foto’s worden door [medeverdachte 1] diezelfde dag om 23.28 uur aan [verdachte] verstuurd. [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] of hij ze heeft ontvangen en [verdachte] antwoordt: ‘Ja maatje zeker.’ [111] Op 26 februari 2012 om 4.14 uur vraagt [medeverdachte 1] over de ping aan [verdachte]: ‘heeft de kleine man iets tegen jou gezegd?’ ‘Vraag het hem?’ In een pinggesprek tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] op diezelfde datum verstuurt eerstgenoemde vervolgens om 4.23 uur een bericht met navolgende inhoud aan [medeverdachte 1]: ‘KCK’ ‘Dat is de letter.’ [medeverdachte 1] verstuurt vervolgens om 4.28 uur aan [verdachte]: ‘We zijn on b!!’ Om 4.28 uur ontvangt [medeverdachte 1] van [betrokkene 1]: ‘Vriend [naam] heeft 6 gezet hij zei dat hij morgen de rest zet.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Beter iets dan niets.’ [112]
Uit informatie van het Centraal Informatie Systeem Schiphol blijkt dat van de vlucht KL761 afkomstig vanuit Curaçao en Bonaire van 26 februari 2012 met registratienummer PH-KCK de verwachte aankomsttijd 11.10 uur betrof, maar dat het vliegtuig ruim een uur later, om 12.36 uur, is geland op Schiphol. Het vliegtuig is op 27 februari 2012 doorgevlogen naar San Francisco om de daaropvolgende dag om 9.32 uur wederom te landen op Schiphol. [113]
Op 26 februari 2012 wordt op Schiphol het KLM vliegtuig met registratienummer PH-KCK onderzocht door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Een medewerker van de afdeling technische dienst van KLM opent een rood gekleurd luik, onder de vleugel aan bakboordzijde van het vliegtuig. Op dit luik is te lezen: ‘pressure refueling.’ Op het moment dat de medewerker van de technische dienst het luik opent valt daaruit een zwarte tas. Verbalisanten zien dat de tas is omwikkeld met een geelachtig gekleurd touwtje. Verbalisanten nemen de tas in beslag genomen en brengen de tas over naar het kantoor van CargoHarc-team op Schiphol waar de tas wordt veilig gesteld in een kluis. [114] [115]
Op 29 februari 2012 stelt [verbalisant 5] een sporenonderzoek in. In de zwarte rugtas worden zes pakketten aangetroffen, waarvan de buitenste verpakkingslaag grijze tape betreft. Aan de buitenzijde van de zwarte rugtas zijn op verschillende plaatsen drie touwen vastgeknoopt. [116] Op 6 maart 2012 onderwerpen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] de rugtas met de zes pakketten aan een nader onderzoek. De inhoud van de zes pakketten betreft een witte kruimelige stof met een netto gewicht van 6009 gram. Van de inhoud van de zes pakketten hebben verbalisanten een zestal monsters getrokken, welke zijn geregistreerd onder de nummers AABY2966NL tot en met AABY2971NL. [117] Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht naar de monsters AABy2966NL tot en met AABY2971NL en geconcludeerd wordt dat elk monster cocaïne bevat. [118]
Op 26 februari 2012 om 14.34 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] op de vraag hoe het gaat dat hij op [bijnaam medeverdachte 2] aan het wachten is. Om 15.00 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Ik zat net met [bijnaam 1 medeverdachte 3].’ [verdachte] zegt: ‘Om naar jou toe te komen.’ ‘Hebben ze toch al oké gegeven’ ‘Ik bedoel zodat de kinderen naar jou toe komen/bij jou komen.’ [medeverdachte 1] pingt: ‘Ja, hij heeft naar [bijnaam 1 medeverdachte 3] geschreven dat ze tegen hem gezegd hebben dat hij 1 uur moet wachten.’ [verdachte] stuurt vervolgens het volgende bericht: ‘Hij moet met ze komen.’ ‘Maatje we moeten snel bewegen. Voordat het verneukt wordt.’ [119] Om 16.02 uur praten [medeverdachte 1] en [verdachte] verder via pingberichten. [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Nu zegt [bijnaam medeverdachte 2] dat de bus laat is gearriveerd.’ [verdachte] aan [medeverdachte 1]: ‘Bedoel je dat het nog niet oké is.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Nee, [bijnaam medeverdachte 2] zit hier.’ ‘Hij zei dat de man geen kans/gelegenheid krijgt/heeft.’ [verdachte] zegt: ‘Je bedoelt dat het ding gaat/vertrekt’, waarop [medeverdachte 1] pingt: ‘Hij laat het op en neer gaan om het werk te doen.’ [medeverdachte 1] pingt vervolgens nog dat hij met [bijnaam 1 medeverdachte 3] en [bijnaam medeverdachte 2] zit en dat [bijnaam 1 medeverdachte 3] met de mannen gaat praten. [verdachte] antwoordt: ‘Oké, goed.’ [120]
Op 26 februari voert [medeverdachte 1] vanaf 16.42 uur een telefoongesprek met [vriendin medeverdachte 1]. [vriendin medeverdachte 1] vraagt onder meer: ‘Wat is er schatje, heeft die [medeverdachte 2] je geript?’ [medeverdachte 1] zegt ‘Nee nee nee nee kijk wat je praat weet je weet je wat het is ik leg je dadelijk zelf uit oke?’ [121]
[medeverdachte 1] pingt op 26 februari 2012 vanaf 16.37 uur met [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] pingt: ‘Mati het is laat gearriveerd/gekomen, ze hebben het op en neer laten gaan zegt deze nieuwe groep tegen mij. Dat het gearriveerd was voordat ze naar buiten moesten om te beginnen. Maar ze hebben de garantie gegeven dat ze morgen hun ding doen als het terug is. Ik heb het die man duidelijk uitgelegd dat onze eerste groep op dat ding gaat zodra het aankomt. Hij zei maak je geen zorgen, ze staan garant.’ ‘Dus zeg tegen [naam] dat hij wacht.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja swa, ach nee maar ik dacht dat we het nu met de eerste groep gedaan hadden.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Nee, we hebben deze groep gebruikt, want hun dagen vielen op dezelfde dagen als die van [naam]. Het is volgende week met Gods wil dat de andere groep op onze dag van handelen zit.’ [122] Voornoemd bericht verstuurt [medeverdachte 1] op 26 februari 2012 om 16.50 uur door aan [verdachte]. [123] [verdachte] geeft vervolgens aan dat [naam] en [bijnaam 1 medeverdachte 3] heel erg pissig zijn en dat het uit de hand kan lopen. [medeverdachte 1] pingt dan: ‘Hun pakje aan maatje.’ [verdachte] verstuurd daarop het volgende pingbericht: ‘[bijnaam medeverdachte 2] zijn pakje aan.’ [124] Om 17.42 uur verstuurt [betrokkene 1] het volgende pingbericht aan [medeverdachte 1]: ‘Maatje luister naar mij, [naam] zegt tegen mij dat het ding moet tanken zodra het stilstaat en ze vinden het zorg dat die mannen niet de clown uithangen broer. Jullie hadden met hun moeten werken en je weet dondersgoed broer hoe kut dat ding kan vliegen zonder te tanken. Zodra het stilstaat gaat het tanken of komt ergens anders waar het gaat tanken, dus zet druk want het verhaal over morgen geloof ik helemaal niet, dus zorg dat ze de kut van hun moeder eruit halen.’ [medeverdachte 1] pingt om 17.45 uur: ‘Ja maatje, helemaal. Maar aan de zijde/kant waar dat ding is, is niet de kant/zijde van de tank/om te tanken. Die zijde is om eruit te halen als er teveel is. Maar er is hier al heel veel druk gezet.’ [125] Om 17.46 uur pingt [medeverdachte 1] het bericht dat hij om 17.42 uur van [betrokkene 1] ontving door aan [verdachte]. [medeverdachte 1] geeft daarbij aan dat ze verkeerd zitten en dat de kant niet de kant is om te tanken. [126] [betrokkene 1] pingt om 17.53 uur aan [medeverdachte 1]: ‘Vriend ze moeten het er vandaag uithalen en niet zo zacht doen (zich niet aanstellen/mieterig doen), ik bedoel laten we serieus doen.’ [medeverdachte 1] laat weten dat hij met ze bezig is. [betrokkene 1] pingt vervolgens: ‘Vriend jullie hebben gefaald maatje ik heb jullie duidelijk gemaakt onze winnende groep voorrang te geven. [naam] is levendig/alert hij zegt dat hij voelt dat het niet dezelfde groep is zorg dat ze het eruit halen.’ [127]
Op 26 februari 2012 pingt [medeverdachte 1] vanaf 20.28 uur met [verdachte]. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] een foto van de plek te sturen. [medeverdachte 1] is met een vent aan het praten die vast op de dienst werkt. [medeverdachte 1] stuurt dan twee berichten: ‘Stuur de foto met de as en de touw.’ ‘Die ik voor jou gestuurd heb.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ik heb ze gewist toen ik gisteren door de douane ging, opdat ze niet gaan liegen en zogenaamd in mijn tel willen.’ [128] [medeverdachte 1] pingt: ‘Die man is met de vent die zelf werkt gekomen maatje.’ ‘Daarom moet [bijnaam medeverdachte 2] het niet verneuken/verkloten.’ ‘En hij werkt wel op de spot.’ [verdachte] antwoordt: ‘[bijnaam medeverdachte 2] kan naar zijn moeders kut lopen, maatje.’ [medeverdachte 1] pingt om 20.47 uur aan [verdachte]: ‘Nu zegt [bijnaam medeverdachte 2] dat die van hem bij de plek/zaak werkt, swa.’ [verdachte] antwoordt: ‘Pfff zeg tegen hem dat hij het helemaal niet zo gezegd heeft.’ [verdachte] pingt aan [medeverdachte 1] dat hij boos is op [bijnaam medeverdachte 2]. Om 20.48 uur pingt [verdachte]: ‘Want dit pik ik niet.’ [129]
[medeverdachte 1] vraagt om 20.55 uur aan [verdachte] wat hij nu tegen ‘[bijnaam betrokkene 1]’ moet zeggen. [verdachte] antwoordt: ‘De waarheid maatje.’ [medeverdachte 1] pingt aan [verdachte] vervolgens het bericht dat hij ontving van [betrokkene 1] waarin [betrokkene 1] zegt dat ze hebben gefaald. [medeverdachte 1] pingt vervolgens: ‘Maar ik wil antwoorden: We hebben niet gefaald broer. We hebben simpelweg de mannen betaald om te werken. En toen onze eerste groep een dag voor vorige week donderdag en woensdag gegeven had. Maar [naam] kon pas zaterdag.’ ‘En het resulteerde dat groep 2 toevallig van het weekend aan het werk was hebben we besloten hun te gebruiken.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ja man.’ [130]
Op 27 februari 2012 om 3.17 uur pingt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1]: ‘Vanzelf weten deze mensen dondersgoed wat wat is/hoe het zit. De zijde/kant waar dat ding zit is niet de zijde waar ze tanken. Maar de andere zijde, dat heeft de eerste groep mij zelf uitgelegd voor het geval er op een dag zoiets aan hun zijde.’ [betrokkene 1] pingt: ‘Serieus heel erg jammer broer, zie je hoeveel we gestreden/geworsteld en gewacht hebben om dit weer te krijgen.’ [medeverdachte 1] zegt: ‘Ja broer, ik ben hier helemaal gek/doorgedraaid. Want het is brood voor mijn kinderen en ik vertegenwoordig NLS [bijnaam 1 verdachte]. De eerste groep heeft ons vorige week dagen gegeven, dinsdag en woensdag. Maar de dagen van [naam] begonnen zaterdag snap je, daarom is er met hen gewerkt. Want alle drie de groepen mensen met wie hij dit werk wil doen ken ik, en ik wil dient dat ze dingen als een bitch gaan lopen doen en het verzieken.’ [betrokkene 1] zegt dan tegen [medeverdachte 1]: ‘ja maar ik verander/verwissel nooit het winnende team.’ [131] Op 28 februari 2012 om 22.26 uur stuurt [medeverdachte 1] het volgende bericht aan [betrokkene 1]: ‘Vanzelf is dat ding er straks, zij zullen ermee bezig zijn. Maar sowieso is de afspraak gemaakt dat wat er ook gebeurt, er morgen met Gods wil wordt betaald.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Met wat kun je mij betalen.’ [medeverdachte 1] antwoordt dat zodra hij het heeft [betrokkene 1] het krijgt. Zodra hij het in zijn handen heeft, kijkt hij hoe het is en dan doen. [132]
Het observatieteam heeft op 29 februari 2012 om 15.48 uur een ontmoeting waargenomen in de McDonalds tussen [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Vier minuten later ziet het observatieteam dat [medeverdachte 2] de McDonalds betreedt en dat hij bij [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gaat zitten. Om 17.42 uur verlaten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de McDonalds. Om 18.21 uur ziet het observatieteam [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] een ontmoeting hebben voor het Mercure. Om 18.24 en 18.27 wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] zijn mobiele telefoon gebruikt. Om 18.55 uur stappen de mannen in hun auto’s en rijden weg. [133] Diezelfde dag om 18.31 uur pingt [medeverdachte 1] met [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] verstuurt: ‘Nu [betrokkene 1], de vent beweert dat hij niets heeft gevonden. We hebben hun uitgelegd dat ze moeten betalen. En vandaag beginnen met betalen. Hij doet alsof hij wil twijfelen dat het ding gezet is terwijl het onder zijn verantwoordelijkheid valt dat hij het niet heeft gepakt. Dus we stellen al dat als hij niet meewerkt slaan we los op hun opdat ze weten dat de dingen serieus zijn. Heb je de foto met de tas met de dvd met het lintje ernaast voor mij.’ ‘Straks zijn we met hem aan tafel opdat hij begint te betalen.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ach nee vriend, de man heeft voor de gek gehouden toen dat ding een rondje ging maken wisten ze heel goed dat dat ding stopt om (benzine) te tanken, welke vliegtuig vliegt zonder fuel vriend. Hij had al bekogeld moeten worden vriend het is hetzelfde gedo.’ [medeverdachte 1] zegt: ‘Ns (nos = wij) regelen dit ding.’ [medeverdachte 1] pingt: ‘hij had het dezelfde dag moeten doen.’ ‘Of ons zeggen (gezegd hebben als hij verlaat was om het niet te doen) als hij verlaat is niet te doen.’ [medeverdachte 1] vraagt om 18.41 uur aan [betrokkene 1] of hij de foto’s nog voor hem heeft. Om 18.58 pingt [betrokkene 1]: ‘Ja, ik ben ken kem (helemaal oke) ik leg je uit wat hij verstuurd heeft ik heb het over (door) gestuurd. Om 19.00 uur verstuurt [betrokkene 1] per ping zeven foto’s van een rugtas en pakketten. [betrokkene 1] pingt [medeverdachte 1] vervolgens: ‘Ik heb hun die 500 E’s (meervoud) in de ochtend gegeven.’ [medeverdachte 1] vraagt: ‘Dus ze waren van 500 euro.’ [betrokkene 1] pingt om 19.24 uur aan [medeverdachte 1]: ‘nee vriend, ik heb hem 25000€ gegeven.’ ‘Ik leg je uit dat hij de foto gemaakt heeft op de dag toen hij aankwam om mij de euro’s boven (erop) te laten zien die ik hem net gegeven had want die dvd’s zijn al heel lang daar.’ [134]
Bij de inbeslagname op 26 februari 2012 worden door het onderzoeksteam bij het uitpakken van de zending verdovende middelen foto’s gemaakt. [betrokkene 1] heeft op 25 februari 2012 een drietal en op 29 februari 2012 een zevental foto’s aan [medeverdachte 1] verstuurd. Het merklogo dat te zien is op de rugtas op beide foto’s komt overeen, hetgeen ook geldt voor het koord dat en zoals dat aan de rugtas is bevestigd en zoals dat op de foto’s te zien is. In beide gevallen staan op de foto’s zilverkleurige pakketten afgebeeld. [135]
Op 1 maart 2012 voert [verdachte] een pinggesprek met de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer]. [verdachte] pingt dat hij net ‘150 duiz’ heeft verloren en dat hij ‘in een grote shit zit hier.’ [verdachte] is bezig dat ‘ze’ hem gaan betalen. [136] Om 16.25 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Hey [bijnaam medeverdachte 2] wilt ontmoeting.’ ‘Ik heb hem achter drinkplek gestuurd’ ‘Ik ga daarheen.’ [verdachte] pingt: ‘Ja vriend ik kom.’ [137] Diezelfde dag om 19.12 uur pingt [verdachte] met [betrokkene 1]. [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Popo heeft het ding/spul gevonden.’ ‘Want deze flikkers hebben het spul/ding niet gepakt’ ‘Zij hebben onze zaak/ding gewoon verkloot.’ ‘Maar ik zal ze pakken.’ ‘Men zegt dat het in de Telegraaf staat en op AT5.’ ‘De soldaat is hier bij mij, kom naar boven, ik ga ze beklimmen, nu (ik ga ze nu aanpakken).’ ‘Wij zitten hier te wachten dat zij komen.’ [138] Op 1 maart 2012 is door het openbaar ministerie een persbericht uitgegeven omtrent de inbeslagname van zes kilo cocaïne, welke verstopt zat in een vliegtuigvleugel. [139]
Op 1 maart 2012 wordt door het observatieteam om 19.14 uur een ontmoeting waargenomen voor café restaurant Dauphine tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3] en twee onbekende mannen (Man 3 en Man 4). Om 19.56 uur ziet het observatieteam een ontmoeting tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en een onbekende man (Man 5). [140] Om 21.32 uur pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Ik heb hier al een auto afgenomen vriend.’ ‘Morgen moeten zij met meer geld komen.’ [141] [betrokkene 1] pingt om 22.53 uur aan [verdachte]: ‘Ja vriend die kerels zijn zeikerds. Serieus vriend als zij het gepakt hebben dan vervloek ik ze. Alles had zonder problemen kunnen gaan. Zij zouden een manier hebben gezocht om het eruit te halen wanneer het ding geparkeerd stond of zo iets.’ [verdachte] antwoordt: ‘Zij hebben het niet eruit gehaald en hebben het ding verneukt.’ [142]
IV. Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de vastgestelde feiten en omstandigheden af dat vanaf 29 december 2011 de invoer van een partij cocaïne via Schiphol is georganiseerd, dat op 26 februari 2012 naarstig is gezocht naar een manier om de cocaïne (alsnog) uit de vleugel van het vliegtuig te halen en dat vervolgens is gecommuniceerd over het waarom van en de verantwoordelijke voor het falen. Van belang heeft de rechtbank in het bijzonder geacht de overeenkomsten tussen de aan en door verdachten op 25 en 29 februari 2012 verstuurde foto’s van pakketten en een rugtas en de op 26 februari 2012 aangetroffen pakketten cocaïne in een rugtas en voorts de overeenkomst tussen het op 26 februari 2012 aan een van de verdachten verstuurde kenteken gevolgd door het pingbericht ‘we zijn on b!’ en de registratiecode van het vliegtuig waarin de cocaïne op 26 februari 2012 is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de gesprekken en ontmoetingen zoals hiervoor weergegeven blijkens hun inhoud en gezien de onderlinge samenhang betrekking hebben gehad op de invoer van cocaïne op 26 februari 2012. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de kring van deelnemers aan de telefoon- en pinggesprekken en aan de ontmoetingen en op de continuïteit van die gesprekken en ontmoetingen. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen het versluierend taalgebruik in de opgenomen telefoon- en pinggesprekken. Ten slotte heeft de rechtbank in haar oordeelsvorming betrokken dat de verdachten in het voorbereidend onderzoek noch ter terechtzitting een verklaring hebben afgelegd over de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden die wijzen op hun betrokkenheid bij het ten laste gelegde met betrekking tot dit zaaksdossier. Daarmee hebben verdachten geen verklaring gegeven die de redengevendheid van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zou kunnen ontzenuwen.
De rechtbank acht derhalve gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachten verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer van 6009 gram cocaïne.
Medeplegen
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden af dat [verdachte] een actieve bijdrage heeft geleverd aan de organisatie van de invoer van de cocaïne. [verdachte] is aanwezig bij ontmoetingen met medeverdachten, onderhoudt contact over de (datum van de) zending cocaïne met [betrokkene 1] die kennelijk een belangrijke rol vervult aan de zijde waar de drugs wordt verzonden en aan wie over de feitelijke invoer verantwoording wordt afgelegd en [verdachte] initieert dan wel onderhoudt voorts, al dan niet via een tussenpersoon, contact met de personen die de cocaïne in Nederland uit het vliegtuig zouden halen. [verdachte] ontvangt de foto’s van pakketten en een rugtas op 25 februari 2012. Hij houdt zich bezig met het probleem dat de cocaïne niet uit het vliegtuig wordt gehaald en met het aanwijzen van een verantwoordelijke voor het falen. [verdachte] en [medeverdachte 1] houden elkaar op de hoogte van hetgeen zij doen in het kader van de zending. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] samen met in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en ‘[betrokkene 1]’ handelingen heeft verricht die waren gericht op de invoer van drugs en dat zij zich aldus schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het op 26 februari 2012 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 6009 gram cocaïne.
4.3.5.
Feit 2 (zaaksdossier B1)
I. Inleiding
Onder feit 2 wordt [verdachte] en [medeverdachte 1] verweten dat zij [medeverdachte 2] door middel van geweld, enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld hebben gedwongen een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] aan hen af te staan. [medeverdachte 2] heeft geen aangifte gedaan van dit feit. In het onderzoek is [medeverdachte 2] onvindbaar gebleken en om die reden hebben de opsporingsdiensten hem niet kunnen aanhouden, noch hebben zij hem kunnen horen over het onderhavige feit.
II. Gebruik nummers telecommunicatie
[verdachte]
maakt gebruik van de PIN-nummers [PIN-nummer 1 verdachte], [PIN-nummer 2 verdachte] en [PIN-nummer 4 verdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 1 verdachte]. Dat de PIN-nummers [PIN-nummer 1 verdachte] en [PIN-nummer 2 verdachte] indertijd aan [verdachte] toebehoorden is hiervoor onder feit 1 besproken. Dit geldt ook voor het telefoonnummer [telefoonnummer 1 verdachte].
Ten aanzien van het PIN-nummer [PIN-nummer 4 verdachte] overweegt de rechtbank het volgende. Op
5 maart 2012 verandert de nickname behorende bij het PIN-nummer [PIN-nummer 1 verdachte]. De nickname is dan [naam zoon verdachte]. Dit is de naam van de zoon van [verdachte]. De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 verdachte] ontvangt vervolgens een pingbericht vanaf het PIN-nummer [PIN-nummer 4 verdachte]. De gebruiker van laatstgenoemd PIN-nummer noemt zichzelf [bijnaam 1 verdachte]. [143] De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 4 verdachte] verstuurt berichten aan de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 4] waarin hij deze gebruiker zus noemt. [144] De gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 4] betreft [medeverdachte 4], de zus van [verdachte]. [145] Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het PIN-nummer [PIN-nummer 4 verdachte] indertijd aan [verdachte] toebehoorde.
[medeverdachte 1]
maakt gebruik van de PIN-nummers [PIN-nummer 1 medeverdachte 1] en [PIN-nummer 3 medeverdachte 1] en de IMEI-nummers [IMEI-nummer 3 medeverdachte 1] en [IMEI-nummer 4 medeverdachte 1]. Van voornoemde PIN- en IMEI-nummers is onder feit 1 al door de rechtbank geconcludeerd dat deze indertijd aan [medeverdachte 1] toebehoorden.
[medeverdachte 2]
De rechtbank heeft onder feit 1 vastgesteld dat ‘[bijnaam medeverdachte 2]’ een bijnaam is voor [medeverdachte 2]. Dit geldt tevens voor de varianten van deze bijnaam, zoals ‘[bijnaam medeverdachte 2]’, ‘[bijnaam medeverdachte 2]’ en ‘[bijnaam medeverdachte 2]’.
De rechtbank zal, uitgaande van voornoemde verdachten als gebruikers van voornoemde nummers, de met die nummers gevoerde pinggesprekken aan de respectieve verdachten toeschrijven, tenzij op grond van contra-indicaties hierna vermeld een andere conclusie gewettigd is.
III. Redengevende feiten en omstandigheden
Zoals hiervoor onder feit 1 weergegeven heeft de rechtbank bewezen geacht dat [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2], en [medeverdachte 3] als medeplegers verantwoordelijk zijn voor de invoer in Nederland van iets meer dan 6 kilogram cocaïne op 26 februari 2012. Op die datum is op Schiphol een KLM vliegtuig doorzocht door medewerkers van het CargoHarc-team. De medewerkers ontdekten de hoeveelheid cocaïne en hebben deze in beslag genomen. [146] [147] Voor [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] was de invoer derhalve niet geslaagd. Op en na
26 februari 2012 speelt zich het navolgende af.
Op 26 februari 2012 om 14.34 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] op de vraag hoe het gaat dat hij op [bijnaam medeverdachte 2] aan het wachten is. Om 15.00 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Ik zat net met [bijnaam 1 medeverdachte 3].’ [verdachte] zegt: ‘Om naar jou toe te komen.’ [medeverdachte 1] pingt: ‘Ja, hij heeft naar [bijnaam 1 medeverdachte 3] geschreven dat ze tegen hem gezegd hebben dat hij 1 uur moet wachten.’ [verdachte] stuurt vervolgens het volgende bericht: ‘Hij moet met ze komen.’ ‘Maatje we moeten snel bewegen. Voordat het verneukt wordt.’ [148] Om 16.02 uur praten [medeverdachte 1] en [verdachte] verder via pingberichten. [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Nu zegt [bijnaam medeverdachte 2] dat de bus laat is gearriveerd.’ [verdachte] aan [medeverdachte 1]: ‘Bedoel je dat het nog niet oké is.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Nee, [bijnaam medeverdachte 2] zit hier.’ ‘Hij zei dat de man geen kans/gelegenheid krijgt/heeft.’ [verdachte] pingt: ‘Zeg tegen hem dat hij zorgt dat zijn mensen zeker zijn maatje.’ ‘Want als hij dit ding verneukt dan wil ik niet in zijn schoenen staan (vrij vertaald).’ [149]
[medeverdachte 1] pingt op 26 februari 2012 vanaf 16.37 uur met [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] pingt: ‘Mati het is laat gearriveerd, ze hebben het op en neer laten gaan zegt deze nieuwe groep tegen mij. Dat het gearriveerd was voordat ze naar buiten moesten om te beginnen. Maar ze hebben de garantie gegeven dat ze morgen hun ding doen als het terug is. Ik heb het die man duidelijk uitgelegd dat onze eerste groep op dat ding gaat zodra het aankomt. Hij zei maak je geen zorgen, ze staan garant.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ja swa, ach nee maar ik dacht dat we het nu met de eerste groep gedaan hadden.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Nee, we hebben deze groep gebruikt, want hun dagen vielen op dezelfde dagen als die van [naam]. Het is volgende week met Gods wil dat de andere groep op onze dag van handelen zit.’ [150] Voornoemd bericht verstuurt [medeverdachte 1] op
26 februari 2012 om 16.50 uur door aan [verdachte]. [151] [verdachte] geeft vervolgens aan dat [naam] en [bijnaam 1 medeverdachte 3] heel erg pissig zijn en dat het uit de hand kan lopen. [medeverdachte 1] pingt dan: ‘Hun pakje aan maatje.’ [verdachte] verstuurd daarop het volgende pingbericht: ‘[bijnaam medeverdachte 2] zijn pakje aan.’ [152]
Op 26 februari voert [medeverdachte 1] vanaf 16.42 uur een telefoongesprek met [vriendin medeverdachte 1]. [vriendin medeverdachte 1] vraagt onder meer aan [medeverdachte 1]: ‘Wat is er schatje, heeft die [medeverdachte 2] je geript?’ [153]
Op 26 februari 2012 om 20.30 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat hij met een vent aan het praten is die vast op de dienst werkt. [medeverdachte 1] pingt vervolgens om 20:46 uur: ‘Die man is met de vent die zelf werkt gekomen maatje.’ ‘Daarom moet [bijnaam medeverdachte 2] het niet verkloten.’ ‘En hij werkt wel op de spot.’ [verdachte] antwoordt: ‘[bijnaam medeverdachte 2] kan naar zijn moeders kut lopen, maatje.’ [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Nu zegt [bijnaam medeverdachte 2] dat die van hem bij de plek werkt, swa.’ [verdachte] antwoordt: ‘Pfff zeg tegen hem dat hij het helemaal niet zo gezegd heeft.’ [verdachte] pingt vervolgens aan [medeverdachte 1] dat hij boos is op [bijnaam medeverdachte 2]. En: ‘Want dit pik ik niet.’ [154]
Op 26 februari 2012 om 22.13 uur belt [medeverdachte 1] met [vriendin medeverdachte 1]. [vriendin medeverdachte 1] zegt onder meer: ‘Luister niet geloven dan dan moet je gewoon die sleutel van die auto afpakken. Nou ga je echt janken. Die gewoon afpakken. Die moet je gewoon afpakken want dat is zijn trots he. Hij kei keistoer en zo. Echt een criminele bak.’ ‘Gewoon met. Hij heeft… Ik ben met hem in die auto gestapt. Met die. In die witte Golf. Daarom heb ik die auto gezien.’ [155] [medeverdachte 1] zegt in het gesprek: ‘Weet je hoe grappig. Ik pak die sleutel af hij moet het inleveren en jij rijdt.. hmmm.’ [156]
Het observatieteam heeft op 29 februari 2012 om 15.48 uur een ontmoeting waargenomen in de McDonalds te Diemen tussen [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Vier minuten later ziet het observatieteam dat [medeverdachte 2] aankomt in een Peugeot 206, de McDonalds betreedt en dat hij bij [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gaat zitten. Om 17.42 uur verlaten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de McDonalds. Om 18.21 uur ziet het observatieteam [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] een ontmoeting hebben voor het Mercure Hotel te Amsterdam. Om 18.24 uur en 18.27 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] zijn mobiele telefoon gebruikt. Om 18.55 uur stappen de mannen in hun auto’s en rijden weg. [157] Diezelfde dag om 18.31 uur pingt [medeverdachte 1] met [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] verstuurt: ‘Nu [betrokkene 1], de vent beweert dat hij niets heeft gevonden. We hebben hun uitgelegd dat ze moeten betalen. En vandaag beginnen met betalen. Hij doet alsof hij wil twijfelen dat het ding gezet is terwijl het onder zijn verantwoordelijkheid valt dat hij het niet heeft gepakt. Dus we stellen al dat als hij niet meewerkt slaan we los op hun opdat ze weten dat de dingen serieus zijn. Heb je de foto met de tas met de dvd met het lintje ernaast voor mij.’ ‘Straks zijn we met hem aan tafel opdat hij begint te betalen.’ [betrokkene 1] antwoordt: ‘Ach nee vriend, de man heeft voor de gek gehouden toen dat ding een rondje ging maken wisten ze heel goed dat dat ding stopt om (benzine) te tanken welke vliegtuig vliegt zonder fuel vriend. Hij had al bekogeld moeten worden vriend het is hetzelfde gedo.’ [medeverdachte 1] zegt: ‘Ns (nos=wij) regelen dit ding.’ [medeverdachte 1] pingt: ‘zijn probleem vriend’ ‘hij had het dezelfde dag moeten doen.’ ‘Of ons zeggen (gezegd hebben als hij verlaat was om het niet te doen) als hij verlaat is niet te doen.’ ‘We willen hier vandaag al op hen inslaan.’ ‘We staan hier al gereed (hebben ons al gereed gemaakt)’ ‘Om te praten kijken of hij wilt afhandelen.’ ‘Anders doen wij ons ding.’ ‘[bijnaam 1 verdachte] en ik en nog een paar soldaten hebben ons opgesteld.’ [158]
Op 29 februari 2012 om 19.49 uur belt [medeverdachte 1] met de gebruiker van het Antilliaanse telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [NN1]). [medeverdachte 1] geeft aan dat hij stress heeft in verband met ‘dingen’ met [nickname betrokkene 1]. [medeverdachte 1] zegt dat de dingen zijn vastgelopen bij een persoon en het is nu zijn ‘pakje aan’. [medeverdachte 1] zegt dan nog: ‘Het is zijn probleem. Het is hun probleem, [naam]. Ik wil het niet horen, ik wil het niet zien: weet je. Ik wil helemaal niks zien, broer. Ik kom en geef die vent een schop in zijn gezicht. Ik wacht het af. Ze willen hem al "opeten". Ik ben degene die zegt nee, nee, nee, je moet je hoofd gebruiken.’ [159] Om 22.13 uur voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek met [vriendin medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt tegen [vriendin medeverdachte 1]: ‘Wat zeg je? Nee nee al dit geluid ik heb hoofdpijn, die flikker is net weggelopen weet je wel met z'n verhaaltjes en z'n bullshit weet je wel?’ [vriendin medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 1] hem gewoon heeft laten gaan. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Nee maar hij hij heeft geen andere keus, hij is tot morgen morgen. Hij heeft geen andere keus schatje. Weet je ik kan niet zo uiterlijk daar winnen met deze telefoon heb ik hier mee gebeld enzo snap je?’ Later zegt [medeverdachte 1]: ‘Weet je het is niet een telefoon van ons alleen weet je. Dus hij heeft gewoon geen andere keus, begrijp je hij heeft gewoon geen andere keus. Hij heeft zich proberen d'r uit te lullen op verschillende manieren weet je wel? Uiteindelijk heb ik ook gezegd ik heb ook kinderen vriend. Die dingen moet je zelf doen snap je? Hij wil slim spelen maar weet je klaar nou.’ ‘Dan ga je fouten maken maarja. Nu heeft ie gebakken peren want die tonmobiel raakt ie kwijt morgen. Sowieso. En wat heeft ie gedaan vandaag. Vandaag komt ie met een krakkenbak aan rijden. Je weet toch? Dat is ut. Begrijp je?’ ‘Oh wat een stress schat. Ja ja ja ja maar hij denkt hey. Nu dat ik dit zeg over die tonnobiel ga ik nu naar binnen weer tegen die jongen zeggen van hey luister hij moet die mobiel morgen inleveren. Klaar. Weet je? En hij heeft daar wel andere. Weet je ga nu naar binnen man, fokking man kankerleier man.’ [160]
Op 1 maart 2012 om 13.12 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij [bijnaam medeverdachte 2] al benaderd heeft en dat hij vindt dat [bijnaam medeverdachte 2] zijn reet moet optillen. [161]
Op 1 maart 2012 voert [verdachte] een pinggesprek met de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer] (hierna: [NN2]). [verdachte] pingt om 16.02 uur dat hij net ‘150 duiz’ heeft verloren en dat hij ‘in grote shit zit hier.’ [verdachte] is bezig dat ‘ze’ hem gaan betalen. [NN2]: ‘Krijg je problemen met mensen?’ [verdachte]: ‘En ze willen niet betalen.’ ‘Dat is mijn tak.’ [NN2]: ‘Los het rustig op schat.’ [verdachte] verstuurt dan de pingberichten: ‘Kan niet meer rustig.’ ‘Ze willen mij het geld niet geven.’ [162] Om 16.25 uur pingt [medeverdachte 1] aan [verdachte]: ‘Hey [bijnaam medeverdachte 2] wilt ontmoeting.’ ‘Ik heb hem achter drinkplek gestuurd’ ‘Ik ga daarheen’. [verdachte] pingt: ‘Ja vriend ik kom’ ‘Ik ben moe van praten met die gasten vriend serieus.’ ‘Ze moeten regelen/afhandelen.’ [medeverdachte 1]: ‘Deze man gaat met [bijnaam medeverdachte 2].’ [verdachte]: ‘Ja ik kom.’ [163] Diezelfde dag om 18.59 uur pingt [verdachte] met [betrokkene 1]. [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Jij zal het zo horen wanneer ik hun gezicht met een kogel kapotmaak (doorboor).’ ‘Zij moeten mij vandaag betalen.’ Ik ben goed kwaad.’ [164] Vervolgens vanaf 19.12 uur: ‘Popo heeft het spul gevonden.’ ‘Want deze flikkers hebben het spul/ding niet gepakt.’ ‘Zij hebben onze zaak gewoon verkloot.’ ‘Maar ik zal ze pakken.’ ‘Men zegt dat het in de Telegraaf staat en op AT5.’ ‘De soldaat is hier bij mij, kom naar boven, ik ga ze beklimmen, nu (ik ga ze nu aanpakken)’ ‘Wij zitten hier te wachten dat zij komen.’ [165]
Op 1 maart 2012 wordt door het observatieteam om 19.14 uur een ontmoeting waargenomen voor restaurant café Dauphine tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3] en twee onbekende mannen (Man 3 en Man 4). Om 19.56 uur ziet het observatieteam een ontmoeting tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en een onbekende man (Man 5). [166]
Om 21.32 pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]: ‘Ik heb hier al een auto afgenomen vriend.’ ‘Ik begin alvast deze te verkopen.’ ‘Morgen moeten zij met meer geld komen.’ ‘Ze hebben onze klus gekloot vriend.’ ‘Ik heb gogo op ze tevoorschijn gehaald opdat ze het weten.’ ‘En als men niet wil luisteren dan schiet ik op ze.’ [betrokkene 1] pingt: ‘Verkoop het vriend.’ [verdachte]: ‘Ik ben hier in de garage zodat ze het wassen en in de showroom plaatsen voor de verkoop.’ [167] [betrokkene 1] pingt om 22.53 uur aan [verdachte]: ‘Ja vriend die kerels zijn zeikerds. Serieus vriend als zij het gepakt hebben dan vervloek ik ze. Alles had zonder problemen kunnen gaan. Zij zouden een manier hebben gezocht om het eruit te halen wanneer het ding geparkeerd stond of zo iets.’ [verdachte] antwoordt: ‘Zij hebben het niet eruit gehaald en hebben het ding verneukt.’ ‘Je zal het horen, geld of kogels.’ [168]
Om 22.11 uur voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek met [vriendin medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt: ‘Kowida we hebben die tommobiel van hem afgepakt.’ [169] Om 22.51 uur bellen [medeverdachte 1] en [vriendin medeverdachte 1] weer met elkaar. [medeverdachte 1] zegt dat het geen echte R32 is. [vriendin medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 1] het over heeft en hij antwoordt: ‘Die mobiel van die man.’ In het gesprek zegt [medeverdachte 1] later: ‘Je had hem vandaag moeten zien he. Hij ging achter mij schuilen. Mij asjeblieft vragen om hem te beschermen. Ik zei tegen hem is goed. Ik zei blijf rustig iedereen, ik zeg kom hij wil met mij praten. Ik zeg tegen hem. Weet je wat ik hem vroeg. Ik ben toch altijd met jou goed geweest of niet. Jaa. Heb je ooit problemen met mij gehad? Weet je wat ie me antwoordde? Ik heb je altijd gemogen dat weet jij. Echt ik zweer het je toen hij dit tegen mij zei he. Ik wou eigenlijk gewoon.. Dit is een deel van de betaling weet je.’ [vriendin medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij de papieren heeft. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘We hebben het in een vriendenzaak van ons gebracht. Die jongen heeft het van me aangenomen nu snap je. Maar hij heeft deel 3 niet meegegeven jongen.’ ‘Nee die moet ie nog komen brengen.’ [170] Om 23.38 uur voeren [medeverdachte 1] en [vriendin medeverdachte 1] een telefoongesprek waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat hij nu deel drie gaat halen. [171]
Op 2 maart 2012 verstuurt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer] aan [medeverdachte 1] een foto van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. Daarvoor ontvangt [medeverdachte 1] van dezelfde persoon het volgende pingbericht: ‘Ik ben hier aangekomen om te nemen, ik rijd daarna naar de garage toe.’ [172]
Er is onderzoek verricht naar de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) blijkt dat [naam] (hierna: [naam]) van 20 april 2011 tot en met 8 maart 2012 de kentekenhouder van de Golf was. Vanaf 9 maart 2012 tot 25 april 2012 is dit [medeverdachte 7]. Daarna, vanaf 26 april 2012, staat [medeverdachte 4] geregistreerd als de kentekenhouder van de Volkswagen Golf. [naam] staat ingeschreven op hetzelfde adres als [medeverdachte 2]. [173] Tijdens een doorzoeking wordt op het adres van [verdachte] een factuur aangetroffen voor een verzekering van een auto. De verzekerde auto betrof een Volkswagen Golf TDI met kenteken [kenteken 1]. De periode van verzekering liep van 27 april 2012 tot en met 27 juni 2012. De factuur was gericht aan
[medeverdachte 4]. [174]
Op 20 november 2012 wordt [naam] als getuige gehoord door de politie. [naam] verklaart dat veel van zijn vrienden in de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] reden. Eén van die vrienden was [medeverdachte 2]. [175] Op 13 februari 2013 wordt [naam] nogmaals gehoord. Hij verklaart dan dat op een dag [medeverdachte 2] voor de deur stond en dat [medeverdachte 2] toen om deel drie van het kentekenbewijs en de sleutels van de Golf vroeg. [medeverdachte 2] vertelde dat hij in de problemen zat en dat het niet goed met hem ging. [naam] verklaart dat hij dit ook aan [medeverdachte 2] zag. [176]
Op 12 februari 2013 wordt [betrokkene 7] als getuige gehoord. [betrokkene 7] is op dat moment in het bezit van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. [betrokkene 7] verklaart dat hij de auto heeft gekocht bij de [garage 1] van een persoon met de bijnaam ‘[bijnaam 2 verdachte]’. [177] [verdachte] heeft tijdens zijn verhoor van 20 november 2012 aangegeven dat hij [bijnaam 2 verdachte] wordt genoemd. [178]
IV. Bewijsoverweging
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat [medeverdachte 2] de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] heeft afgestaan aan [verdachte] en [medeverdachte 1]. De vraag die de rechtbank zich gesteld ziet is of [medeverdachte 2] dit onder dwang van [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft gedaan.
Bij het beantwoorden van die vraag is complicerend dat [medeverdachte 2] nimmer is gehoord door de politie en dat beide verdachten niets hebben verklaard over hetgeen er precies is voorgevallen bij de afgifte van de Volkswagen Golf door [medeverdachte 2]. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] zodanig onder druk hebben gezet dat daardoor [medeverdachte 2] werd gedwongen de Volkswagen Golf af te staan. Voor dit oordeel acht de rechtbank het volgende van belang. Uit de communicatie die heeft plaatsgevonden na het cocaïnetransport van 26 februari 2012 is af te leiden dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [betrokkene 1] [medeverdachte 2] verantwoordelijk hielden voor het niet uit het vliegtuig halen van de cocaïne en dat zij wilden dat hij hun daarvoor zou betalen. Op 29 februari 2012 en op 1 maart 2012 hebben [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] ontmoetingen gehad die in het teken stonden van het inlossen van deze schuld door [medeverdachte 2]. Uit de communicatie tussen [vriendin medeverdachte 1], [medeverdachte 1], [verdachte] en [betrokkene 1] blijkt dat [medeverdachte 2] op 1 maart 2012 een Volkswagen Golf heeft afgestaan. Dat dit niet op vrijwillige basis is geschied leidt de rechtbank af uit het pingbericht van [verdachte] aan [betrokkene 1], na de waargenomen afspraak met [medeverdachte 2], waarin hij aangeeft dat hij een auto heeft afgepakt. Ook de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [vriendin medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat [medeverdachte 2] geen andere keuze heeft en dat [medeverdachte 2] zijn auto kwijt raakt, en dat ‘ze’ die tonmobiel hebben afgepakt wijzen op onvrijwilligheid. Gelet op een gesprek later die avond tussen [vriendin medeverdachte 1] en [medeverdachte 1], waarin de laatste aangeeft dat [medeverdachte 2] achter hem ging schuilen en dat deze [medeverdachte 1] vroeg om bescherming, alsook gelet op de door [verdachte] verstuurde pingberichten waarin deze aangeeft dat het conflict niet meer rustig opgelost kan worden en waarin [verdachte] schrijft dat hij een ‘gogo’ tevoorschijn heeft gehaald, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] en [verdachte] in zodanige mate onder druk is gezet dat hij aan hen geen weerstand heeft kunnen bieden en zijn auto heeft afgestaan . De rechtbank wordt in haar oordeel dat [medeverdachte 2] onder druk is gezet gesterkt door de verklaring van [naam] die aangeeft dat [medeverdachte 2] hem heeft verteld dat hij in de problemen zat en dat het niet goed met hem ging. Daarbij komt dat [naam] heeft verklaard dit zelf ook aan [medeverdachte 2] te hebben gezien.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] [medeverdachte 2] door enige andere feitelijkheid hebben gedwongen aan hen de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] af te staan.
4.3.6.
Feit 4 (zaaksdossier B8)
I. Inleiding
[verdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare voorbereiding of bevordering van met betrekking tot cocaïne te verrichten gedragingen, zoals – onder meer – het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne. De onderzoeksresultaten in zaaksdossier B8 bestaan, voor het overgrote deel, uit onderschepte datacommunicatie, te weten pinggesprekken. [verdachte] heeft zich gedurende het hele onderzoek, daargelaten een enkele verklaring met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden, beroepen op zijn zwijgrecht. In het onderzoek dat ziet op zaaksdossier B8 is geen cocaïne aangetroffen en in beslag genomen.
Voor de bewijslevering komt het daarom vooral aan op de betekenis die moet worden toegekend aan de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen communicatie.
In de onderschepte pinggesprekken in dit dossier wordt niet ondubbelzinnig gesproken over cocaïne respectievelijk de invoer daarvan. In zijn uitspraak van 14 december 2012 (onderzoek Alpamayo) [179] heeft het Gerechtshof Amsterdam overwogen dat wanneer in weerwil van de letterlijke gebezigde bewoordingen de betekenis en strekking van onderschepte gesprekken niettemin worden geduid als betrekking hebbende op cocaïne bij de bewijslevering de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht. Het risico op een verkeerd begrip is immers aanwezig als de betekenis van het gesproken en geschreven woord moet worden uitgelegd en geïnterpreteerd. De rechtbank heeft daarom na te gaan of de voor het bewijs te bezigen verslagen van – in het onderhavige geval – pinggesprekken, bezien naar hun inhoud, de chronologie en de kring van deelnemers aan die gesprekken, in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst. Bij dat onderzoek kan betekenis worden toegekend aan hetgeen overigens ten aanzien van één of meer van die deelnemers is gebleken, meer in het bijzonder over diens betrokkenheid op één of andere wijze bij de stof die in de beschuldiging centraal staat, te weten cocaïne. Dat sprake is van handelingen die betrekking hebben op cocaïne kan ook worden geconcludeerd, zo overweeg het Gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak van 17 september 2012 (onderzoek Pan) [180] , indien blijkt van een patroon van handelingen en gebeurtenissen dat in aanzienlijke mate overeenkomt met het patroon, beschreven in een zaaksdossier waarin wel een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en in beslag genomen en dat tot een bewezenverklaring van een aan verdachte ten laste gelegd feit heeft geleid. Daarbij is onder meer de combinatie van de betrokken personen, het gebezigde taalgebruik in de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de modus operandi van betekenis.
II. Gebruik nummers telecommunicatie
Op 20 november 2012 vindt in de woning aan de [adres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning van [verdachte], een doorzoeking plaats waarbij een BlackBerry telefoon type 8520 wordt aangetroffen, bij welk toestel het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] hoort. [181] Tijdens de inzet van een IMSI-catcher op 3 oktober 2012 komt het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2 verdachte] naar voren bij drie verschillende runs op locaties waar [verdachte] zich op dat moment bevindt. [182] Bij voornoemd IMEI-nummer hoort het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte]. [183] Op [datum] ontvangt de gebruiker van dit PIN-nummer meerdere berichten waarin hij gefeliciteerd wordt met ‘[naam]’ en met zijn kind. In een van die felicitatieberichten, te weten het bericht dat om 12.16 uur die dag wordt verstuurd, wordt de gebruiker van dit PIN-nummer ‘[bijnaam 2 verdachte]’ genoemd. [verdachte] heeft een dochter, [naam dochter verdachte], die is geboren op [datum]. [184] Tijdens zijn verhoor van 20 november 2012 heeft [verdachte] aangeven dat iedereen hem [bijnaam 2 verdachte] noemt. [185] Op [datum] pingt de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] aan de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer] dat [medeverdachte 4] jarig is. De gebruiker van laatstgenoemd PIN-nummer vraagt de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] of hij haar wil feliciteren. De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] geeft aan dat hij dat zal doen. [186] [verdachte] heeft een zus, [medeverdachte 4] [187] , die jarig is op [datum]. [188] De gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] stuurt op 5 oktober 2012 het volgende bericht: ‘Zou jij [naam zoon verdachte] voor mij naar school kunnen brengen mocht ik het niet halen?’ [verdachte] heeft een zoon die [naam zoon verdachte] heet. Voorts blijkt uit pingberichten dat de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] contact heeft met een [vriendin verdachte], terwijl uit onderzoek blijkt dat [verdachte] een vriendin heeft die zo heet. [189] [verdachte] heeft ter terechtzitting van 9 januari 2014 ook verklaard dat hij een vriendin heeft die [vriendin verdachte] heet. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] indertijd aan [verdachte] toebehoorde.
Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3 verdachte] en het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1 verdachte] komen naar voren tijdens de inzet van een IMSI-catcher op 12 en op 16 oktober 2012 bij drie verschillende runs op locaties waar [verdachte] zich op dat moment bevindt. [190] Bij voornoemd IMEI-nummer hoort het PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte]. Het IMSI-nummer is gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 3 verdachte]. De simkaart behorende bij het IMSI-nummer en het daaraan gekoppelde telefoonnummer is ook gebruikt in de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2 verdachte]. [191] Zoals uit de hiervoor aangehaalde overwegingen blijkt is de telefoon met dit laatste IMEI-nummer aangetroffen in de woning van [verdachte] en blijkt uit door de gebruiker van het bijbehorende PIN-nummer ([PIN-nummer 5 verdachte]) verstuurde berichten dat deze telefoon in gebruik was bij [verdachte]. Op 4 november 2012 om 16.53 uur verstuurt [medeverdachte 1] vanaf PIN-nummer [PIN-nummer 5 medeverdachte 1] [192] aan de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] een bericht, inhoudende dat hij hem de foto’s gaat sturen op die andere. [193] Om 17.10 uur en om 17.18 uur verstuurt [medeverdachte 1], dan gebruik makend van het PIN-nummer [PIN-nummer 6 medeverdachte 1] [194] [195] , een foto aan de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte]. [196] De gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte] noemt in een pinggesprek de naam [naam vriendin verdachte]. [197] Uit het vorenstaande volgt dat de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] en de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte] dezelfde persoon betreft. De rechtbank concludeert dan ook dat het PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte] indertijd in gebruik was bij [verdachte].
De rechtbank zal, uitgaande van [verdachte] als gebruiker van voornoemde nummers de met die nummers gevoerde pinggesprekken aan [verdachte] toeschrijven, tenzij op grond van contra-indicaties hierna vermeld een andere conclusie gewettigd is.
III. Redengevende feiten en omstandigheden
In de periode van 4 oktober 2012 tot en met 11 november 2012 heeft [verdachte] veelvuldig pingcontact met de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer] (hierna: [NN3]).
Op 4 oktober 2012 om 23.37 uur ontvangt [verdachte] de volgende berichten van [NN3]: ‘De machinekamer kan niet omdat het voorin is en alles dat in het voorste gedeelte is kan niet omdat er een highloder aan te pas moet komen en de vent die het bestuurt beeft en blijft op zijn neen.’ ‘Alles dat kompartiment 3 - 4 - 5 is kan.’ [verdachte] antwoordt om 23.38 uur: ‘Ok, ok.’ [NN3] bericht daarop om 23.38 uur aan [verdachte] dat de machinekamer van Arke 1-2 is en dus voorin. [NN3] verstuurt vervolgens berichten aan [verdachte] waarin hij zegt dat [naam] daarom ook vast zat, omdat die vent die dat bestuurt niet mee wil doen en niet mee wil werken. Ook [NN3] heeft in het verleden met die vent gesproken en hij verleent absoluut geen medewerking. [198]
Op 6 oktober 2012 om 22.17 uur pingt [verdachte] aan [NN3]: ‘nu/en.’ Op 7 oktober om 22.30 uur pingt [verdachte] aan [NN3]: ‘Is alles rustig.’ Op 7 oktober 2012 om 22.34 uur vraagt [NN3] in een pingbericht aan [verdachte]: ‘Het ding dat je mij van de week vroeg over machine, als ik het gereed krijg, is het iets van gelijk?’ [verdachte] bevestigt dit. [NN3] pingt daarop aan [verdachte]: ‘Want ik heb zelf gisteren opnieuw met de kerel gesproken als de mensen nodig hebben zou hij wel kunnen helpen, zolang hij niets hoeft aan te raken’ [199] De volgende dag pingen [NN3] en [verdachte] wederom met elkaar. [verdachte] verstuurt vanaf 16.31 uur de volgende berichten aan [NN3]: ‘Ik heb wel tegen papa gezegd dat je kan. Dat ding.’ ‘Ik ga zo met [bijnaam 2 medeverdachte 1] praten.’ ‘Ik stel (maak alles klaar) opdat we één dezer dagen kunnen werken.’ [verdachte] ontvangt dan van [NN3]: ‘Kijk ik heb vanzelf weer met de kerel gesproken die als een flikker doet en ik heb hem uitgelegd dat hij niets hoeft te doen en ook niets aan te raken, alleen de mensen erop zetten opdat zij hun werk kunnen doen en ze weer eraf halen/zetten, niets meer.’ ‘Hij zei als zijn naam maar niet genoemd wordt bij/in niets en ik heb hem gezegd dat degenen waarvoor hij moet zorgen dat ze hem niet zien, allemaal binnen zijn dat wil zeggen dat ik iedereen heb ik moet alleen hem nog hebben.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ja goed/zeker bloed.’ [NN3] pingt daarop: ‘Hij zei ok laat hen maar met hem komen praten.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ok, ok.’ [NN3] stuurt daarop drie berichten aan [verdachte]: ‘Dus ik ga vanmiddag bij de bro langs die daar met baas gesproken heeft hem zijn dingen laten regelen opdat hij met de kerel praat en ik heb ook tegen de kerel gezegd dat degene die voor mij komt praten, moet hem zeggen dat ik hem gestuurd heb, anders moet hij niets doen want hij is niet voor mij gekomen dat betekent dan dat ik niet verantwoordelijk kan staan voor wat dan ook dat verkeerd gaat.’ ‘Vanzelf het is de kerel die met baas gesproken heeft die weet hoe hij het ding moet organiseren, dus ik moet hem het ding laten regelen met de kerel die het ding bestuurt (rijdt) dat de lucht/omhoog (in) gaat.’ ‘Als het geregeld wordt, dan kan alles voorin plus (en) machinekamer van arke.’ [verdachte] antwoordt: ‘wel laat me weten opdat ik me kan bewapenen (gereed kan maken).’ [NN3] geeft aan dat hij het laat weten zodra hij klaar is. Om 16.43 uur ontvangt [verdachte] twee berichten van [NN3] met als inhoud: ‘Deze maand moeten die vliegdingen veranderen ook de blauwe.’ ‘Dus zeg tegen de man dat hij snel moet doen om iets te doen voordat de dingen in de war raken.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ok ik zeg hem.’ [200]
Op 12 oktober 2012 vanaf 21.39 uur worden tussen [verdachte] en [NN3] de volgende berichten verstuurd. [verdachte]: ‘Ja bloed we zijn er.’ ‘Ik was net over jou aan het praten.’ [NN3]: ‘De man is dus in de auto in slaap gevallen.’ [verdachte]: ‘Hij zei neen.’ [NN3]: ‘Heeft hij niet ongeveer een idee gegeven wat er dan gaat gebeuren.’ ‘Want de dingen gaan deze maand veranderen, heb ik begrepen. En vanzelf moet er opnieuw worden bekeken wat het gaat worden.’ ‘En de uren moeten ook worden bekeken.’ [verdachte]: ‘Hij zegt om jou te zeggen om niet rustig te blijven. Wij bereiden ons voor.’ [NN3]: ‘Ik wacht nog even langer.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ja makker.’ [201] [verdachte] vraagt vervolgens aan [NN3]: ‘Maar wat zouden jullie eigenlijk dan doen?’ [NN3] verstuurt dan het volgende bericht: ‘Toen wij gesproken hebben heeft hij gezegd dat hij een datum voor ‘dead end’ (catering) moest zoeken.’ [Nb. De tussen haakjes geplaatste toevoeging is in dit geval niet afkomstig van de vertaler maar is reeds opgenomen in het originele bericht.] [verdachte] vraagt daarop: ‘Maar heb je hem gezegd dat je een groep hebt die hier al catering kan doen?’ ‘Dat er steen nodig is.’ [NN3] antwoordt: ‘Nee ik heb hem niet gezegd, want hij heeft al daarginder en hij zei dat hij een datum moet nemen.’ [verdachte] pingt dan: ‘Ik neem morgen contact met hem maak je geen zorgen.’ [NN3]: ‘Wel goed, wat hij had moeten doen is iemand van hem de stenen laten ophalen om ze aan mij te geven en iemand met de papieren sturen om ding te doen zodra hij datum krijgt.’ ‘Dat was onze afspraak.’ ‘Maar ik weet niet waar de dingen vastlopen want ik heb nog niets gekregen, ik weet niet of hij twijfels heeft of wat het is.’ [verdachte] antwoordt: ‘Nee hij twijfelt niet.’ ‘Ik praat morgen met hem.’ [202]
Op 15 oktober 2012 ontvangt [NN3] het volgende bericht van [verdachte]: ‘Dead head toch.’ ‘Ok, ik stuur het voor papa.’ [NN3] verstuurt daarop de volgende berichten: ‘Ja maatje.’ ‘Ik heb de riem al.’ [203]
[verdachte] geeft op 16 oktober 2012 om 22.38 uur aan dat hij de man heeft gesproken. Daarop stuurt [verdachte] drie berichten aan [NN3]: ‘Hij heeft gezegd dat ik met jou mensen hier moet praten.’ ‘Om te kijken of het serieus is.’ ‘En dan geeft hij dvd.’ [NN3] vraagt vervolgens: ‘Van de dead end daar?’ [verdachte] bevestigt dit en stuurt het volgende bericht aan [NN3]: ‘catering.’ [NN3] vraagt dan of er niets anders is dat hij gelijk kan doen. [verdachte] antwoordt dat hij nu met de man hierover gesproken heeft. [NN3] stuurt daarop het volgende bericht: ‘Ja maar kijk wat er nog is dat hij kan doen, ik ga ook aan die cat werken.’ [verdachte] antwoordt: ‘ok goed.’ [204]
[NN3] pingt op 22 oktober 2012 aan [verdachte] dat hij heeft begrepen dat het deze maand gaat veranderen en dat het staat gepland voor de 28e. [NN3] vraagt aan [verdachte]: ‘Hebben jullie al geinformeerd wat aan die kant gedaan kan worden?’ [NN3] bericht aan [verdachte]: ‘Dat wat gaat komen is Airbus 330.’ ‘Hier beneden weet ik niet wat eraan gedaan kan worden. Als het komt gaan ze kijken.’ [205]
Uit het proces-verbaal relaas blijkt dat door het onderzoeksteam onderzoek is verricht op internet waaruit is gebleken dat KLM op 28 oktober 2012 voor het eerst op Curaçao is geland met een Boeing van het type Airbus 330 ter vervanging van het vliegtuigtype MD-11. [206]
Op 23 oktober 2012 vraagt [verdachte] aan [NN3]: ‘Komt daar beneden 747?’ [NN3] bevestigt dit. [verdachte] vraagt: ‘Wanneer begint hij?’ [verdachte] stuurt daarop de volgende berichten aan [NN3]: ‘Als dat ding daar komt.’ ‘Is de grote blauwe.’ [NN3]: ‘Kan daar wat op gedaan worden?’ [verdachte]: ‘Kunnen jullie erbij komen?’ [NN3] zegt: ‘Wat hebben jullie erop?’ ‘Het zijn volgens mij sowieso dezelfde mensen die overal bij kunnen, wat komt.’ [verdachte] pingt: ‘Ik laat mijn mati jou uitleggen wat wij daarop kunnen. En jij stuurt het voor de werker om te kijken of hij kan.’ [NN3] pingt: ‘Ik ben tot morgenmiddag op Curacao. Dus we kunnen vanavond ontmoeten of morgen vroeg.’ ‘Heeft dat ding het ding om te poepen?’ [verdachte]: ‘Nee nee.’ Vervolgens: ‘Vriend leg de mensen uit dat de plek is die helemaal achteraan op de 747. In de ruimte achter naast de staart. Ze weten dat er daar een ritssluiting is. Als je het opent achter de ritssluiting is er een warme buis.’ ‘Vraag ze of ze daar kunnen komen. En of ze weten welke plek.’ ‘Zeg tegen ze voor ons foto te maken van die plek. En van de ruimte.’ ‘Zo snel mogelijk zodat we kijken of het dezelfde plek is.’ [NN3] verstuurt daarop pingberichten aan [verdachte] met als inhoud: ‘Ok, woensdag ga ik terug naar Bone.’ ‘Maar het ding is nog niet begonnen met vliegen.’ [verdachte] pingt: ‘Vraag aan de vriend of de 747 daar komt. En of hij weet welke.’ ‘Het is de grote blauwe.’ ‘Hoofd van een blauwe hagedis.’ [NN3] antwoordt: ‘Goed ik vraag het hem.’ [207]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft gerelateerd dat zich in het achterste gedeelte van het vrachtruim van een Boeing 747 een rechthoekig ritsvak bevindt met daarachter een ruimte waar in het verleden regelmatig hoeveelheden cocaïne werden aangetroffen. In voornoemde ruimte bevindt zich tevens een warme/hete buis/pijp. [208]
Op 27 oktober 2012 ontvangt [verdachte] van [NN3] de volgende pingberichten: ‘Die kerel heeft me gezegd dat in de mails die ze hebben ontvangen gezegd wordt van de airbus 330 zelf.’ ‘Dat betekent dat morgen niet de boeing komt, maar de airbus 330 zelf.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ok ok.’ [NN3] vervolgt: ‘Het hoofd van die blo blo landt hier niet gemakkelijk want hij is te zwaar voor de landingsbaan, hij is een keer geland maar ze hebben aanbevolen beter niet.’ ‘Maar we kijken morgen om zekerder te zijn wanneer het verandert.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ok ok.’ [209]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft gerelateerd dat het hem uit kennis en ervaring opgedaan met eerdere onderzoeken naar invoer van cocaïne bekend is dat vliegtuigen van het merk en type Boeing 747 in principe niet landen op Bonaire in verband met de lengte van de start- en landingsbaan. [210]
Op 2 november 2012 verstuurt [verdachte] het volgende pingbericht aan [NN3]: ‘Ik laat je met mijn bro pingen maar laat hem niet weten dat jullie naar Curaçao zijn gegaan.’ [NN3] vraagt welke bro het is. [verdachte] antwoordt: ‘Die van hier.’ Waarop [NN3] zegt: ‘Die ene die die dag met jou was.’ ‘Ja’ zegt [verdachte]. Om 17.19 uur pingt [verdachte] aan [NN3]: ‘Hier is mijn bro.’ De persoon die dan berichten verstuurt vanaf het toestel van [verdachte] zegt tegen [NN3]: ‘Hallo makker.’ ‘Je weet de nieuwe bus van ark toch?’ [NN3] pingt: ‘De andere heeft nu nieuwe, niet ark.’ Met de telefoon van [verdachte] wordt dan geantwoord: ‘Maar er is toch een slaapplaats voor de mensen die werken.’ [NN3] vraagt: ‘In ark?’ Vanaf de telefoon van [verdachte] wordt geantwoord: ‘Die nieuwe blauwe plus ark.’ [NN3] zegt dat hij er wel van gehoord heeft. Vanaf de telefoon van [verdachte] worden dan de volgende berichten verstuurd: ‘Wel daar binnen in het plafond.’ ‘Vraag de bro of hij kan komen/of hij erbij kan.’ ‘Ik stuur pic naar jou toe.’ [NN3] vraagt daarop: ‘Welke van de twee is zekerder/beter.’ Met de telefoon van [verdachte] wordt gepingd: ‘En het is direkt dezelfde dag klaar.’ ‘Ik zal je zeggen welke wanneer ik de pic stuur.’ [NN3] vraagt: ‘Wat heb je nog meer wat gelijk kan.’ Vanaf de telefoon van [verdachte] wordt gepingd: ‘Zijn jullie ook gelijk klaar?’ [NN3] geeft om 17.27 uur aan: ‘We zijn gereed, de dingen om te zetten is nodig.’ [211] Vanaf de telefoon van [verdachte] wordt vervolgens het volgende bericht verstuurd: ‘Kan je dat ding wat je tegen deze man hebt gezegd wat je zelf nog hier had?’ [NN3] antwoordt: ‘D-end?’ ‘Ja.’ ‘Vandaag als je dat wilt.’ Vanaf de telefoon van [verdachte] wordt geantwoord: ‘Oké, want misschien hebben we het voor je.’ [NN3] stuurt dan: ‘Jij moet het daarginds kunnen pakken.’ ‘Ik heb de riem al klaar liggen.’ ‘Als je meer dingen hebt, moet je het me gelijk laten weten.’ Met de telefoon van [verdachte] worden de volgende berichten gestuurd: ‘Kijk, ik geef jou wel een paar andere goede dingen. Ik ga jou de foto’s sturen.’ ‘Maar kijk naar een BB speciaal voor die dingen vriend.’ [NN3]: ‘Ik heb er wel een, ik moet het activeren.’ [NN3]: ‘Ik heb de mensen hier aan een ketting maatje, ze willen werken ik kan ze niet lang ophouden, want als ze iemand anders krijgen om te werken gaan ze bij me weg.’ Vanaf de telefoon van [verdachte] wordt geantwoord: ‘Laten we gaan starten man.’ [212]
Op 4 november 2012 worden tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] pingberichten verstuurd. [medeverdachte 1] verstuurt berichten vanaf de PIN-nummers [PIN-nummer 6 medeverdachte 1] en [PIN-nummer 5 medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] pingt om 16.53 uur aan [verdachte]: ‘Ik stuur jou nu de foto’s op die andere.’ [verdachte] vraagt om 17.09 uur aan [medeverdachte 1]: ‘Sangre, ken jij mensen bij de catering?’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Ja toch.’ Om 17.10 uur en om 17.18 uur verstuurt [medeverdachte 1] een foto aan [verdachte]. [213]
De verstuurde foto’s zijn bekeken door verbalisant [verbalisant 8] en hij beschrijft wat hier op staat. Op de eerste foto staat een deur afgebeeld, waarvan het de verbalisant bekend is dat deze toegang verschaft tot een slaapvertrek voor de crew aan boord van een vliegtuig van Arke. Op de tweede foto is een ruimte afgebeeld. [214]
[verdachte] pingt om 17.38 uur aan [medeverdachte 1]: ‘[naam] wil de catering.’ ‘Hij zei dat jij het wel moet hebben dan kunnen wij het nu gelijk doen.’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Wij pakken het gelijk op.’ ‘Maar dat catering ding…je bedoelt toch dat ene ouwe ding?’ [verdachte] verstuurt daarop het volgende bericht: ‘Misschien ‘deadhead’….’ [medeverdachte 1] verstuurt dan een aantal berichten aan [verdachte] met als inhoud: ‘En de kerel van Flamingo heeft mij de vorige keer gezegd.’ ‘vanaf [naam]/van [naam] uit.’ ‘Want wij hebben dat ding.’ ‘Neen de man van Flamingo heeft mij gezegd.’ ’die dag tijdens het gesprek.’ ‘dat hij ook met deadhead klaar is.’ ‘Of wij kunnen.’ [verdachte] antwoordt bevestigend. Waarop [medeverdachte 1] vraagt: ‘Vanaf huis toch?’ ‘Wil [bijnaam betrokkene 1] de dvd’s niet aan [naam] (Dikke) geven?’ ‘Want dat ding is klaar om ook vanaf [naam] te worden aangepakt, broer.’ [215]
Uit onderzoek is gebleken dat de luchthaven van Bonaire Flamingo International Airport heet. [216] Met de term "dead head" wordt vaak gedoeld op een cateringtrolley aan boord van een vliegtuig. Verbalisant [verbalisant 8] relateert voorts dat het hem uit kennis en ervaring opgedaan bij eerdere onderzoeken bekend is dat met de termen ‘stenen’ en ‘dvd’ in relatie tot smokkel van verdovende middelen vaak kilopakketten cocaïne worden aangeduid. [217]
Op 4 november 2012 voert [verdachte] vanaf 19.57 uur het volgende pinggesprek met [NN3]. [NN3]: ‘Ik ben in deze strijd.’ [verdachte]: ‘Nu ben je klaar voor deadhead.’ [NN3]: ‘Ja, toevallig zei de bro gisteren tegen mij dat de kerel hem constant belt voor iets om te doen (werk).’ [verdachte]: ‘Oke morgen laat ik het je weten.’ De volgende dag, 5 november 2012, stuurt [NN3] aan [verdachte]: ‘Denk eraan om de riem te bevestigen opdat wij gelijk de datum krijgen.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ik wacht op de kerel die komt.’ [218]
[verdachte] ontvangt op 6 november 2012 om 1.01 uur van [NN3] de volgende berichten: ‘Het is degene waarover ik jou gezegd, de 330.’ ‘Morgen zal ik proberen een pic ervan te maken opdat je het ziet.’ [verdachte] pingt: ‘De bro zei dat het de nieuwe is, die aan die kant komt.’ [NN3] stuurt dan: ‘Morgen hoor ik gelijk wat betreft de data.’ ‘wat ik jou gestuurd heb is/zijn ook wel zeker’ ‘Ik heb de guy gestuurd om te kijken wie daar voor mij kan komen, hij is ermee bezig.’ [verdachte]: ‘Ja wij gaan eraan werken.’ Om 1.19 uur pingt [verdachte] aan [NN3]: ‘Bloed, papa vraagt waar dat ding is.’ ‘Ruimte 5 heb je mij toch gezegd.’ [NN3] antwoordt: ‘Ja, in de bulk. Helemaal achter compartiment 5.’ ‘Waar de dieren en de transit-koffers met wieg en dergelijke gaan.’ [verdachte]: ‘oke oke.’ [219]
Op 8 november 2012 verstuurt [NN3] om 13.38 uur de volgende berichten aan [verdachte]: ‘De kerel is naar het gat onder de vleugel gaan kijken, maar hij heeft het niet gezien.’ ‘Welke kant is rechts voor jullie.’ [verdachte] pingt dan: ‘Ok ok ik kijk naar de pic, is beter.’ [NN3]: ‘Want hij heeft alleen aan 1 kant gekeken.’ ‘Ja maar staand hoe wordt het rechts voor jullie.’ [verdachte] antwoordt: ‘Als je staat niet met het gezicht waar ook de kop naar toe wijst.’ ‘Ik bedoel als je staat met de rug naar de staart.’ [NN3]: ‘Awel juist aan die kant heef de man gekeken.’ ‘Maar hij gaat vandaag weer kijken voor de zekerheid.’ [verdachte] antwoordt dat hij achter de pics aan gaat. [NN3] pingt daarop: ‘Awel goed, zo snel als mogelijk, want [naam] is ermee bezig.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ja bloed’. [NN3]: ‘Kan je de stenen dan niet alvast nemen van Papa?’ [verdachte]: ‘Er moet iets geregeld zijn opdat wij ze nemen, snap je.’ [NN3] verstuurt daarop het bericht: ‘Gisteren heeft de tussenpersoon van hem samen met de man die naar het gat moest gaan kijken.’ ‘Dat betekent dat zij in beweging zijn.’
[verdachte] pingt op 9 november 2012 aan [NN3]: ‘De stenen die [naam] heeft zijn van [naam].’ ‘Want hij zegt dat indien ik met een ding rond ben, dat hij ons stenen geeft.’ ‘Maar ik ben bijna rond hier.’ Op 11 november 2012 ontvangt [verdachte] van [NN3] het volgende bericht: ‘Vriend, iedereen hier aan deze kant zegt dat het gat aan de linkerkant van het ding is.’ [verdachte] antwoordt dat hij zo een pic stuurt en zegt: ‘Het heeft het aan beide kanten.’ [NN3] vraagt [verdachte] om het model van het toestel na te vragen. [verdachte] antwoordt: ‘330.’ [NN3] zegt daarop: ‘Als zij links kunnen dan kunnen wij.’ [220] ‘Aan de linkerkant zijn er 2. 1 is voor de motor en de andere is achter de motor.’ [verdachte] antwoordt: ‘Ik stuur pic zodat je kan zien.’ ‘Aan de rechterkant.’ ‘Op het nummer dat daarop zit.’ ‘Het zit aan beide kanten/zijden.’ ‘Want links zien zij het zitten.’ ‘Aan de linkerkant staan zij achter de motor en de andere bus enzo.’ [NN3] vraagt: ‘Hebben zij een foto van waar het ongeveer in de vleugel zit?’ [verdachte] antwoordt: ‘Dat is wat ik heb gekregen’ ‘Zij moeten het kunnen vinden. Er staat zelfs een nummer erop.’ [NN3] geeft dan aan: ‘Hier links hebben zij datzelfde probleem. Er is camara die daarop kijkt maar zij kunnen de truck met fuel zo plaatsen om het te bedekken.’ [verdachte] antwoordt: ‘ok ok.’ [NN3]: ‘Ik ga nu weer naar de kerel toe zodat hij naar de foto kijkt.’ [verdachte] verstuurt vervolgens berichten met als inhoud: ‘Dat betekent, haal dat ding eruit, sangre.’ ‘Deze week komt Primu bij je langs met de BB’s plus om de dvd op te halen.’ [NN3]: ‘Oke, oke, als dat ding daar is/zit dan halen wij dat opzeker eruit, vriend.’ [verdachte] antwoordt: ‘Awel wij zijn bijna rond, sangre.’ ‘Doe je best.’ ‘Ik zal wat antiscan folie sturen in het gat, zodat jullie die dingen in verpakken.’ [NN3] vraagt aan [verdachte] of hij eerst de foto nog een keer wil sturen. [verdachte] pingt om 18.08 uur aan [NN3]: ‘Papa heeft gezegd dat hij 3 bb koopt en dat hij ze aan primu (neef) geeft om mee te nemen. En hij moet tegerlijke tijd de dvd’s meenemen.’ ‘De foto die ik gestuurd heb is hetgeen Papa mij gezegd heeft.’ [NN3] antwoordt: ‘ok ok.’ [verdachte] stuurt om 19.00 uur een foto aan [NN3]. [verdachte] verstuurt dan een bericht aan [NN3] met als inhoud: ‘De kant waar de trucks van de catering staan.’ [NN3] antwoordt: ‘Die foto is wel iets anders.’ ‘Maar zij weten al naar welke kant/zijde ze moeten kijken.’ ‘Awel goed wanneer ik het heb dan laat ik hen een foto van maken.’ [verdachte] pingt dan: ‘Of van het ding dat onder op die plek gaat. Zodat er geen verwarring ontstaat, man.’ [NN3] antwoordt: ‘Ja zeker, we moeten er zeker van zijn dat we over hetzelfde ding praten.’ [221]
IV. Beoordeling
Beoordeling feitelijke gang van zaken
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [NN3] gedurende een periode van iets meer dan een maand intensief contact met elkaar hebben onderhouden. De voornoemde pinggesprekken kunnen mede daarom in een betekenisvolle samenhang worden geplaatst. De rechtbank heeft voorts de inhoud van de gesprekken in aanmerking genomen. Voor de rechtbank staat zonder meer vast dat [verdachte] en [NN3] spreken over vliegtuigen waarin zij iets willen plaatsen. Verdachten noemen al dan niet expliciet reisorganisaties of luchtvaart-maatschappijen (Ark, blauwe), type vliegtuigen (Boeing 747, Airbus 330) en een vliegveld (Flamingo op Bonaire). Dat het gaat over vliegtuigen vindt ondersteuning in de met objectieve gegevens gestaafde door verdachten besproken wijziging van vliegtuig type MD-11 naar een A-330 per
28 oktober 2012 op de vlucht naar Curaçao. Daarbij lijkt het voor [verdachte] en [NN3] van groot belang dat wat er wordt geplaatst in het vliegtuig daar ook weer uit kan worden gehaald. [verdachte] en [NN3] bespreken verschillende ruimtes in vliegtuigen waar het product ‘gezet’ zou kunnen worden, waarbij het telkens ruimtes betreft waar passagiers en/of cabinepersoneel normaal gesproken niet komen. [verdachte] en [NN3] spreken over de machinekamer, een ruimte achter naast de staart van een 747, een gat onder een vleugel, een dead-head in combinatie met catering, een slaapplaats voor de mensen die werken, de bulk en een compartiment 5 waar – onder meer – de transitkoffers in worden geplaatst. Verdachten hebben ook foto’s verstuurd van een deur naar een slaapvertrek aan boord van een vliegtuig en de toegang tot een niet nader gedefinieerde ruimte.
Naast het bespreken van deze verschillende verbergplaatsen, wordt gesproken over antiscanfolie, een camera die ‘bedekt’ moet worden en een vent die het bestuurt die niet mee wil werken. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [NN3] iets per vliegtuig willen vervoeren dat niet legaal is. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat [verdachte] en [NN3] versluierend taalgebruik bezigen wanneer zij over het product spreken dat in het vliegtuig geplaatst moet worden. [verdachte] en [NN3] spreken immers over steen en dvd, waarbij het niet valt in te zien dat als daadwerkelijk wordt gesproken over stenen en dvd’s het vervoer zou dienen plaats te vinden in de ruimten als hiervoor besproken.
Schakelbewijs
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, ontleend aan zaaksdossier B1, blijkt van redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank in die zaak heeft geoordeeld dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij de opzettelijke invoer van een hoeveelheid van ongeveer 6 kilogram cocaïne. Voornoemde hoeveelheid cocaïne is ook daadwerkelijk aangetroffen en in beslag genomen. Opmerkelijk is dat ook in zaaksdossier B1 de term dvd’s wordt gebruikt en dat in die zaak de term dvd’s als verhullend voor cocaïne kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen ten aanzien van zaaksdossier B1, zoals hierboven weergegeven, mede redengevend zijn voor het bewijs van hetgeen aan [verdachte] ten laste is gelegd onder feit 4, in het bijzonder voor het bewijs dat de handelingen van [verdachte] en [NN3] betrekking hadden op de invoer van een hoeveelheid cocaïne en dat hun opzet daarop was gericht. Voor dit oordeel acht de rechtbank van belang dat in beide zaaksdossiers verdachten met name via pingberichten met elkaar communiceren en verdachten elkaar foto’s sturen van verbergplaatsen in vliegtuigen. In beide zaaksdossiers worden termen gebezigd als dvd en zetten. Daarbij komt dat naast [verdachte] ook medeverdachte [medeverdachte 1], aan wie dit feit overigens niet ten laste is gelegd, als [verdachte] naar voren komt in zaaksdossier B1. Voorts is sprake van een soortgelijke methodiek, te weten het vervoer door middel van verbergplaatsen in vliegtuigen van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen vanuit de Nederlandse Antillen via Schiphol.
Zwijgen
De rechtbank heeft in haar oordeelsvorming tot slot betrokken dat [verdachte] in het voorbereidend onderzoek noch ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd over de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden die wijzen op zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde met betrekking tot dit zaaksdossier. Derhalve heeft [verdachte] geen verklaring afgelegd die de redengevendheid van de bewijsmiddelen zou kunnen ontzenuwen.
Conclusie
De rechtbank acht uit de feiten en omstandigheden zoals blijkend uit het onderhavige zaaksdossier in onderling verband en samenhang beschouwd en beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen en onder zaaksdossier B1 is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de door [verdachte] verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer van cocaïne.
[verdachte] heeft samen met anderen, waaronder in ieder geval [NN3], handelingen verricht als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, te weten zogeheten voorbereidingshandelingen. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.7.
feit 5 (zaaksdossier B6)
I. Inleiding
[verdachte] wordt onder feit 5 verweten dat hij – kort gezegd – heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11a, eerste lid van de Opiumwet, te weten een organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet.
II. Redengevende feiten en omstandigheden [222]
Naar vaste rechtspraak is sprake van een criminele organisatie als die organisatie het plegen van misdrijven voor ogen heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en hierin een aandeel hebben, ofwel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Een criminele organisatie kenmerkt zich voorts door een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Het moet gaan om meer dan een min of meer toevallig samenwerkingsverband. Hierbij is evenwel niet vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Bij de beoordeling of in onderhavig geval sprake is van een criminele organisatie met genoemd oogmerk komt naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats betekenis toe aan de misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd.
Zoals uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt heeft de rechtbank ten laste van [verdachte bewezen] geacht dat zij, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ruim zes kilo cocaïne in Nederland hebben ingevoerd en dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd gericht op de invoer van cocaïne in Nederland.
De bewezen verklaarde feiten hebben zich afgespeeld over een langere periode, waarbij naast [verdachte] en [medeverdachte 1] ook [betrokkene 1] grote betrokkenheid had. De verschillende feiten zijn door dezelfde personen gepleegd, in wisselende samenstelling en al dan niet aangevuld met anderen.
Reeds uit deze bewezen verklaarde feiten volgt dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband gericht op het invoeren in Nederland van cocaïne
De rechtbank acht in dit verband voorts de volgende redengevende feiten en omstandigheden van belang:
De leden van de organisatie bedienen zich in de onderlinge communicatie regelmatig van versluierend taalgebruik, kennelijk met de bedoeling om over verdovende middelen en daarmee samenhangende zaken te kunnen spreken zonder dat dit concreet uit de gesprekken blijkt. Eventueel ‘meeluisterende’ opsporingsinstanties moet hierdoor zand in de ogen gestrooid worden. Zo wordt bijvoorbeeld regelmatig over ‘dvd’s’ gepingd, waarmee klaarblijkelijk pakketten met cocaïne [223] worden bedoeld en is ‘papier(en)’ een synoniem voor geld. [224]
Ook is het onderwerp van gesprek soms kennelijk te ‘gevoelig’ om per telefoon te bespreken. Ter illustratie wijst de rechtbank op de volgende gesprekken:
- een telefoongesprek van 22 november 2011, waarin [verdachte] tegen zijn gesprekspartner zegt:
Maar in de deze week zorg ik ervoor dat ik het voor jou regel. Ik wil niet teveel door de telefoon zeggen maar ik regel het deze week. [225]
- een pinggesprek van 1 november 2012, waarin [verdachte] tegen [medeverdachte 4] zegt:
Ik heb de telefoon niet meer. Volgens mij wordt het getapt man. [226]
- een pinggesprek van 6 november 2012, waarin [verdachte] een andere persoon ervan op de hoogte brengt dat ‘[bijnaam medeverdachte 11]’ door een arrestatieteam is opgepakt. [verdachte] zegt:
Morgen vertel ik het je live. Ik vertel het je live, is beter. [227]
- een pinggesprek van 28 september 2012, waarin [medeverdachte 1] tegen een onbekend gebleven derde zegt:
Ik heb de foto nu pas goed gezien. In het wit, bruin, zwart, in alle vormen. Vergeet niet dat we hier in code spreken. [228]
- Een pinggesprek van 9 oktober 2012, waarin [medeverdachte 1] tegen een onbekend gebleven persoon zegt:
the poeple [de rechtbank leest: people) do not want to speak with bb or phone on. [229]
Hieruit blijkt dat de leden van de organisatie zich bewust zijn van het risico dat zij worden afgeluisterd en hier hun telefoongebruik/taalgebruik op aanpassen.
Eveneens in het kader van het bemoeilijken van de opsporing maken de leden van de organisatie gebruik van veel verschillende telefoons en telefoonnummers. Dit blijkt naast de grote hoeveelheid verschillende bij verdachten in gebruik zijnde telefoon- en PIN-nummers die in dit onderzoek zijn getapt, ook uit de grote aantallen telecommunicatiemiddelen die bij doorzoekingen op adressen van verdachten zijn aangetroffen. Zo zijn op het verblijfsadres van en [medeverdachte 4] zeven telefoons, 30 simkaarten en 6 SD-kaarten gevonden. In de woning van [medeverdachte 1] zijn tien telefoons en vier simkaarten gevonden. In de [garage 1] van [medeverdachte 7] zijn zeven telefoons en een losse simkaart gevonden. In de woningen van twee vriendinnen van [verdachte] zijn respectievelijk vier en achttien telefoons aangetroffen en vijf, respectievelijk één simkaart. [230]
Daarnaast is gebleken dat leden van de organisatie op de hoogte waren van het bestaan van BlackBerry telefoons die niet kunnen worden afgetapt en zij voornemens waren deze aan te schaffen. Op 23 april 2012 pingt [medeverdachte 1] namelijk naar [betrokkene 1]:
Er zijn enkele speciale bb’s[de rechtbank begrijpt: BlackBerry telefoons]
te koop bij Spyshop. Die moeilijk te tappen zijn voor 6 maanden lang. Dan kun je je andere mensen ook laten kopen. Wanneer je ze in groep gebruikt zijn ze moeilijk te achterhalen. Zodra wij iets doen koop ik de speciale bb’s en ik stuur 1 voor jou. Mijn brothers die met boten/schepen werken gebruiken ze. Zij kosten 1500 per stuk. Zij gebruiken ze 6 maanden en verwisselen ze.[betrokkene 1] zegt:
Ja, zij worden ook in Canada verkocht.
[medeverdachte 1]: Met andere woorden: zodra wij werken koop ik 3, voor mij, [bijnaam 1 verdachte] en jij. Voor de veiligheid. [231]
De voor een criminele organisatie noodzakelijke duurzame en gestructureerde samenwerking kan mede tot uiting komen in het bestaan binnen het samenwerkingsverband van gemeenschappelijke regels waaraan de leden van de organisatie gebonden zijn, zodanig dat op hen een zekere druk uitgeoefend kan worden om zich aan die regels te houden.
Het bestaan van dergelijke gemeenschappelijke regels en de noodzaak voor de leden van de organisatie om zich daar aan te houden komt in casu onder meer naar voren uit een pingbericht van 8 augustus 2012 van de leider van de organisatie, [betrokkene 1], aan [verdachte], waarin [betrokkene 1] onder meer het volgende zegt:
Indien je kraan lekt, wordt jullie hele installatie eraf gehaald. (…) Wij zijn gangsters en geen slechteriken (…) Hou rekening mee dat de dingen serieus zijn, broeders. Heel serieus. Indien jullie het leven lief is, hou jullie bek dicht en leef met de bek dicht. Men is erg boos. NLS is bos. [232] Later die dag stuurt [betrokkene 1] hetzelfde bericht naar [medeverdachte 1]. [233] Voorts is van belang een pinggesprek waarin de leiders [betrokkene 1] en [verdachte] het mislopen van een drugstransport bespreken. [verdachte] zegt:
Ik had ze al uitgelegd dat ik schiet, opdat ze niet denken dat het een spel is. Ik ben erg kwaad hierover vriend, serieus. [234]
De rechtbank betrekt in haar overwegingen op dit punt tevens het ten laste van [verdachte] en [medeverdachte 1] bewezen verklaarde feit dat ziet op de ten opzichte van [medeverdachte 2] uitgeoefende dwang (feit 2, zaaksdossier 1). [medeverdachte 2] werd door de organisatie verantwoordelijk gehouden voor het verlies van een partij cocaïne en is daarom gedwongen zijn auto af te staan aan [medeverdachte 1] en/of [verdachte]. Eveneens houdt de rechtbank rekening met de wijze waarop in de zaak tegen [verdachte] en anderen is beslist dat de rol van een partner bij een drugsdelict met de dood bestraft moest worden (zaaksdossier B9).
Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de organisatie niet alleen sancties in het vooruitzicht stelt voor leden van de organisatie die de interne regels overtreden, maar ook niet nalaat om personen die geen deel uitmaken van de organisatie te straffen wanneer zij, als betrokkenen bij drugsdelicten, de organisatie benadeeld zouden hebben.
Hierna zal de rechtbank nader ingaan op de onderscheiden rollen in de organisatie van
[verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7].
[verdachte]
Voor de onderbouwing van de rol van [verdachte] verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar de bewijsmiddelen die zij ten grondslag heeft gelegd aan de hiervoor genoemde bewezen verklaarde feiten. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] een sturende en coördinerende rol speelt bij het organiseren, c.q. voorbereiden van drugstransporten. Hij onderhoudt enerzijds contact met [betrokkene 1], die kennelijk hoger in de hiërarchie staat dan hijzelf, en anderzijds via ping, telefoon of fysieke ontmoetingen met andere betrokkenen, die een meer uitvoerende taak hebben.
De coördinerende rol van [verdachte] komt ook naar voren uit de gang van zaken rond een inbraak in de [adres 1] te Rotterdam, waarbij een geldbedrag werd weggenomen dat toebehoorde aan de leider van de organisatie. Uit een pinggesprek van [verdachte] van
27 november 2011 is af te lezen dat [verdachte] de regie op zich nam in de zoektocht naar de verantwoordelijken van de diefstal. [verdachte] zegt tegen zijn onbekend gebleven gesprekspartner:
Ik ben op zoek naar een paar mensen voor de kleine man. We moeten erachter zien te komen wie ze zijn en waar ze vandaan komen in Curaçao. Heb je van die gasten gehoord die de politie heeft opgepakt met zoveel geld in Rotterdam.Vervolgens wordt een aantal namen genoemd. [verdachte] vervolgt:
Maar hij wil weten wie ze zijn en waar ze vandaan komen. Ze zijn hier zijn huis binnen gegaan.
NN: Hebben veel papieren[de rechtbank begrijpt: geld]
gepakt he vriend?
[verdachte]: Ja vriend de politie heeft hen op heterdaad betrapt. De man is heel boos. De politie heeft hen met alle papieren aangetroffen.
De andere gespreksdeelnemer geeft te kennen dat hij morgen nadere informatie over de betrokken personen kan geven aan [verdachte].
[verdachte] zegt verder:
We gaan de tipgever pakken. Jaja we beginnen met het project als ik naam krijg. Er komt vuur. Ruim 1 miljoen vriend. De man is heel erg boos vriend.
NN
: Het is veel geld he vriend.
[verdachte]: Ja en hij zegt het gebrek aan respect dat ze zijn huis binnen zijn gegaan. Hij gaat ze laten zien dat ze met grote crimineel gekloot hebben. [235]
[medeverdachte 1]
Voor de onderbouwing van de rol van [medeverdachte 1] verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar de bewijsmiddelen die zij ten grondslag heeft gelegd aan de hiervoor genoemde bewezen verklaarde feiten. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] een sturende en coördinerende rol speelt bij het organiseren, c.q. voorbereiden van drugstransporten. Hij onderhoudt contacten met [betrokkene 1], die als de grote baas van de organisatie gezien kan worden en legt anderzijds contacten met personen die op het uitvoerende vlak bij de activiteiten van de organisatie betrokken zijn.
In hiërarchische termen kan zijn positie worden omschreven als leidinggevend, direct onder [betrokkene 1], op een niveau vergelijkbaar met dat van [verdachte], zij het dat [medeverdachte 1] minder lang dan [verdachte] bij de organisatie hoort en dientengevolge – anders dan [verdachte] – niet tot de
inner circlevan [betrokkene 1] behoort.
Een en ander wordt geïllustreerd door de volgende gesprekken:
Op 7 juli 2012 pingt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1]:
Sangre, ik ben toch NLS? Ik ben toch een leider onder jou. [236]
Op 27 juli 2012 pingt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1]:
Ik ben niet rondom jou zoals de NLS’en dichtbij jou zijn. Maar een NLS is een NLS. Ik ben niet te onderschatten.[betrokkene 1] antwoordt:
Ja juist. Zonder enige twijfel ben jij de [bijnaam 1 medeverdachte 1]. [237]
Op 30 november 2011 stuurt [medeverdachte 1] het volgende bericht aan [verdachte]:
Luister we hebben [bijnaam betrokkene 1] ([betrokkene 1]) nodig. Jij bent de enige die hem te pakken kan krijgen. [238]
Op 25 mei 2012 hebben [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] een pinggesprek, waarbij [betrokkene 1] zegt:
Ja, vriend mati als het werk wat moet gebeuren jij bent het die [bijnaam 1 verdachte] meeneemt om te praten. Want [bijnaam 1 verdachte] zelf is niet echt goed in het praten. (…) Ja maty maar dat ding moet weten naar welk gesprek [bijnaam 1 verdachte] wel eens gaat. Alleen op momenten om hoofden te breken kan hij alleen gaan. Voor de rest ander werk moet hij met jou gaan. Anders doe ik het niet want ik weet dat jij veel meer ervaring hebt dan ikzelf. En in het spel maakt ervaring het verschil.De rechtbank merkt hierbij op dat [bijnaam 1 verdachte] een bijnaam is van [verdachte].
[medeverdachte 4]
Voor de onderbouwing van de rol van [medeverdachte 4] binnen de hierboven beschreven organisatie acht de rechtbank de volgende redengevende feiten en omstandigheden van belang.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 4] op 29 januari 2012 van Amsterdam naar Curaçao is gevlogen en op 27 februari 2012 weer terug. [239] Op 27 januari 2012 belt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (vermoedelijk [verdachte]) naar [medeverdachte 4]. Op de vraag of [medeverdachte 4] ook iets mee gaat nemen, antwoordt [medeverdachte 4]:
ja maar euuhhhh ik kan het gewoon in mijn portemonnee meenemen.
[verdachte]: ja, want de papieren[de rechtbank leest: het geld]
zijn sowieso groot (veel)
[medeverdachte 4]: of ik stop het dan in mijn tas,
[medeverdachte 4]: en wanneer ik thuis ben dan zet ik het op me.
[verdachte]: goed goed goed
[medeverdachte 4]: ik ben nu [naam] aan het bellen zij legt mij het net uit dat ik tot vijftien (15) per dag kan doen of zoiets.
[verdachte]: vijftien per dag, of euuhhhhh wil jij vijftien zetten en vijf meenemen?
[medeverdachte 4]: ik weet het niet. Ik ga naar de bank. Ik doe het, zij heeft tegen mij gezegd van euuhhhh, dat heeft zij mij net uitgelegd
[verdachte]: kijk maar jij moet ook uitkijken dat het niet opvalt. [240]
Op 8 februari 2012 belt [verdachte] met [medeverdachte 4], die op dat moment gebruik maakt van een Antilliaans telefoonnummer. [medeverdachte 4] vertelt dat zij het geld heeft gecontroleerd.
[verdachte]: er is dus nu ruim 21, nadat de 700 in mindering is gebracht.
[medeverdachte 4]: ja, ik heb de 700 eraf gehaald. Ik heb de bon. Je krijgt een kwitantie. Ahhh... en je moet mij zeggen, want ik kan 1000 per dag opnemen. Want ik dacht om vanaf de 10e elke dag 1000 op te nemen zodat ik bij 10 ben, totdat jij er bent. Want ik kan geen grof geld opnemen.
[verdachte]: neen; het is niet nodig. Ik heb wel geld. En vanzelf moet die kleine Man mij iets geven, weet je.
[medeverdachte 4]: Toen ik kwam, heb ik honden aangetroffen… een heleboel gezeik … veel doorzoekingen. Maar ja, ik heb ze gewoon in mijn portemonnee gestopt. Ik ben ermee gekomen in mijn portemonnee. Weet je wat je moet doen. Je moet een schoudertas kopen zoals [naam] heeft. Koop een portemonnee en stop het geld in de portemonnee. Weet je waarom? Want als je het in je broekzak hebt, moet je langs een machine gaan... zo'n machine waarbij je je handen omhoog heft.. in de stijl alsof je lichaam wordt gescand. [241]
Op 27 april 2012 belt [medeverdachte 4] naar [vriendin verdachte], een vriendin van [verdachte], en zegt dat zij in Rotterdam is en voor een flat staat, waar een bekende van haar mag verblijven, maar dat die sinds eergisteren niet naar binnen kan. De huisbaas heeft gezegd dat hij [medeverdachte 4] niet de sleutel kan geven, want de flat staat niet op haar nam. Ze zegt dat de deur van ..(degene die het gesprek heeft uitgeluisterd heeft een gedeelte niet verstaan) is tussen 125 en 133. De telefoon van [medeverdachte 4] straalt op dat moment een zendmast aan in de nabijheid van de [adres 1] in Rotterdam. [242]
Op 23 mei 2012 komt op de telefoon van [medeverdachte 4] een sms-bericht binnen met de volgende tekst:
[naam]. Tel nummer [telefoonnummer] rekeningnummer:[rekenignummer] tnm [naam] voor de 1e van de maand. Adres [adres 5].
De volgende dag belt [medeverdachte 4] naar het genoemde telefoonnummer van [naam] en zegt dat zij belt namens haar vriend die woont op [huisnummer adres 1]. Ze zal de huur voor zowel mei als juni overmaken. [243]
Uit zaaksdossier B9 blijkt dat op het adres [adres 1] in Rotterdam aan de organisatie gelieerde personen hebben verbleven. [244]
Op 31 mei 2012 hebben [verdachte] ([letter]) en [betrokkene 1] ([letter]) pingcontact. Hierbij wordt onder meer het volgende gewisseld:
[verdachte]: Dus, makker. Kijk eens makker. De kerel van de garage[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 7]]
wil dat ik een aandeel koop in de garage.
[verdachte]: Wij kunnen hier een Western Union opzetten. De kerels hebben mij gezegd.
[verdachte]: Als je wil zetten wij het zelfs op naam van [bijnaam medeverdachte 4].
[betrokkene 1]: Hoe .. heeft hij vergunning Western Union?
[betrokkene 1]: Ik help je ermee makker.
[verdachte]: Wij laten [bijnaam medeverdachte 4] in de Wester laten werken.
[verdachte]: en op papier ben ik 1 van de eigenaren.
[betrokkene 1]: Zeg hem dat wij het doen.
[verdachte]; Ik heb hem al gezegd dat je ja hebt gezegd.
[verdachte]: Ze hebben de dingen al gekocht om met Wester te beginnen maar zij willen eerst de andere partner eruit krijgen om door te gaan.
[verdachte]: denk je dat wij zelf een kantoor kunnen openen om papier[de rechtbank leest: geld]
naar beneden te zenden.
[betrokkene 1]: Ja maar ik weet niet of wester kan.
[verdachte]: neen, wij zelf privé commissie opstrijken [245] .
De rechtbank merkt op dat uit onderzoek Athena is gebleken dat
[bijnaam medeverdachte 4]de bijnaam is van [medeverdachte 4], de zus van [verdachte]. [246]
Op 6 juni 2012 pingt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1]:
Laat mij alleen maar weten wanneer ik het geld bij [medeverdachte 4] kan halen.[betrokkene 1] antwoordt:
[medeverdachte 4] is thuis. Ga naar haar toe.Anderhalf uur later pingt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1]:
Broer, ik heb het geld gekregen. [247]
In een pingconversatie van 18 juli 2012 zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte]:
Heb jij het ook gekregen vol met papier van 10.[verdachte] antwoordt bevestigend.
20 met 50zegt hij. [medeverdachte 1] zegt:
Zus heeft mij dat ding gegeven alsof zij mij wil zeggen kom niet meer halen.[verdachte] moet hier om lachen en zegt:
Geld is geld. [248] De rechtbank interpreteert dit gesprek aldus dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] een geldbedrag uitbetaald hebben gekregen.
Op 15 oktober 2012 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en [verdachte] zegt:
Ik heb met zus[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]]
gesproken maar zus heeft mij nog geen geld gegeven om dat ding te kunnen kopen sangre. Ik heb het jou gezegd vanaf wij elkaar toen hebben ontmoeten en hebben gesproken. Ik heb toen tegen jou gezegd om met haar te praten. Zij zei dat het goed was maar zij heeft mij het geld nog niet gegeven.[verdachte] legt uit hoe hij het ziet wanneer hij uitbetaald moet worden en hij zal daar er niet over zeuren maar de persoon die hem uit moet betalen die moet weten dat er betaald moet
worden. [verdachte] vervolgt:
Ik ga nu toch naar huis en vraag aan zus hoe het zit. Ik ga de man dan maar zelf vragen. Ik heb geld nodig. [249]
Op 20 oktober 2012 belt [medeverdachte 1] naar een nummer dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 5] en zegt dat de zus de man is voor de kleine man en dat hij onder de zus staat. [medeverdachte 1] zegt dat de zus alles hier regelt voor ‘de man’. [250]
Op 6 november 2012 pingt [verdachte] met [betrokkene 1] over het huren van een auto voor ‘[bijnaam medeverdachte 11]’, de persoon die het beoogd slachtoffer van liquidatie (zaaksdossier B9) moet zoeken.
Ja vriend huur een auto voor hemzegt [betrokkene 1], waarop [verdachte] zegt:
Maar jij moet tegen [bijnaam medeverdachte 4] zeggen om mij geld te geven om een auto te regelen. [251]
Uit een telefoongesprak van [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] van 17 november 2012 komt naar voren dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] vraagt om tegen de man (de kleine man) te zeggen of hij hem ([medeverdachte 1]) wil schrijven. Hij wil het hem uitleggen. De kleine man loopt te schreeuwen om niets. [medeverdachte 4] zegt dat zij niet weet wat [medeverdachte 1] en de klein man met elkaar gesproken hebben. Zij heeft [medeverdachte 1] datgene gezegd wat de kleine man haar gezegd heeft. [medeverdachte 1] zegt:
Hij zei dat ik de documenten moet ophalen bij de kerel naar wie hij mij gestuurd heeft. Ik geef de kerels geld en die geven mij de documenten en ik breng ze. En jij moet een manier zoeken om de documenten naar hem te sturen. Dat is geen probleem.[medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 1] met haar had afgesproken dat [medeverdachte 1] de papieren dinsdag bij haar zou brengen maar dat [medeverdachte 1] niet is gekomen. [medeverdachte 1] zegt dat hij dinsdag niet is geweest omdat de papieren nog niet zijn gebracht. De kerel had gezegd ‘komende zondag'. Dat heeft hij tegen hem (de kleine man) gezegd. [medeverdachte 1] zegt dat hij hoe dan ook de papieren vanavond krijgt en dat hij de papieren dan bij [medeverdachte 4] brengt. [medeverdachte 4] antwoordt:
Het is of het ene of het andere. Of je brengt het geld terug of de papieren want jij als je de papieren niet hebt...dan moet je het geld hebben.[medeverdachte 1] zegt dat hij morgenavond om 22.00 uur een afspraak heeft (om de papieren te krijgen) en dat hij maandag middag naar [medeverdachte 4] gaat. [medeverdachte 1] wil dat [medeverdachte 4] tegen de kleine man zegt dat hij contact met hem ([medeverdachte 1]) moet maken. [252]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 4] voor de organisatie, in opdracht van de leider [betrokkene 1], financiële zaken regelde en fungeerde als intermediair tussen [betrokkene 1] en andere leden van de organisatie.
[medeverdachte 7]
Voor de onderbouwing van de rol van [medeverdachte 7] binnen de hierboven beschreven organisatie acht de rechtbank de volgende redengevende feiten en omstandigheden van belang.
[medeverdachte 7] is mede-eigenaar van de [garage 1] aan de [adres 6] in Amsterdam. [253] Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 7] vanaf 29 december 2011 regelmatig auto’s die op naam van de garage stonden, ter beschikking heeft gesteld voor gebruik door [verdachte] en door andere leden van organisatie of daaraan gelieerde personen. [254]
Voorts heeft [medeverdachte 7] aan [verdachte] een stageplaats geboden in de [garage 1]. [255] Het wekt op zijn minst bevreemding dat [verdachte] als ongeschoold stagiair in de gelegenheid werd gesteld om naar believen gebruik te maken van auto’s van de garage. Daar komt bij dat [medeverdachte 7] al bij aanvang op 1 maart 2012 lacherig over de stage spreekt met [verdachte]. [256] De rechtbank houdt het er daarom voor dat het er niet om ging [verdachte] daadwerkelijk een plek te bieden om werkervaring op te doen, maar eerder om een schijnconstructie waardoor [verdachte] voor de buitenwereld een legale dagbesteding had en tegelijkertijd de garage kon gebruiken als ontmoetingsplek. [257]
Op 9 mei 2012 heeft [verdachte] een pinggeprek met [betrokkene 1]. [verdachte] zegt:
Wat doe ik ... de man van de garage gewoon vertellen, of je stuurt het zonder hem te zeggen.[betrokkene 1] antwoordt:
Ik denk dat indien wij het constant gaan doen, jij zijn toestemming nodig hebt. (…) Dus het complete adres van de garage, met een naam om het te ontvangen….mijn mensen melden mij wanneer het de streep is gepasseerd en jou naderbij komt, dus ‘full full controle’. Je hebt het binnen 2 dagen in je handen.
[verdachte]:
Ik praat met de man van de garage en meld je morgen.
De volgende dag pingen [verdachte] ([letter]) en [betrokkene 1] ([letter] weer met elkaar:
[verdachte]: Ik ben hier bij de garage. Ik heb de man gesproken. Hij zegt dat hij ‘gamma’ in dat ding is. En zolang er geen risico bestaat dat hij zijn plaats kwijtraakt. (…)
C: Kijk wij moeten met z’n 3’en delen. Jij met de man van de garage. De kerels die het doen met mij, snap je.
[verdachte]: Maar hoe wordt de verdeling. Ik bedoel hoeveel ga je sturen. Opdat ik direct met hem onderhandel
C: Dus wat er komt delen wij door 3. Dus indien er 3 dvd’s komen, is 1 voor jou, 1 voor mij. 1 de mannen die werken en jij moet de garage iets geven.
[verdachte] geeft te kennen dit begrijpelijk te vinden en geeft op verzoek van [betrokkene 1] de naam en het volledige adres van de [garage 1] door.
De rechtbank leidt uit de aangehaalde pinggesprekken af dat [medeverdachte 7] in ieder geval vanaf begin mei 2012 wist dat [verdachte] zich samen met anderen bezig hield met het plegen van drugsdelicten en dus wetenschap droeg van het criminele oogmerk van de organisatie. Nu het ter beschikking stellen van auto’s reeds is aangevangen op 29 december 2012 en de stage van [verdachte] van meet af aan kennelijk geen serieuze zaak is geweest, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 7] gedurende de hele ten laste gelegde periode op de hoogte is geweest van het oogmerk van de organisatie op het plegen van – kort gezegd – opiumwetdelicten en hiermee heeft ingestemd.
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat [medeverdachte 7] in de organisatie een faciliterende rol heeft gespeeld door het ter beschikking stellen van auto's en door [verdachte] een stageplek, en daarmee een schijnbaar legale dagbesteding en ontmoetingsplaats, te bieden.
De omstandigheid dat niet is gebleken dat [medeverdachte 7] contact onderhield met andere leden van de organisatie dan [verdachte] (afgezien van een geobserveerde ontmoeting op 5 november 2012) staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie. Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in art. 140 Sr, dan wel artikel 11a Opiumwet, is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
III. Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, dat sprake is geweest van een duurzame en gestructureerde samenwerking gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, onder meer blijkend uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden en onderlinge afstemming van activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie en uit de planmatigheid en stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie. Uit de bewijsmiddelen en met name uit de onderschepte pingberichten blijkt immers dat verdachten, in wisselende samenstelling en soms aangevuld met anderen, over een lange periode intensief, planmatig en stelselmatig met elkaar hebben samengewerkt bij de (voorbereiding van) de invoer van cocaïne, waarbij een duidelijke rolverdeling heeft bestaan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte],
[medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] hebben deelgenomen aan criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
4.3.8.
feit 6 (zaaksdossier B9)
I. Inleiding
[verdachte] wordt verweten dat hij zich samen met [medeverdachte 11] (hierna: [medeverdachte 11]), [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9]) en [medeverdachte 12] schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord van [slachtoffer ] (hiera: [slachtoffer ]). Dit feit, dan wel de medeplichtigheid daaraan, is tevens ten laste gelegd aan vier andere verdachten. De rechtbank heeft die verdachten hiervan vrijgesproken.
II. Gebruik nummers telecommunicatie
[verdachte]
De rechtbank schrijft aan [verdachte] de PIN-nummers [PIN-nummer 5 verdachte] en [PIN-nummer 6 verdachte] toe. Voor de onderbouwing van deze toeschrijving verwijst de rechtbank naar hetgeen hieromtrent hierboven bij de bespreking van zaakdossier B8 is vermeld.
Op 12 november 2012 zijn runs met een IMSI-catcher gedaan op twee verschillende locaties waar [verdachte] zich op dat moment bevond. Op beide locaties werden het IMEI-nummer [IMEI-nummer 4 verdachte] en het IMSI-nummer [IMSI-nummer 2 verdachte] gedetecteerd in de directe nabijheid van [verdachte].Uit opgenomen spraak- en datagegevens van 16 november 2012 en 19 november 2012 blijkt dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4 verdachte] zich in de nabije omgeving van het [plaats] bevond. Deze locatie ligt in de nabijheid van het GBA-adres van [verdachte], de [adres verdachte]. Uit de opgenomen datacommunicatie is voorts gebleken dat bij het toestel met genoemd IMEI-nummer het PIN-nummer
[PIN-nummer 7 verdachte]hoort. De gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 7 verdachte] heeft op 11 november 2012 een bericht verstuurd waarin gesproken wordt over een [nickname 1]. Op
14 en 17 november 2012 verstuurt de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 7 verdachte] berichten waarin een [naam vriendin verdachte] voorkomt. Uit het onderzoek is bekend geworden dat [verdachte] contacten onderhoudt met [vriendin verdachte] en [vriendin verdachte]. Uit de opgenomen datacommunicatie is voorts gebleken dat de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 7 verdachte] zichzelf onder meer [bijnaam 3 verdachte] noemt. [258] [verdachte] heeft verklaard dat hij bijvoorbeeld [bijnaam 3 verdachte] als pingnaam heeft gebruikt. [259] Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het PIN-nummer [PIN-nummer 7 verdachte] indertijd in gebruik was bij [verdachte].
[betrokkene 1]
In zaaksdossier B9 heeft [verdachte] veelvuldig pingcontact met de gebruiker van de PIN-nummers
[PIN-nummer 3 betrokkene 1],
[PIN-nummer 4 betrokkene 4]en
[PIN-nummer 5 betrokkene]met bijbehorende nicknames waarin telkens de naam [betrokkene 1] voorkomt. Bij het PIN-nummer [PIN-nummer 3 betrokkene 1] worden de nicknames[nickname betrokkene 1]
[nickname betrokkene 1], [nickname betrokkene 1] en[nickname betrokkene 1], bij PIN-nummer [PIN-nummer 4 betrokkene 1] de nickname
[nickname betrokkene 1]en[nickname betrokkene 1]en bij PIN-nummer [PIN-nummer 5 betrokkene] de nickname
[nickname betrokkene 1]. [260] De rechtbank gaat ervan uit dat deze nicknames alle zien op één persoon, die hierna zal worden aangeduid als [betrokkene 1].
[medeverdachte 11]
Op 3 november 2012 vindt een pingconversatie plaats tussen [verdachte] (PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte]) en de gebruiker van PIN-nummer
[PIN-nummer 1 medeverdachte 11], waaruit valt op te maken dat de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 11] de volgende morgen om 07.00 uur met het vliegtuig zal aankomen en dat hij dan [verdachte] zal zien. Op 4 november 2012 rond 08.08 uur wordt door een observatieteam gezien dat [verdachte] op Schiphol contact maakt met een negroïde man, die wordt aangeduid als NNM. Het observatieteam ziet dat NNM overstapt in een andere auto en naar Amersfoort rijdt, waar hij de woning [adres] binnen gaat. [261] Dit blijkt het adres van de moeder van [medeverdachte 11], geboren op [geboortedatum]. [262] Een passagier met de naam [medeverdachte 11] blijkt op 3 november 2012 met vlucht KL736 vanuit Curaçao naar Amsterdam te zijn gevlogen. [263] Het observatieteam herkent [medeverdachte 11] aan de hand van een HKS-foto voor 100 procent als de persoon die zij hebben geobserveerd. [264]
Op 6 november 2012 is [medeverdachte 11] in de woning [adres 1] te Rotterdam aangehouden. In de woning werd een BlackBerry 8520 Curve aangetroffen met PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 11]. Bij de gebruikersaccounts van deze telefoon stond als accountnaam weergegeven: [accountnaam]. Op de telefoon of bijbehorende SD-kaart was als contact onder meer vermeld het PIN-nummer van [verdachte], [PIN-nummer 5 verdachte], met nickname NLS. Verder stond op de telefoon en/of SD-kaart een afbeelding van een identiteitsbewijs op naam van [medeverdachte 11]. [265]
Op PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 11] komen op [datum] onder meer de volgende berichten binnen: “Big up for U. Your Young G” (afkomstig van PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 13], toegeschreven aan [medeverdachte 13]) en “hiep hiep hoera”. [266] [medeverdachte 11] heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn zoon op[datum] jarig is.
Aan het voorgaande verbindt de rechtbank de conclusie dat [medeverdachte 11] de gebruiker is van PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 11].
Op 6 november 2012 werd op het verblijfadres van [medeverdachte 11], [adres 1] te Rotterdam, ook een BlackBerry 9360 aangetroffen met PIN-nummer
[PIN-nummer 2 medeverdachte 11].Bij de gebruikersaccounts van deze telefoon stond als accountnaam weergegeven: [accountnaam]. Op de telefoon en/of SD-kaart werd een afbeelding van een identiteitsbewijs op naam van [medeverdachte 11] aangetroffen. [267]
Bij nader onderzoek aan de telefoon en bijbehorende simkaart zijn meerdere foto’s van [medeverdachte 11] aangetroffen. [268]
Op PIN-nummer [PIN-nummer 2 medeverdachte 11] komt op [datum] onder meer het volgende berichten binnen: “Birthday Luitanant” (afkomstig van PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9], dat zoals hierna zal worden onderbouwd wordt toegeschreven aan [medeverdachte 9]). [269]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 11] de gebruiker is geweest van het PIN-nummer [PIN-nummer 2 medeverdachte 11].
Op de [adres 1] te Rotterdam werd eveneens op 6 november 2012 een BlackBerry 9920 met PIN-nummer
[PIN-nummer 3 medeverdachte 11]aangetroffen. Op deze telefoon stonden foto’s die waren gemaakt op 3 november 2012 en waarop [medeverdachte 11], zittend in een vliegtuig, is te zien. Vastgesteld kon worden dat deze foto’s met de BlackBerry in kwestie waren gemaakt. Vastgesteld is dat [medeverdachte 11] op 3 november 2012 naar Nederland is gevlogen en hij heeft verklaard alleen te hebben gereisd. [270] Het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 11] komt in onderzoek Athena (vooral) voor in contact met [verdachte], vanaf 4 november 2012, eerst via PIN-nummer [PIN-nummer 5 verdachte] en op 5 november 2012 wordt ook het PIN-nummer [PIN-nummer 6 verdachte] toegevoegd. [271] In deze telefoon stond als contact opgeslagen PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 13], toegeschreven aan [medeverdachte 13]. [272] Op 5 en 6 november 2012 worden berichten gewisseld tussen de PIN-nummers [PIN-nummer medeverdachte 13] en [PIN-nummer 3 medeverdachte 11], waarin [medeverdachte 13] meldt dat hij gevolgd wordt door de politie. [273]
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank er vanuit dat [medeverdachte 11] de gebruiker is geweest van de betreffende BlackBerry en van het PIN-nummer [PIN-nummer 3 medeverdachte 11].
[medeverdachte 9]
Op 7 november 2012 is [medeverdachte 9] door een arrestatieteam (AT) aangehouden in het perceel [adres 2]te Schiedam. Leden van dit AT hebben verklaard dat zij [medeverdachte 9] hebben aangetroffen liggend op een matras op de eerste verdieping. Op de matras lagen een BlackBerry Curve en een iPhone 4s. Op de vraag of deze telefoons zijn eigendom waren, antwoordde [medeverdachte 9] bevestigend. De verbalisanten hebben de telefoons veiliggesteld en in de kleding van [medeverdachte 9] gestopt. [274] Bij de voorgeleiding werd dan ook door de hulpofficier van justitie gezien dat [medeverdachte 9] twee mobiele telefoons bij zich had, een BlackBerry 9320 en een iPhone. Beide telefoons zijn in beslag genomen. [275] De BlackBerry is nader onderzocht. Het bleek te gaan om een BlackBerry Curve 9320 met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9]. Gebleken is voorts dat PIN-nummer
[PIN-nummer medeverdachte 9]is gekoppeld aan het telefoonnummer +[telefoonnummer 1 medeverdachte 9] en het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9]. Eerder al werd de datacommunicatie afgetapt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 9], dat gebruikt werd door een [medeverdachte 9] die op dat moment bekend was als NN Shota. Uit het onderschepte dataverkeer bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 9] gebruik maakte van het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9]. [276]
Bij de provider waren verkeersgegevens bekend van het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9] vanaf 8 september 2012. Er was slechts één telefoonnummer gebruikt in combinatie met dit IMEI-nummer, namelijk +[telefoonnummer 1 medeverdachte 9]. [277]
Bij de doorzoeking van het adres waar [medeverdachte 9] is aangehouden zijn reisbescheiden in beslag genomen waarop onder meer stond vermeld: “Vrijdag 7 september 2012 vertrek Sint Maarten met vlucht AF3515, aankomst zaterdag 8 september 2012 op de luchthaven Charles de Gaulle te Parijs”. [278]
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij in september vanuit Sint Maarten via Parijs naar Nederland is gereisd. [279] Op de SD-kaart die zat in de BlackBerry met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9] stonden foto’s waarop [medeverdachte 9] op de luchthaven van Sint Maarten is te zien. Vermoedelijk zijn deze foto’s gemaakt op 7 september 2012. [280]
Bij het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9] werd de nickname ‘[nickname medeverdachte 9]’ gebruikt. [281] Uit nader onderzoek naar het gebruik van deze nickname is naar voren gekomen dat op de BlackBerry met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9] kennisgevingen binnenkwamen voor zowel Facebook als Twitter. Voor de Facebook notificaties werd het emailadres
[e-mailadres medeverdachte 9]gebruikt, waarbij de gebruiker [naam] werd genoemd. Voor de Twitter notificaties werd het emailadres
[e-mailadres medeverdachte 9]gebruikt, waarbij de gebruiker [gebruikersnaam] werd genoemd en waarbij de accountnaam [accountnaam] was. Op Twitter is een account [accountnaam] gevonden onder de naam [gebruikersnaam]. De profielfoto bij dit account vertoont gelijkenis met [medeverdachte 9] en een aantal foto’s van het twitterprofiel komen vermoedelijk voor op de iPhone en de BlackBerry die onder [medeverdachte 9] in beslag genomen zijn. [282]
Over de iPhone heeft [medeverdachte 9] verklaard dat deze van hem was. [283] Op deze iPhone bevond zich een fotomap met de naam [naam] en in de contactenlijst stond onder de vermelding ‘[naam]’ het telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 9] opgeslagen. [284]
Op grond van het vorenstaande beschouwt de rechtbank [medeverdachte 9] als gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9].
[medeverdachte 9] heeft ontkend dat de BlackBerry aan hem toebehoorde. De raadsman van [medeverdachte 9] heeft aangevoerd dat [medeverdachte 9] alleen de Engelse taal beheert, terwijl op de BlackBerry berichten worden ontvangen in het Nederlands en (waarschijnlijk) Papiamento. De nickname bij het PIN-nummer lijkt Nederlands. Ook wordt met de BlackBerry op 6 november 2012 een in het Nederlands gesteld bericht verstuurd. Hieruit zou volgens de raadsman blijken dat [medeverdachte 9] niet de gebruiker is geweest van deze BlackBerry.
Dit argument overtuigt de rechtbank niet.
De rechtbank stelt voorop dat het overgrote deel van de berichten van en naar het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9] in het Engels is gesteld. [285] Het feit dat er berichten op de BlackBerry binnenkomen in een andere taal dan het Engels zegt op zichzelf niets over de taal die de gebruiker van de telefoon beheerst. Het vanaf de BlackBerry verstuurde Nederlandse bericht dat de raadsman aanhaalt, behelst kennelijk een waarschuwing voor een verkeerscontrole door de politie en lijkt op een groepsbericht waarvan aannemelijk is dat het uit andere bron afkomstig is en via de BlackBerry in kwestie is doorgestuurd. Daarnaast is er nog een drietal korte Nederlandstalige berichtjes verstuurd op 6 november 2012 rond 12.38 uur (‘kan je ping geven van die yugo’/’ik ben bijna bij grens’/’heb hem nodig aub’) [286] . [medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij rond die tijd onderweg was naar België en dat er iemand bij hem was die Nederlands sprak. Het is dus goed mogelijk dat deze Nederlands sprekende reisgenoot deze berichtjes op de betreffende BlackBerry heeft getypt, maar dit brengt niet met zich dat [medeverdachte 9] niet als de reguliere gebruiker van deze BlackBerry beschouwd zou kunnen worden.
De verzonden Nederlandstalige berichten vormen daarom naar het oordeel van de rechtbank geen beletsel voor toeschrijving van de BlackBerry aan [medeverdachte 9]. Dat de nickname bij het PIN-nummer van het toestel deels Nederlands lijkt doet hieraan niet af. Niet gebleken is hoe de nickname tot stand is gekomen en wat de bedoeling ervan is. In ieder geval wijst de nickname niet op een concrete andere gebruiker.
[medeverdachte 12]
[verdachte] heeft pingcontact met een persoon die gebruik maakt van het PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 12]. De gebruiker van dit PIN-nummer wordt ook wel “[bijnaam medeverdachte 12]” genoemd. [287] heeft tegenover leden van het onderzoeksteam verklaard dat [PIN-nummer 1 medeverdachte 12] al bijna drie jaar lang het PIN-nummer van zijn BlackBerry is. [288]
Vorenstaande wettigt de conclusie dat [medeverdachte 12] de gebruiker is geweest van PIN-nummer [PIN-nummer 1 medeverdachte 12].
De rechtbank zal, uitgaande van voornoemde verdachten als gebruikers van voornoemde nummers, de met die nummers gevoerde (ping)conversaties aan de respectieve verdachten toeschrijven, tenzij op grond van contra-indicaties hierna vermeld een andere conclusie gewettigd is.
III. Redengevende feiten en omstandigheden
Tussen 7 oktober 2012 15:12 uur en 8 oktober 2012 00:25 uur worden pingberichten uitgewisseld tussen het [verdachte] en het PIN-nummer [PIN-nummer NN4] met de nickname [nickname NN4], waarin door [verdachte] onder meer het volgende wordt gezegd [289] :
Kijk, de kleine man heeft mij net gepingd. Mij gezegd dat je enkele dagen geleden een boodschap voor hem hebt gestuurd.
Hij heeft mij gevraagd om jou te vragen of je hem wil helpen om dat ding af te maken.
Als jij zelf het werk wil doen, geeft hij/zij jou 300.
Als jij het niet wil doen, zeg hun precies met/bij 1. Dat zij het doen. Hij/zij geeft je 50.
Je kunt het ding met niemand bespreken bloed. Dat niemand later je naam noemt.
Hij wil dat de man wordt verlinkt.
Dat ding moet stoppen/afgelopen zijn. Het is de man die met de kleine man heeft gefaald.
Het is tussen jou en ik bloed. Dit ding is gevaarlijk en serieus.
Ja makker zij blijven hem zoeken totdat zij hem verbranden/verlinken/doden.
Maar papa zegt dat indien jij zelf de man verbrandt/verlinkt/doodt jij 300.000 krijgt..
Als je het niet zelf wilt doen meldt dan alleen waar hij is en jij krijgt 50 tussen ons gezegd.
Op 12 oktober 2021 pingt [verdachte] met de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN5] met de nickname ‘[NN5]’. [290] [verdachte] zegt:
[bijnaam slachtoffer] en ik hebben eerder bonje gehad. [NN5] zegt:
Ze moeten beginnen met [bijnaam slachtoffer] omver te gooien. [verdachte] antwoordt:
Maar hij verbergt die flikkeren
Ja, ja, zodra hij gevonden wordt, hoor je het. Zij betalen aan degene die precies zegt waar hij is. Jij bent veel op straat in Rotto[de rechtbank begrijpt: Rotterdam]. [NN5] zegt:
Ik haal hem tevoorschijn/ik vind hem.
Op 15 oktober 2012 pingt ‘[NN5]’ aan [verdachte]:
De vrouw van [bijnaam slachtoffer] woont in Den Haag[verdachte] antwoordt:
Zijn dagen zijn geteld blood. Maak voor mij een foto van [bijnaam slachtoffer]. [291]
Op 19 oktober 2012 vindt een pingconversatie plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 1]. [betrokkene 1] zegt:
Ja sangre, want [bijnaam slachtoffer] moet allang zakken. [verdachte] zegt onder meer:
Sangre man ik heb zelf meer zin dan wie dan ook geloof me maar. Ik heb zelf zin om hem met ze te slaan. Ik ben hier in de buurt van Rotterdam. Bij [bijnaam medeverdachte 12]. Ik ben tot de tanden gewapend broeder. Ik heb een grote hekel aan die kerel weet je dat bloed. Ik en mijn soldaat op de weg. Ik heb [bijnaam slachtoffer] zelf ontmoet. Die kerel heeft iets vals gedaan hoor je. Ik stuur [bijnaam medeverdachte 12] nu om te knippen bloed.
Want ik wil hem uitleggen dat ik dingen wel nu wil afmaken. [292]
Zoals hiervoor reeds aangegeven, is [bijnaam medeverdachte 12] een bijnaam waarmee [medeverdachte 12] wordt aangeduid.
Op 20 oktober 2012 pingen [verdachte] en [betrokkene 1] opnieuw met elkaar. [293] Hierbij wordt onder meer het volgende gewisseld [294] :
[verdachte]: sangre, de dingen zijn serieus geworden
[verdachte]: ze zeggen dat ze me vanaf vandaag zoeken om me dood te maken
[verdachte]: ik ga maar zelf naar binnen blood
[verdachte]: want ik geef hun de kans niet
[verdachte]: waar is die Shota blood
[betrokkene 1]: ik heb zijn pin, hij is in Rotterdam
[verdachte]: er moet nu worden gehandeld, bloed
[betrokkene 1]: ja vriend wij zijn gangsters. Wij zijn de echte killers.
[verdachte]: Wanneer die andere Shota komt, trek ik zelf met hun de straat op.
[betrokkene 1]: ja vriend die Shotas doen het officieel. Ze zijn geen Curaçaoënaars ze gaan waar je zegt maat niet uit Kruiskade waar dan ook.
[verdachte]: ze hebben al grote dingen
[betrokkene 1]: ze hebben Uzi
[verdachte]: ik heb AK
[betrokkene 1]: Ik geef je de Pin van die Shota. Dan gaan jullie contact maken met [bijnaam medeverdachte 12]. Laat hem [bijnaam slachtoffer] bellen, vragen waar hij is om hem te zeggen dat ik iets heb om te stelen, zodat Shota kan komen. En zijn gezicht uit elkaar laat spatten en weggaat. Hier is de pin van shota: [PIN-nummer medeverdachte 9].
[verdachte]: Ok goed
[betrokkene 1]: Ga meteen met hem naar [bijnaam medeverdachte 12] zodat hij [bijnaam slachtoffer] belt en laat [bijnaam medeverdachte 12] hem zeggen dat hij hier iets heeft. Hij moet komen kijken of anders verzin je maar iets dat hij komt zodat Shota hem verbrandt.
Nog tijdens het gesprek met [betrokkene 1] neemt [verdachte] contact op met het doorgegeven nummer van ‘Shota’ (het nummer dat de rechtbank toeschrijft aan [medeverdachte 9]) en meldt zich met de mededeling: ‘
[bijnaam betrokkene 1] give mi your ping’, wat de rechtbank leest als: ‘[bijnaam betrokkene 1] heeft mij jouw PIN-nummer gegeven.’ [verdachte] zegt verder:
I ping you later and come to you. [295]
Kort hierop heeft [verdachte] weer contact met [betrokkene 1]. [betrokkene 1] zegt:
Kijk die Shota. [verdachte] antwoordt:
Ik heb al gekeken. Ik ga hem later ontmoeten. [296]
Op grond van voorgaande berichten gaat de rechtbank ervan uit dat waar in gesprekken wordt gesproken over (de) Shota of Shotta gedoeld wordt op [medeverdachte 9].
Diezelfde dag tussen 17.30 en 19.25 uur hebben [verdachte] ([letter] en [medeverdachte 9] ([letter]) weer contact met elkaar. De conversatie verloopt in het Engels en houdt onder meer het volgende in [297] :
[verdachte]: I in Amsterdam.
[medeverdachte 9]: And where is the target right now.
[verdachte]: I will come to you first so we can talk. Then we put action.
[medeverdachte 9]: Where is de guy right now?
[verdachte]: I don’t know. I have to meet you then we meet someone els they will call him for us so he can come
The one we gonna meet is a guy I know he will call the one we need.
[medeverdachte 9]: in Rotteradam?
[verdachte]: Yes
[medeverdachte 9]: The only thing u need to show me the and get me out the area.
[verdachte]: Ok, no problem I ping you later and come to you.
[medeverdachte 9]: Make sure where the target is have no cams and come pick me up.
[verdachte]; Ok I’ll let you know
[medeverdachte 9]: U have one stolen car?
[verdachte]: no
[medeverdachte 9]: So we gonna use ur car?
[verdachte]: Let me see what I can do because I thought you had one I’ll let you know how we gonna do this.
[medeverdachte 9]: If am going with u we need if u gonna let me know where the guy is and I come well that's different
[verdachte]: I’ll let you know how we gonna do this
[medeverdachte 9]: So am gonna get the guy for sure sure?
[verdachte]: That’s what we gonna try.
Op 21 oktober 2012 tussen 3.07 en 3.14 uur voert [verdachte] een pinggesprek met nummer [PIN-nummer betrokkene 5], vermoedelijk toebehorend aan [betrokkene 5]. [298]
[verdachte]:
Hij heeft [bijnaam slachtoffer] niets gezegd.
[PIN-nummer betrokkene 5]:
Deze man moet hebben gehoord, bloedddd.
[PIN-nummer betrokkene 5]:
[bijnaam slachtoffer] moet snel weg.
Op 21 oktober 2012 om 15.58 uur pingt [verdachte] met [betrokkene 1]. Hij deelt mee dat hij met [bijnaam medeverdachte 12] is en zegt tegen [betrokkene 1]: ‘Praat jij ook met hem.’ Gelet hierop en op het verdere verloop van het gesprek, gaat de rechtbank ervan uit dat de [verdachte] zijn telefoon hierna heeft overgegeven aan ‘[bijnaam medeverdachte 12]’/[medeverdachte 12] ([letter]) en dat deze verder praat met [betrokkene 1]. Het gesprek houdt onder meer het volgende in [299] :
[medeverdachte 12]: Maatje, ze vertrouwden het niet meer, maatje. Ik ga hem zoeken om hem te ontmoeten.
[betrokkene 1]: Ja maatje, maar broer roep hem en zeg dat hij komt kijken opdat wij dit kunnen afmaken.
[medeverdachte 12]: Ja, ik doe mijn best. Ik was bij de kapper. Vrijdag is hij helemaal niet gekomen.
[betrokkene 1]: Ja maatje, tracht het goed te bevestigen en tracht [bijnaam slachtoffer] op stil te ‘lock’ (lokken?)
[Opmerking van de rechtbank: in de oorspronkelijke tekst staat het woord ‘lock’; ‘lokken’ is een door de vertaler van het gesprek gesuggereerde interpretatie)
[medeverdachte 12]: En ik maak een afspraak, maar zij vertrouwen het niet.
[medeverdachte 12]: Ik doe mijn best voor jou, maatje.
[betrokkene 1]: Ja, sangre we betalen je 20 overhandig me [bijnaam slachtoffer] snel.
[medeverdachte 12]: Goed, zeker, zeker.
[medeverdachte 12]: Ik heb een auto nodig om te gaan sluipen maatje. Ik ben te voet.
[betrokkene 1]: Wil je dat ik een huurauto voor je neem. Ik huur die een week voor je zodat je dat ding kunt regelen.
[medeverdachte 12]: Ja, maatje zeker maatje.
[betrokkene 1]: Ja vriend neem een huurauto laat die broeder je het geld geven om die te huren en dan laat ik hem het geld gaan halen.
[medeverdachte 12]: Want ze zijn op [bijnaam 2 verdachte] gegaan, ik vermoord ze zelf maatje. [bijnaam 2 verdachte] heeft mij op straat gebracht, ik bedoel te zeggen, maatje. Als zij met [bijnaam 2 verdachte] kloten, vermoord ik kind en alle klote, maatje.
Twee uur later neemt [medeverdachte 9] via de ping contact op met [verdachte] [300] :
[medeverdachte 9]: Nothing yet?
[verdachte]: No man.
[medeverdachte 9]: Not even way he live way?
[medeverdachte 9]: u ain meet the guy yet?
[verdachte]: Yes I didt meet him but the target don’t answer the phone.
Rond 19.00 uur die avond pingt [betrokkene 1] met [verdachte]. Hierbij ontspint zich de volgende conversatie [301] :
[betrokkene 1]: sangre laten we [bijnaam slachtoffer] gauw gaan branden/verlinken.
[verdachte]: Ja sangre, dat wil ik.
[betrokkene 1]: Ja bloed, heb je Shota gesproken, sangre.
[verdachte]: Ja gisteren al.
[verdachte]: Maar ik heb [bijnaam slachtoffer] niet.
[verdachte]: Als ik het plaatje heb meld ik het en ga er gelijk op.
[betrokkene 1]: Heel veel zin in [bijnaam slachtoffer] om hem te laten zien wat gangster is want [bijnaam slachtoffer] is een vieze flikker.
[verdachte]: Ja maatje, ik wil hem ook gauw vinden/treffen.
[verdachte]: Als ik hem zelf krijg hoor jij het broer.
[betrokkene 1]: Ja sangre, moet hem gauw breken.
Om 19.17 uur die avond pingt [verdachte] aan [betrokkene 1]:
Sangre dat ding van die auto voor [bijnaam medeverdachte 12]. [betrokkene 1] pingt:
Laat hem voor ons 1 huurauto nemen voor een week en de kosten/het geld bij [naam] nemen. [302]
Op 22 oktober 2012 meldt [verdachte] via de ping aan [medeverdachte 12]:
Ik heb een vervoermiddel voor één week voor jou gekregen.[medeverdachte 12] antwoordt:
Ik bel je want dingen zijn veranderd. [303]
[verdachte] geeft onmiddellijk hierop aan [betrokkene 1] door:
Ik heb [bijnaam medeverdachte 12] gepingd om te zeggen dat ik auto heb geregeld hij zegt tegen mij om te wachten omdat dingen veranderd zijn. [304]
Op 26 oktober 2012 worden de volgende berichten gewisseld tussen [medeverdachte 12] en [verdachte] [305] :
[medeverdachte 12]: Meestal zijn [naam] en [bijnaam slachtoffer] samen, blood.
[verdachte]: Zij gaan meestal samen op stap.
[medeverdachte 12]: Iedere dag zelfs. Je gaat naar het winkelcentrum en treft hem gewoon, die kerel. Omdat er veel camera’s zijn kunnen zij niets doen.
[medeverdachte 12]: ik zal ook de plaats van [bijnaam slachtoffer] voor jou bekijken/zoeken.
[verdachte]: Ja goed, zodat wij de dingen afmaken.
Later die dag geeft [verdachte] aan [betrokkene 1] door:
Ik weet nog niet precies waar. Aan het uitzoeken/onderzoeken. [306]
Op 30 oktober 2012 om 14.11 uur pingt [verdachte] naar [medeverdachte 12]:
Kaperen
[naam]. [medeverdachte 12] pingt:
[naam] is moeilijk voor mij. Maar bij kapper kan ik komen. Ok ik ga ook op zoek naar het kenteken voor je. Want hij en [naam] gaan samen uit. Ik ga al twee dagen. Hij komt niet gelijk als ik hem ping.
Op 30 oktober 2012 is er ook weer contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 9].
Everything is quite[de rechtbank leest: quiet]
The target is hiding, laat [verdachte] weten. [307]
[verdachte] heeft vervolgens op 31 oktober 2012 weer contact met [betrokkene 1]. Hierbij wordt onder meer het volgende gezegd [308] :
[verdachte]: Ik wil [bijnaam slachtoffer] breken dan is het gedaan. Maar hij schuilt.
[verdachte]: Mijn soldaat is over tien dagen klaar. Ik wil hem de straat op sturen met shotta om dat ding af te maken.
Op 1 november 2012 spreken [betrokkene 1] en [verdachte] elkaar weer. [309] [betrokkene 1] zegt:
Vriend ik hoor dat [bijnaam slachtoffer] in Den Haag is: ik heb echt zin deze kerel levend op te eten zijn bloed te drinken.[verdachte] antwoordt:
Ik heb een paar soldaten geld aangeboden om hem vandaag te breken. Omdat ik hem wil verbranden zodat het afgelopen is. Hij is in Den Haag, Rotterdam plus Tilburg. In die drie plaatsen hangt hij uit.
[betrokkene 1] zegt
: zeg hun 100.
[verdachte] antwoordt
: Pics[de rechtbank begrijpt: foto's]
nodig zodat ze er op gaan in Rotterdam en den haag.
Op 2 november 2012 om 15.14 uur neemt [medeverdachte 11] contact op met [verdachte]. [medeverdachte 11] zegt:
Je moet een huurauto voor me regelen. Voor zondag. Als ik aankom. Je moet me op het vliegveld ophalen.Om 17.00 uur vraagt [verdachte]:
makker voor hoe lang. Ik heb een BMW 3 serie.[medeverdachte 11] antwoordt:
Eén week. [310]
[verdachte] meldt aansluitend aan [betrokkene 1]:
G heeft mij gepingd om een auto voor hem te vinden.
[betrokkene 1] reageert:
Regel een huurauto voor mij voor [bijnaam medeverdachte 11]. Ik geloof dat hij 10 dagen blijft.
[verdachte]: Maar ik heb een BMW 3 serie gevonden.
[betrokkene 1]: Ja bloed juist zoek hem vanzelf opdat je hem met de shotas laat optrekken om [bijnaam slachtoffer] zo spoedig mogelijk te breken. [311]
De rechtbank merkt op dat uit de laatste twee pinggesprekken, in onderling verband bezien, valt op te maken dat [medeverdachte 11] ook wel als G of [bijnaam medeverdachte 11] wordt aangeduid.
Eveneens op 2 november 2012 voert [medeverdachte 11] ([letter]) een pinggesprek met [verdachte], waarin onder meer het volgende gezegd wordt:
[medeverdachte 11]: Kijk of je een extra magazijn voor AK kunt regelen.
[verdachte]: Zij hebben zelf een AK te koop voor 2d00. 2500.
[medeverdachte 11]: Zeg het aan [betrokkene 1].
[medeverdachte 11]: Sowieso hebben wij grote dingen daar beneden nodig.
[medeverdachte 11]: Begin eventueel te regelen dat wij snel doen. Papier is ook nodig.
[verdachte]: Neen hij zit verstopt/neen hij verstopt hem.
[medeverdachte 11]: Ik haal hem wel tevoorschijn.
[verdachte]: Hij trekt op met [naam].
[medeverdachte 11]: Ik haal ze tevoorschijn. [312]
De rechtbank verstaat dat met ‘AK' wordt bedoeld een automatisch vuurwapen (AK 47)
[verdachte] wordt vervolgens via de ping benaderd door de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer betrokkene 5]. Laatstgenoemde vraagt:
Bloed heb je magazijn van Ak.[verdachte] antwoordt:
Nee man, ik ben op zoek.
De gebruiker van [PIN-nummer betrokkene 5] zegt dan:
G heeft één nodig. Hij heeft jou toch gesproken. Hij heeft jou dat ene ding gevraagd toch?[verdachte] antwoordt:
Ja ja. [313]
Op 3 november 2012 vindt een pinggesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 12], waaruit onder meer het volgende naar voren komt:
[verdachte]: Ik heb de foto nodig van de kaper.[de rechtbank leest: kapper]
[verdachte]: wat is zijn achternaam?
[medeverdachte 12]: Nee, ik weet zijn achternaam niet.
[verdachte]: Maak de pic voor me..
[medeverdachte 12]: Vriend ik kom bij kapper vandaan. Niets. Gisteren was ik daar ook. Alleen [naam] was daar.
[medeverdachte 12]: Ik zoek het voor je op rustig. Ik kom er wel aan.
[verdachte]:Kijk in je laptop.
[verdachte]: In jou laptop heb je toch een pic.
[medeverdachte 12]: Nee in die van hun.
[medeverdachte 12]: Hij is aan het schuilen. Maar hij moet wel tevoorschijn komen. Ik was gisteren met de kleine man naar de kapper en ik was net zelf bij de kapper.
[verdachte]: Maar ik dacht dat je zei dat je het uit je laptop haal en op de BB(de rechtbank leest: BlackBerry)
zet. Om naar mij te sturen. [314]
Kort hierna heeft [verdachte] een pinggsprek met de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN6] met de nickname ‘[NN6]’. [verdachte] vraagt aan [NN6]:
Weet je achternaam van [bijnaam slachtoffer]?[NN6] antwoordt enige tijd later:
[achternaam slachtoffer] volgens mij papa. [315]
Op 3 november 2012 om 14:49 uur wordt vanaf het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 14], dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 14] (hierna: [medeverdachte 14]), een pingbericht verzonden aan [medeverdachte 9], waarin onder andere de naam [garage 2] en het adres [adres 2] Schiedam wordt doorgegeven. [316] De rechtbank merkt hierbij op dat dit het adres is waar [medeverdachte 14] en [medeverdachte 9] op 7 november 2012 zijn aangehouden.
Tussen 16.17 en 16.29 uur op 3 november 2012 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 9] en PIN-nummer [PIN-nummer NN7] ([NN7]) en [medeverdachte 9] en PIN-nummer [PIN-nummer NN8] (nickname: [NN8]). [317]
[medeverdachte 9]: Who this?
[NN7] aan [medeverdachte 9]: [naam] heeft mij gezegd om jou toe te voegen g. (vertaald uit Papiamento)
[NN8] aan [medeverdachte 9]: I leave a soldier add you.
[NN8] aan [medeverdachte 9]: He can find the man easy.
[NN8] aan [medeverdachte 9]: Try done that man soldier. Try done him.
[NN8] aan [medeverdachte 9]: Find him and done him.
[medeverdachte 9] aan [NN8]: But he busy fixing things for rasta he ain get no call from (…) yet he told me.
[NN7] aan [medeverdachte 9]: [naam] said tot contact you.
[NN8] aan [medeverdachte 9]: No cool about that. We keep focus to done the man.
[medeverdachte 9] aan [NN8]: Ok cool.
[NN7] aan [medeverdachte 9]: I’m going to check whats going to happen and I wil ping you and let you know.
[medeverdachte 9] aan [NN7]: Ok cool.
Ook op 3 november 2012 vanaf 18.25 uur pingen [medeverdachte 11] en [verdachte] met elkaar:
[medeverdachte 11]:
Kom je me zelf halen?
[verdachte]:
Ik krijg maandag een BMW voor je. Ik leen je een van mij tot morgen. Ik kom zelf. Zeg me hoe laat.
[medeverdachte 11]:
Wanneer ik in het vliegtuig ben ping ik je.
Om 21.48 uur pingt [medeverdachte 11] aan [verdachte]:
Ik vertrek nu. Ik ben er om 7 uur s morgens. Zorg ervoor dat je er bent blood.[verdachte] antwoordt:
Oké, afgesproken blood. [318]
Uit onderzoek naar vluchtgegevens is gebleken dat een [naam] op 3 november 2012 met de KLM vanuit Curaçao naar Amsterdam is gevlogen. [319]
Het observatieteam ziet op 4 november 2012 om 06:56 uur [verdachte] en [medeverdachte 4] lopen in aankomsthal 3 van Schiphol. [320] Om 08.09 uur maken [verdachte] en [medeverdachte 4] contact met een man, die later aan de hand van een foto is herkend als [naam]. [321] [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] stappen in een Volkswagen Passat en rijden weg. Op de[adres] te Amsterdam stopt de Passat en stapt [medeverdachte 11] over in een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 3]. Deze auto is tenaamgesteld op de [garage 1] te Amsterdam [322] , die mede eigendom is van [medeverdachte 7]. [medeverdachte 7] is woonachtig aan de [adres 7] in Amsterdam. [323] Om 09:19 uur parkeert [medeverdachte 11] de Volkswagen Golf aan de [adres 8] in Amersfoort en gaat vervolgens naar binnen op het adres [adres 9] te Amersfoort. Ongeveer drie kwartier later rijdt [medeverdachte 11] weer weg met de Golf, richting Rotterdam. [324]
Om 13.27 uur die dag heeft [medeverdachte 9] contact met het PIN-nummer [PIN-nummer NN9]. [325] De vertaler heeft zichtbaar moeite gehad met de vertaling van de navolgende tekst:
[medeverdachte 9]: cause is war going on again yo
[medeverdachte 9]: down there and some come here with me
[PIN-nummer NN9]: dem man suppose to done touch sumn n move again
[medeverdachte 9]: is war dawg
[medeverdachte 9]: they have a lot of money when they ready to go bk sk tho
Rond 17.40 uur die dag maken [medeverdachte 11] en [medeverdachte 9] via de ping contact met elkaar. [326] [medeverdachte 9] opent de conversatie met de groet:
G?en vraagt als bevestigend wordt geantwoord:
Wha good. [medeverdachte 11] antwoordt:
Am here. On the grind. Murder grind.De tolk die dit gesprek voor het dossier heeft vertaald geeft aan te twijfelen over de vertaling van deze laatste twee zinnen. De rechtbank houdt het er op dat
to be on the grindzou kunnen betekenen: ingespannen met smerig werk bezig zijn, terwijl
murderuiteraard moord betekent.
[medeverdachte 11] vraagt aan [medeverdachte 9] waar hij is. [medeverdachte 9] antwoordt dat hij in Schiedam in een garage is. [medeverdachte 11] geeft te kennen dat hij naar [medeverdachte 9] toe wil komen. [medeverdachte 9] zegt dan (vertaald):
Kom naar de garage. Met de foto die ik je gestuurd heb.
Op de onder [medeverdachte 9] in beslag genomen telefoon en op de telefoon die onder [medeverdachte 11] is in beslag genomen is, is dezelfde foto aan getroffen van ‘[bedrijfsnaam]’, dat is gevestigd aan de [adres 2] in Schiedam. [327]
Diezelfde avond rond 22.17 uur pingt [medeverdachte 9] aan [betrokkene 1] dat hij ‘hem’ een tijdje geleden heeft ontmoet. [betrokkene 1] antwoordt:
Yea man he reach today, vrij vertaald: ‘hij is vandaag aangekomen.’ [328]
Om 22.42 pingt [medeverdachte 9] aan [verdachte]:
Ik ben hier met G. [329]
Op 5 november 2012 om 1.01 uur heeft [medeverdachte 9] contact met PIN-nummer [PIN-nummer NN9].
[PIN-nummer NN9]:
Wa u doing?
[medeverdachte 9]:
Here with G
[PIN-nummer NN9]:
Wa he saying?
[medeverdachte 9]:
Come fix the things. [330]
De rechtbank leidt uit bovenstaande berichten af dat [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] elkaar op
4 november 2012 ’s avonds hebben ontmoet in de garage aan de [adres 2] in Schiedam.
De volgende dag, 5 november 2012, rond 12.35 uur, pingt [verdachte] aan [medeverdachte 11] dat hij naar hem toe moet komen op het adres [adres 6] 21 en dat hij, [verdachte], het ‘rijding’ voor hem heeft. [331]
Op 5 november 2012 heeft ‘s middags een observatie door een observatieteam (OT) plaatsgevonden in de omgeving van de [garage 1] aan de [adres 6] in Amsterdam. [332] Om 16.15 wordt gezien dat de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] in de directe omgeving van de garage geparkeerd staat. Om 17.08 ziet het OT dat [medeverdachte 11], [verdachte], [medeverdachte 7] en twee onbekende mannen (man 1 en man 2) in de garage met elkaar in gesprek zijn. Om 17.40 uur verlaten de vijf mannen de garage. [medeverdachte 11] en man 1 stappen in een BMW 1-serie met kenteken [kenteken 2] en rijden weg.
Om 16.16 uur vraagt [verdachte] via de ping aan [medeverdachte 12]:
kan je me de ping van [bijnaam slachtoffer] sturen? Ik laat iemand naar hem pingen.[medeverdachte 12] stuurt daarom het volgende nummer aan [verdachte]: [PIN-nummer slachtoffer]. [333]
Vijf minuten later wordt dit PIN-nummer door [medeverdachte 11] verstuurd naar de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN 10] met de nickname [NN10], met de mededeling:
Die is van [bijnaam slachtoffer].Een half uur later vraagt [medeverdachte 11] aan [NN10]:
Heb je de man toegevoegd? [334]
De rechtbank maakt uit het vorenstaande op dat [verdachte] en [medeverdachte 11] zich beiden in de [garage 1] bevonden en dat [medeverdachte 11] daar het PIN-nummer [PIN-nummer NN 10] van [verdachte] heeft gekregen.
Om 17.13 uur informeert [medeverdachte 9] via de ping bij [medeverdachte 11]:
Wats good?[medeverdachte 11] antwoordt:
Nothingg. On the grind. Looking 4 info. [335]
Vanaf 18.03 uur worden er pingberichten uitgewisseld tussen [medeverdachte 11] en ‘[NN10]’, waarbij [medeverdachte 11] vraagt of [NN10] het
(de rechtbank begrijpt: het PIN-nummer)al heeft toegevoegd. [medeverdachte 11] zegt dat [NN10] met ‘hem’ moet praten en dat hij het gesprek aan hem, [medeverdachte 11], moet sturen. ‘[NN10]’ moet zeggen dat hij zijn ping al had, hem zeggen doordat hij zijn ping heeft veranderd. ‘[NN10]’ moet proberen zijn vertrouwen te winnen. [NN10] stuurt een drietal berichten tussen ‘[NN10]’ en ‘snelleb’ door aan [medeverdachte 11]. [NN10] zegt tegen [medeverdachte 11] ik denk dat ze al weten dat je in de wijk bent. Op een vraag van [medeverdachte 11], na de doorgestuurde berichten wat ‘hij ‘ bedoelt met ons zegt [NN10].
Is [bijnaam slachtoffer] toch’. [336]
Om 19.01 uur pingt [medeverdachte 11] aan ‘[NN10]’:
Kijk of je kunt achterhalen in welke wijk hij verblijft. [337]
Ondertussen neemt het OT waar dat de BMW met daarin [medeverdachte 11] en man 1 vanuit Amsterdam naar Rotterdam rijdt. Uiteindelijk wordt de BMW om 20.43 uur geparkeerd in de directe omgeving van de centrale in- en uitgang die onder andere toegang geeft tot het perceel [adres 1] te Rotterdam. [medeverdachte 11] en man 1 gaan vervolgens [adres 1] binnen. [338]
Rond dezelfde tijd pingt [medeverdachte 11] naar het PIN-nummer dat wordt toegeschreven aan [betrokkene 6]:
Ik ben hier beneden.‘[betrokkene 6]’ antwoordt dat hij de deur open doet en geeft door:
3de verdiepingen
131. [339]
Om 22.33 uur pingt [medeverdachte 11] naar het PIN-nummer [PIN-nummer]:
Misschien kun jij mij helpen. Ik ben aan het zoeken naar een persoon. Je kent hem. [bijnaam slachtoffer]. [voornaam slachtoffer]. Hij is van Rotterdam. 100 is er op zijn hoofd. [340]
Om 23.08 pingt [medeverdachte 11] naar ‘[NN10]’.
[medeverdachte 11]:
Wat gebeurt er daar bij jou
[NN10]:
Ik praat elke dag met nu maar hij is scherp
[NN10]:
Ik ga morgen weer de man opzoeken/ontmoeten
[NN10]:
[naam] bleef maar pingen leek wel politie
[NN10]:
Dus toen heb ik [naam] gepingd en de ping van [voornaam slachtoffer] gevraagd hij zei dat [bijnaam slachtoffer] geen ping meer heeft. [341]
Om 23.46 pingt [medeverdachte 11] naar de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN8] dat deze man zich goed schuil houdt. [342]
Om 23.53 uur pingt [medeverdachte 11] naar de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer]:
[bijnaam slachtoffer] moet uitgehaald worden man. [343]
Om 00.15 uur (het is dan inmiddels 6 november 2012) hebben [medeverdachte 11] en [medeverdachte 9] weer contact met elkaar. [medeverdachte 11] meldt:
Am on the road. Nothing yet still?vraagt [medeverdachte 9]. [344]
Op 6 november 2012 om 01.27 uur is de bestuurder van de BMW met kenteken [kenteken 2] ter hoogte van de [adres 1] 71-141 aangehouden. De aangehouden verdachte bleek te zijn: [medeverdachte 13]. Leden van het AT zagen dat in de auto achter de bijrijderstoel een vuurwapen lag. [345]
De BMW is in beslag genomen. Ook leden van het onderzoeksteam zagen een vuurwapen in de auto liggen. Door de ter plaatse aanwezige hondengeleider werd geconstateerd dat het wapen een magazijn met patronen bevatte, maar dat het niet doorgeladen was. [346]
De volgende ochtend, 6 november 2012 vanaf ongeveer 08.30 uur bespreken [verdachte] en [medeverdachte 11] via de ping de gebeurtenissen van de afgelopen nacht. Hierbij wordt onder meer het volgende gezegd [347] :
[medeverdachte 11]: Gisteren heeft de politie die broeder van me opgepakt. Ik had hem net gestuurd boodschappen te doen hij was in die bmw. Dat meisje dat het heeft gehuurd die moet het vrij kunnen krijgen.
[verdachte]: ze hebben hem gepakt met een hand ding.
[verdachte]: ze hebben dat hand ding gevonden.
[medeverdachte 11]: maar op een gegeven moment pingde hij me om te zeggen dat ze achter hem aan zaten.
[verdachte]: waar zit hij vast?
[medeverdachte 11]: In Rotterdam. Politiebureau.
[verdachte]: weet jij welk politiebureau.
[medeverdachte 11]: nee.
[medeverdachte 11]: [medeverdachte 13] is zijn naam
[medeverdachte 11]: geboren [jaartal]
[medeverdachte 11]: Ik denk coolsingel.
[medeverdachte 11]: Ik ben naar beneden gegaan een kijkje nemen.
[medeverdachte 11]: Ik zag er veel mensen die met zaklantaarns aan het zoeken waren.
[medeverdachte 11]: Ik ben weer in de lift gestapt zonder dat ze me hebben gezien.
[medeverdachte 11]: Weer naar boven gegaan.
[medeverdachte 11]: Ik hoop niet dat ze dat handding hebben in beslag genomen.
[verdachte]: Maar godzijdank zat jij niet in die auto.
[medeverdachte 11]: Ik had een voorgevoel. Ik wilde net zeggen laat die pistool achter blijven. Maar die man was al weg.
Gelet op deze berichten en op het aantreffen van een vuurwapen bij de aanhouding van [medeverdachte 13] in de BMW, gaat de rechtbank er vanuit dat met een ‘handdding’ een vuistvuurwapen wordt bedoeld.
De rechtbank merkt voorts op dat het huurcontract voor de BMW op naam stond van [vriendin verdachte], de vriendin van [verdachte]. [348]
Later die dag, vanaf 15.09 uur, doet [verdachte] verslag aan [betrokkene 1]. [349] [verdachte] zegt onder meer:
De politie heeft de auto van die broeder van [bijnaam medeverdachte 11] afgepakt. Ze zijn achter die soldaat van [bijnaam medeverdachte 11] gereden. We ween niet of ze hem met hand dingen hebben gevonden of wat.
Om 15.10 meldt [verdachte] aan [medeverdachte 11] dat hij hem komt halen als het donker is. 16.12 uur meldt [verdachte] aan [betrokkene 1] dat hij zo [bijnaam medeverdachte 11] uit Rotterdam gaat halen. Hij wacht tot het donker wordt en dan gaat hij. [350]
Bij onderzoek aan de onder [medeverdachte 14] in beslag genomen telefoon met PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 14] zijn de volgende opgeslagen pingberichten gevonden, verzonden/ontvangen op 6 november 2012 tussen 14.44 uur en 15.00 uur [351] :
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"Where you put you"
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"Big ting"
Ontvangen door [medeverdachte 14] van [medeverdachte 9]:
"Were it was the first time"
Ontvangen door [medeverdachte 14] van [medeverdachte 9]:
"why you ask"
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"Too know if j”
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"You hide it"
Ontvangen door [medeverdachte 14] van [medeverdachte 9]:
“why you ask”
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"Im gonna look fora better p"
Verzonden door [medeverdachte 14] aan [medeverdachte 9]:
"Lace"
Op 6 november 2012 rond 16.55 uur pingt [verdachte] met de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN6] met de nickname ‘[NN6]’. [352] [verdachte] zegt tegen [NN6]:
Ik heb een foto van hem nodig. Kijk of je voor me kan uitvinden waar hij slaapt of een foto van hem. Maar ze schuilen nu.
Om 17.51 uur vraagt [verdachte] via de ping aan [betrokkene 1] [353] :
Vriend wat gaan we met [bijnaam medeverdachte 11] doen. Moet er een andere auto voor hem gezocht worden of wat. (…) Ik heb hem gezegd niet rond te gaan rijden in Rotterdam. Hij moet alleen maar gaan sluipen.[betrokkene 1] zegt:
Ik wil dat hij [bijnaam slachtoffer] zoekt.[verdachte] antwoordt:
Maar ik zoek allerlei manieren zodat we hem zo snel mogelijk vinden.
Ja vriend huur een auto voor hemzegt [betrokkene 1], waarop [verdachte] zegt:
Maar jij moet tegen [bijnaam medeverdachte 4] zeggen om mij geld te geven om een auto te regelen.
De rechtbank merkt op dat uit onderzoek Athena is gebleken dat
[bijnaam medeverdachte 4]de bijnaam is van [medeverdachte 4], de zus van [verdachte]. [354]
Om 18.05 uur pingt [verdachte] met een PIN-nummer 29F0109D dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 4] [355] :
Hey sis, ik ga [bijnaam medeverdachte 11] met je auto halen. Je moet met pap regelen dat ik een andere auto neem voor [bijnaam medeverdachte 11].
Om 19.21 uur pingt [verdachte] aan [medeverdachte 11]:
Veel file vriend. Maar onderweg. [356]
Op 6 november 2012 rond 19.50 uur informeert [medeverdachte 11] bij de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer NN 10] met de nickname ‘[NN10]’:
hoe gaat het met [bijnaam].‘[NN10]’ zegt dat hij hem vandaag heeft gesproken. [medeverdachte 11] zegt dan:
Kon je niet liegen, proberen om iets uit hem te krijgen. Waar hij verblijft.[NN10] antwoordt:
Volgens mij is hij in de buurt van Dordrecht. Ik kijk wel.[medeverdachte 11] zegt:
Informeer correct toch. Geef wel gas. [357]
Op 6 november 2012 om 20:39 pingt [verdachte] naar [medeverdachte 11]:
Delf onderweg.
Om 20:57 uur pingt hij:
Vriend er is politie hier beneden. [358]
Op 6 november 2012 om 20.28 uur zijn in de woning aan de [adres 1] in Rotterdam twee mannen aangehouden: [medeverdachte 11] [359] en een man die opgaf te heten [betrokkene 6]. [360] Deze laatste bleek later in werkelijkheid [betrokkene 6] te zijn. [361]
Bij de doorzoeking van de woning [adres 1] Rotterdam zijn onder meer een vuurwapen van het merk Glock en een vuurwapen van het merk HS aangetroffen, alsmede een sok met daarin patronen. [362]
[medeverdachte 11] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat de HS van hem was. Hij had dit wapen op 4 november 2012 bij een vriendin opgehaald. [363]
Om 20.59 uur neemt het observatieteam waar dat de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] op de [adres 10] te Rotterdam staat. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat deze straat is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de [adres 1] te Rotterdam. In de Golf zat als bestuurder een man die een zeer sterke gelijkenis vertoonde met [verdachte] en die gebruik maakte van een mobiele telefoon. [364]
Om 21.07 uur pingt [verdachte] met [betrokkene 1], waarbij onder meer het volgende wordt gezegd [365] :
[verdachte]: Ik denk dat ze ze daar binnen hebben opgepakt wat G reageert niet meer.
[verdachte]: Ze hebben ze daar binnen waarschijnlijk ook aangetroffen met handding.
[verdachte]: Als ik eerder was aangekomen was ik misschien ook meegegaan.
[verdachte]: Ons project kan zonder [bijnaam medeverdachte 11] toch doorgang vinden?
[betrokkene 1]: Ja natuurlijk.
Om 21.48 uur wordt [medeverdachte 9] gepingd door de gebruiker van PIN-nummer [PIN-nummer] met de mededeling
They hole [bijnaam medeverdachte 11] and [bijnaam betrokkene 6]. Change your ph[de rechtbank leest: phone].
Fast fast fast. [366]
[betrokkene 6] heeft verklaard dat hij ook wel [bijnaam betrokkene 6] wordt genoemd. [367]
Om 21.50 heeft [medeverdachte 9] contact met de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer] en zegt:
A need some money I need a new phone. [368]
Om 22.50 uur heeft [verdachte] contact met de gebruiker van het PIN-nummer [PIN-nummer betrokkene 5].
[verdachte]: AT heeft ook [bijnaam medeverdachte 11] opgepakt
[verdachte]: De mensen hebben de mensen gestuurd.
[PIN-nummer betrokkene 5]: Welke mensen swa.
[verdachte]; De mannen van Rott.
[verdachte]: [bijnaam slachtoffer] en de zijnen.
[verdachte]: Ze hebben al gehoord dat deze mannen er zijn. [369]
Vanaf 23.46 uur hebben [verdachte] en [betrokkene 1] weer contact met elkaar. Hierbij wordt onder meer het volgende gezegd [370] :
[verdachte]:Ik voel me een beetje schuldig dat ik G niet eerder was gaan ophalen. Want misschien hadden ze hem niet gevonden. Of ik was misschien ook opgepakt weet je.
[betrokkene 1]: Ja vriend, ze hadden jou ook opgepakt.
[verdachte]: Ja want ook ik rij rond met 2 guns. 1 verscholen en 1 bij mij.
[verdachte]: Vanaf het moment dat ik Rotto binnen kwam, haalde ik die andere van waar het verborgen was.
[verdachte]: Maar je weet al. Als ik de mannen zie is het gelijk vuur, snap je.
[verdachte]: Daarom ging ik Rotto in met allebei uit de kluis.
[betrokkene 1]: [bijnaam slachtoffer] flikker, komt niet naar Rotto. Hij blijft buiten de stad.
[verdachte]: Vandaag zei [bijnaam medeverdachte 12] tegen mij dat ze mijn naam noemden. Toen hij erbij ging staan waren ze gestopt met praten. Maar [bijnaam slachtoffer] was er niet.
Door de inzet van een technisch hulpmiddel is op 6 november 2012 om 23.37 uur de locatie van het telefoontoestel met telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 9] en IMEI-nummer [IMEI-nummer 1 medeverdachte 9] zo nauwkeurig mogelijk vastgesteld. Het toestel bevond zich op dat moment hoogst waarschijnlijk in perceel [adres 2] te Schiedam. [371] Genoemd telefoon- en IMEI-nummer horen bij het PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9], dat zoals eerder is vastgesteld kan worden toegeschreven aan [medeverdachte 9].
Op 7 november 2012 heeft [verdachte] vanaf 16.19 uur pingcontact met het PIN-nummer dat aan [medeverdachte 4] wordt toegeschreven. [372]
[verdachte]: Heb je t in de ping.
[verdachte]: Heb je de ping van [betrokkene 1] hierin.
[verdachte]: Hij heeft me verwijderd.
[medeverdachte 4]: Hij heeft nieuwe daarom.
[verdachte]: Vraag aan hem of ik ook een nieuwe BB(de rechtbank begrijpt: BlackBerry)
moet kopen of als hij me heeft afgezonderd.
Om 19.27 uur:
[verdachte]: Hei zus, kluis goed want ik denk dat die mensen achter me aan zitten.
[medeverdachte 4]: Zorg ervoor dat je geen handding bij je hebt, ook niet bij [naam vriendin verdachte] bewaard.
[verdachte]: Ik heb al schoon gemaakt.
[verdachte]: [bijnaam medeverdachte 11] is alles komen verneuken.
[verdachte]: Laten we kijken wat er nu gaat gebeuren.
[verdachte]: Met dat klote ding hier.
[medeverdachte 4]: Maar zorg dat je schoon bent.
[verdachte]: Kan jij een nieuw bb voor me kopen.
[verdachte]: Zodat ik met t praat.
[verdachte]: Want ik vertrouw het niet meer
[verdachte]: Ja maar ik moet nu ook uitkijken voor mijn leven.
[verdachte]: De straat is ook heet.
[verdachte]: God weet als [bijnaam slachtoffer] en de zijnen popo hebben gestuurd.
Op 7 november 2012 omstreeks 00.45 uur is het AT binnengetreden in het pand [adres 2] te Schiedam en heeft daar [medeverdachte 9] [373] en [medeverdachte 14] [374] aangehouden.
Op 11 november 2012 heeft [verdachte] opnieuw pingcontact met het PIN-nummer dat aan [medeverdachte 4] wordt toegeschreven. Vanaf 19.56 wordt onder meer het volgende verstuurd [375] :
[medeverdachte 4]: [bijnaam medeverdachte 11] zit in de bijlmerbajes in beperkingen
[verdachte]: T is boos op G.
[verdachte]: Hij zegt dat [bijnaam medeverdachte 11] is gekomen om de boel te verkloten.
[verdachte]: Ach ja ik denk dat de flikker gepraat heeft.
[verdachte]: De boel verzieken.
[verdachte]: Ga kijken of je het ene ding vind.
[medeverdachte 4]: Er is ook een sok vol knikkers.
Op 13 november 2012 hebben [verdachte] en [betrokkene 1] een pinggesprek [376] :
[verdachte]: Ik weet niet wat ik moet doen.
[verdachte]: Kijk eens, manke is vandaag met mij komen praten.
[verdachte]: Hij heeft gezegd dat hij een shotta nodig heeft.
[verdachte]: Hoeveel vraagt één.
[betrokkene 1]: Heeft hij ding om te regelen.
[verdachte]: Hij vraagt mij hoeveel het is om de knie te breken en hoeveel het is om te branden (=afmaken).
[betrokkene 1]: 50 met 100 toch.
[verdachte]: Wij laten shota eten.
Dan vraagt [betrokkene 1] via de ping aan [verdachte]:
Maar sangre heb je Shota gewist? Want volgens mij hebben ze hem ook samen met [bijnaam medeverdachte 11] opgepakt zodat ze jouw bb(de rechtbank begrijpt: BlackBerry)
niet tappen. Ik kan hem niet bereiken daarom denk ik dat ze hem samen met G opgepakt hebben.
[verdachte]: Dus je ben contact met Shotta kwijt?
[betrokkene 1]: jaaa.
Op 19 november 2012 vanaf 1.23 uur worden onder meer de volgende pingberichten uitgewisseld tussen [verdachte] en [betrokkene 1] [377] :
[verdachte]: G is alles in de war komen sturen.
[verdachte]: Ik hoop niet dat [bijnaam medeverdachte 11] allerlei vreemde pics op zijn bb had.
[verdachte]: Hoe staan wij met de oorlog.
[betrokkene 1]: Bezig met voorbereiden. Goed om dat ding aan te pakken.
[betrokkene 1]: Het hoofd.
[verdachte]: Ja ja met hem gaan om met de trofee weg te gaan.
De woning van [verdachte] aan de [adres verdachte] te Amsterdam is op 20 november 2012 doorzocht. [378] Hierbij is onder meer een notitie aangetroffen met de tekst:
[personalia medeverdachte 9]. [379]
De telefoon met PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9], die op 7 november 2012 bij [medeverdachte 9] is in beslag genomen en waarvan de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat [medeverdachte 9] als de gebruiker ervan kan worden beschouwd, bevatte een SD-kaart. [380] Op deze geheugenkaart zijn onder meer twee afbeeldingen aangetroffen van [slachtoffer ] bij de kapper. [381]
In de submap video’s is voorts een tweetal videobestanden aangetroffen met de namen 20121028-00000MP4, respectievelijk 20121028-00001MP4. Op beide filmpjes is te zien is dat [medeverdachte 14] een vuurwapen met geluidsdemper en laserpointer laadt en afvuurt. Dit gebeurt in de garage aan de [adres 2] in Schiedam. Gelet op de naam van de bestanden zijn de filmpjes vermoedelijk gemaakt op 28 oktober 2012. [382]
De videobeelden zijn bekeken door een wapenspecialist van de Koninklijke Marechaussee. Deze herkende de in de filmpjes gehanteerde wapens als een semiautomatisch pistool van het merk Walther, type P22, kaliber .22LR respectievelijk een pistoolmitrailleur van het type Arms Corp, 9 x19 mm, beide voorzien van een op een geluiddemper gelijkend voorwerp. [383]
Bij nader onderzoek zijn op de SD-kaart behorende bij de telefoon met PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9] zogenaamde ‘carved’ bestanden aangetroffen, dat wil zeggen verwijderde bestanden die door forensisch specialisten zijn teruggehaald. Hieronder zijn verscheidene foto’s gevonden van (vermoedelijk) [medeverdachte 14] met in zijn handen verschillende vuurwapens, al dan niet voorzien van geluiddemper en laserpointer, en patroonhouders. Vastgesteld kon worden dat deze foto’s zijn gemaakt in de garage aan de [adres 2] in Schiedam. Ook [medeverdachte 9] is op foto’s te zien met een of meer vuurwapens. [384]
Op 30 januari 2013 heeft nader onderzoek plaatsgevonden in genoemde garage. Hierbij zijn onder meer een koperkleurige kogelkop en meerdere fragmenten van projectielen en mantels gevonden. [385]
Verder werd een gat aangetroffen in de balustrade van een verhoogde opslagruimte, dat mogelijk een doorschot betreft van een van de kogelpunten die zijn aangetroffen direct achter deze balustrade. Tevens waren er in de achterwand van het pand meerdere mogelijke inschoten zichtbaar. Ook werd een mogelijk ricochet spoor waargenomen aan de onderzijde van een van de planken van de opslag, welke bevestigd waren aan de achterwand van het pand. [386]
[medeverdachte 12] is op 19 november 2013 door de rechter-commissaris gehoord. Bij die gelegenheid heeft hij verklaard dat hij blijft bij zijn eerder afgelegde verklaringen, die er samengevat op neerkomen dat [verdachte], die hij kent als [bijnaam 2 verdachte], hem heeft gevraagd om informatie te geven over [bijnaam slachtoffer], dat wil zeggen [slachtoffer ] en dat hij, [medeverdachte 12], [bijnaam slachtoffer] moest lokken, zodat [bijnaam 2 verdachte] [bijnaam slachtoffer] kon ombrengen. [387]
Eerder heeft [medeverdachte 12] verklaard dat [verdachte] en [bijnaam slachtoffer] een conflict hadden in verband met een in beslag genomen partij cocaïne. [388] In oktober/november van 2012 kwam [verdachte] bij [medeverdachte 12] thuis in [plaats]. [verdachte] wilde dat [medeverdachte 12] [bijnaam slachtoffer], met wie [medeverdachte 12] bevriend is, zou lokken, hij moest hem ergens laten komen zodat zij [bijnaam slachtoffer] konden ‘branden’. [389] ‘Branden’ betekent: schieten of vermoorden, aldus [medeverdachte 12]. [390] Op een gegeven moment liet [verdachte] hem hierover met zijn BlackBerry pingen met iemand, van wie [medeverdachte 12] veronderstelde dat het een grote drugsbaas op Curaçao was. [391] [verdachte] heeft [medeverdachte 12] een auto aangeboden om [bijnaam slachtoffer] mee te gaan zoeken. [392] [medeverdachte 12] voelde zich onder druk gezet en heeft daarom informatie over [bijnaam slachtoffer] doorgegeven. [393]
De verhorende verbalisanten hebben aan [medeverdachte 12] twee foto’s getoond, waarop een man te zien is in een kappersstoel. De rechtbank gaat er vanuit dat deze foto’s afkomstig zijn van de sd-kaart die zich bevond in de telefoon van [medeverdachte 9] met PIN-nummer [PIN-nummer medeverdachte 9]. [medeverdachte 12] verklaart dat hij deze foto zelf genomen heeft en dat de man in de kappersstoel [bijnaam slachtoffer] is. De foto is gemaakt in de kapperszaak van [bijnaam slachtoffer] in Rotterdam. [394] [medeverdachte 12] heeft deze foto’s met zijn telefoon naar [verdachte] gestuurd. Die had namelijk gevraagd om een foto van de kap(p)er. [395] Ook heeft [medeverdachte 12] desverzocht het PIN-nummer van [bijnaam slachtoffer] aan [verdachte] gepingd. [396]
Ook aan [slachtoffer ] zijn de foto’s van de man in kappersstoel getoond. Hij heeft verklaard dat hij zichzelf in deze persoon herkent. [397] Gelet op deze verklaring, in samenhang met de verklaring van [medeverdachte 12], staat voor de rechtbank vast dat de persoon die [medeverdachte 12] aanduidt als [bijnaam slachtoffer] is [slachtoffer ].
Voor de rechtbank staat tevens vast dat waar in de hiervoor weergegeven pinggesprekken over ‘[bijnaam slachtoffer]’ of [bijnaam slachtoffer] wordt gesproken, dit slaat op deze zelfde [slachtoffer ]. Dit oordeel steunt onder meer op: het reeds eerder aangehaalde pinggesprek tussen [verdachte] en ‘[NN6]’ waarin ‘[NN6]’ op de vraag van [verdachte]:
Weet je achternaam van [bijnaam slachtoffer]?antwoordt:
[achternaam slachtoffer] volgens mij papa [398] ; pinggesprekken van 5 november 2012 waarin [medeverdachte 11] de namen [bijnaam slachtoffer] en [voornaam slachtoffer] in één adem noemt, kennelijk refererend aan één persoon [399] ; het pinggesprek van 5 november 2012 waarin ‘[NN10]’ een gesprek dat hij met [bijnaam slachtoffer] heeft gevoerd doorstuurt naar [medeverdachte 11], waarbij de pingnaam van [bijnaam slachtoffer] wordt weergegeven als ‘[bijnaam]’ [400] en de verklaring van [medeverdachte 12] dat de pingnaam van [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer] is ‘[bijnaam]’. [401]
IV. Conclusie en interpretatie van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het voorgaande het volgende af:
Vanaf 7 oktober 2012 zijn er pingberichten onderschept waaruit blijkt dat [verdachte] en [betrokkene 1] kwaad zijn op [slachtoffer ]. Zij willen dat hij wordt ‘verbrand’. [medeverdachte 12] heeft verklaart dat verbranden in dit verband betekent: doden, vermoorden. De tolk die de verstuurde pingberichten uit het Papiamento heeft vertaald geeft voor het woord ‘kime/kima’ de vertalingen verbranden/verlinken/doden/afmaken. De rechtbank gaat er vanuit dat ook gebezigde termen als ‘omgooien’, ‘uithalen’ of ‘het gezicht uit elkaar laten spatten/knallen’ in deze context moeten worden opgevat als synoniem voor doden. Dat [betrokkene 1] en [verdachte] [slachtoffer ] naar het leven staan vindt blijkens de verklaringen van [medeverdachte 12] zijn achtergrond in een conflict over in beslag genomen cocaïne. In de periode vanaf 7 oktober 2012 is te zien dat er intensieve pogingen worden gedaan om [slachtoffer ] te vinden. [verdachte] zoekt hiertoe contact met [medeverdachte 12], een kennis van [slachtoffer ] en probeert hem er op indringende wijze toe te brengen om informatie over de verblijfplaats van [slachtoffer ] te verschaffen of om hem ergens heen te lokken, zodat hij vermoord kan worden. Ook moet [medeverdachte 12] een foto leveren van [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer]. Hij stuurt twee foto’s naar [verdachte]. Vanaf 20 oktober 2012 is er in de gesprekken sprake van een Shota, die de daadwerkelijke moord moet gaan uitvoeren. De Shota blijkt [medeverdachte 9] te zijn, die kennelijk met dit doel vanuit het Caraïbisch gebied naar Nederland is gekomen en in een garage in Schiedam verblijft. Vanaf 2 november 2012 komt [medeverdachte 11] in beeld. Hij komt op 4 november 2012 vanuit Curaçao naar Nederland, om [medeverdachte 9] ter zijde te staan bij de moorddadige plannen. [verdachte] haalt [medeverdachte 11] van het vliegveld en zorgt dat hij eerst een VW Golf en later een BMW 1 serie tot zijn beschikking krijgt. [medeverdachte 11] voorziet zich diezelfde dag nog van een vuurwapen en maakt vervolgens contact met [medeverdachte 9]. De speurtocht naar [slachtoffer ] gaat onverminderd door, waarbij nu ook [medeverdachte 11] actief naspeuringen doet. Hij heeft contact met ene ‘[NN10]’ die met het PIN-nummer van [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer] dat door [medeverdachte 12] via [verdachte] is geleverd in contact komt met [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer] en voor [medeverdachte 11] probeert diens verblijfplaats te lokaliseren. [medeverdachte 9] wacht op informatie. De activiteiten gaan door tot de autoriteiten op 6/7 november 2012 ingrijpen en overgaan tot aanhoudingen. Bij deze aanhoudingen en uit foto- en filmmateriaal dat is gevonden op een telefoon blijkt dat er meerdere vuurwapens voorhanden waren. In de (SD-kaart behorende bij) de telefoon van uitvoerder [medeverdachte 9] staan de door [medeverdachte 12] aan [verdachte] verstuurde foto’s van [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer].
Op en na 6/7 november 2012 houdt [verdachte] contact met [medeverdachte 4] en [betrokkene 1]. Zij vinden dat [bijnaam medeverdachte 11] de boel is komen verzieken, er worden BlackBerry telefoons gewisseld, dingen ‘gekluisd’ en ‘schoon’ gemaakt. Zij denken dat [bijnaam slachtoffer]/[bijnaam slachtoffer] misschien op de hoogte was en de politie heeft gestuurd. [verdachte] vraagt zich af wat er nu gaat gebeuren en suggereert een persoon aan [betrokkene 1] die een Shota nodig heeft en vraagt hoeveel het is om te branden. [betrokkene 1] brengt [verdachte] er dan van op de hoogte dat Shota waarschijnlijk tegelijk met [bijnaam medeverdachte 11] is opgepakt. De voorbereiding in het kader van de oorlog gaat door, zo blijkt uit het pinggesprek tussen [verdachte] en [betrokkene 1] van 19 november 2012.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [betrokkene 1] de opdrachtgever is voor de voorgenomen liquidatie van [slachtoffer ]. Hij staat in regelmatig contact met [verdachte], geeft aanwijzingen wat er moet gebeuren en stelt geld beschikbaar en hij wordt voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. [verdachte] zoekt intensief naar [slachtoffer ], vervult een rol als intermediair tussen [betrokkene 1] en de uitvoerders, speelt informatie door en regelt praktische zaken zoals bijvoorbeeld vervoer en de rit naar Rotterdam om [medeverdachte 11] na de arrestatie van [medeverdachte 13] op te halen van diens tijdelijke verblijfsadres. [medeverdachte 9] is degene die de voorgenomen liquidatie moet uitvoeren, [medeverdachte 11] staat hem, zoals gezegd, terzijde en neemt deel aan de naspeuringen naar [slachtoffer ].
De rechtbank is op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat ‘[betrokkene 1]’, [verdachte], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] tezamen en in vereniging met elkaar, opzettelijk handelingen hebben gepleegd ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer ], opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.
Deze handelingen zijn in de tenlastelegging verfeitelijkt in – kort gezegd – het verwerven, vervaardigen, invoeren en/of voorhanden hebben van een vijftal vuurwapens, een woning en een bedrijfspand, een mobiele telefoon met simkaart en SD-kaart met daarop twee afbeeldingen van [slachtoffer ] en een personenauto (BMW).
Met betrekking tot de wapens overweegt de rechtbank dat evident is dat deze voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk bestemd zijn tot het plegen van het voor te bereiden misdrijf, moord. Dat de wapens ook de subjectieve bestemming van het plegen van een moord op – specifiek – [slachtoffer ] hadden volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de redengevende feiten en omstandigheden in samenhang beschouwd. Niet kan worden vastgesteld welk specifiek wapen of wapens bij een eventuele uitvoering van het voorgenomen misdrijf daadwerkelijk zou zijn gebruikt. Ook kan niet gezegd worden dat ieder van de verdachten over elk van de in de tenlastelegging genoemde wapens kon beschikken. Nu de rechtbank echter op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachten bij de voorbereidingshandelingen zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen, staat niets eraan in de weg om het voorhanden hebben van de wapens in hun gezamenlijkheid bewezen te verklaren. Dit lijdt alleen uitzondering wat betreft de Glock die op de [adres 1] te Rotterdam is aangetroffen. Alleen [betrokkene 6], wiens DNA op dit wapen is aangetroffen en die op dit adres al eerder een schuilplaats had gezocht, verklaart hierover. Niet is gebleken dat de andere aanwezige in de woning, [medeverdachte 11], wetenschap had van de aanwezigheid van dit wapen. De verdachten zullen van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de telefoon met bijbehorende SD-kaart met daarop foto’s van het beoogde slachtoffer overweegt de rechtbank dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat niet vereist is dat uit de aard of de eigenschappen van een voorwerp de objectieve bestemming tot het criminele doel blijkt. De klemtoon ligt op de subjectieve bestemming.
Daarnaast volgt uit de tekst van artikel 46 Sr dat met de woorden “dat misdrijf” in de zinsnede “bestemd tot het begaan van dat misdrijf” wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor gepresenteerde redengevende feiten en omstandigheden genoegzaam dat de verdachten de intentie hadden tezamen en in vereniging een strafbaar feit te plegen en welk feit dit was. De rechtbank is voorts van oordeel dat de telefoon en met name de SD-kaart met de foto’s van [slachtoffer ] bij een eventueel aantreffen van [slachtoffer ] ter identificatie diende en als zodanig gebruikt diende te worden. In zoverre was de telefoon met de bijbehorende SD-kaart naar het oordeel van de rechtbank bestemd tot het begaan van het misdrijf.
Wat betreft de auto is aannemelijk dat deze bestemd was om een rol te spelen bij de voorbereiding van de moord, door deze te gebruiken bij het zoeken naar [slachtoffer ]. Het is ook mogelijk dat de auto bij de daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf ingezet zou worden als bijvoorbeeld vluchtauto. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat deze auto bestemd was om bij de daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf ingezet te worden. Het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de personenauto van het merk BMW acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de woning aan de [adres 1] in Rotterdam en het bedrijfspand aan de [adres 2] te Schiedam – ook al dienden deze als verblijfplaats voor [medeverdachte 11], respectievelijk [medeverdachte 9] – bestemd waren tot het voorbereiden van de moord op [slachtoffer ]. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zullen de verdachten derhalve worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder feit 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
hij op 26 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 6.009 gram, van een materiaal bevattende cocaïne.
Feit 2:
Hij in de periode van 26 februari 2012 tot en met 7 maart 2012 te Diemen en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [medeverdachte 2], door enige andere feitelijkheid gericht tegen die [medeverdachte 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en zijn mededader
- die [medeverdachte 2] verantwoordelijk gesteld en gehouden voor het verlies van een hoeveelheid cocaïne welke cocaïne op 26 februari 2012 op Schiphol door medewerkers van het Cargo-Harc team in een vliegtuig was ontdekt en inbeslaggenomen en
- die [medeverdachte 2] onder druk gezet om de schade te vergoeden en daartoe in die periode meermalen met die [medeverdachte 2] ontmoetingen gehad, waarbij hij, verdachte met een medeverdachte aanwezig is geweest en
- tegen die [medeverdachte 2] gezegd dat hij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] moet afstaan
waardoor die [medeverdachte 2] werd gedwongen die auto aan verdachte en zijn mededader af te staan.
Feit 4
hij in de periode van 4 oktober 2012 tot en met 11 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden
- zich en anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders,
- meermalen met elkaar telefonisch contact gelegd en onderhouden en
- meermalen telefonisch informatie verstrekt en instructies en foto’s gegeven en informatie en instructies en foto’s ontvangen ten behoeve van invoer van hoeveelheden verdovende middelen.
Feit 5
hij in de periode van 29 december 2011 tot en met 20 november 2012 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en [verdachte] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7], welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 (artikel 2A Opiumwet jo 10 lid 5 Opiumwet).
Feit 6
Hij in de periode van 7 oktober 2012 tot en met 22 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer ] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
  • een wapen te weten een pistool van het merk HS, type 95 met patroonhouder bevattende 15 kogelpatronen en
  • een wapen te weten een pistool van het merk CZ, type 75B, kaliber 9mm Luger met patroonhouder bevattende 14 kogelpatronen en
  • een wapen te weten een semiautomatisch pistool, merk Walther, voorzien van geluidsdemper en
  • een wapen te weten een pistoolmitrailleur, R9, Arms Corp voorzien van geluidsdemper en
  • een mobiele telefoon van het merk Black Berry (pinnummer [PIN-nummer medeverdachte 9]), met micro SD kaart met op die micro SD kaart twee afbeeldingen van voornoemde [slachtoffer ]
voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is [verdachte] daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teamleider van het CargoHarc-team en de zaaksofficier van justitie te horen als getuigen indien de rechtbank niet komt tot een integrale vrijspraak van [verdachte]. De rechtbank veroordeelt [verdachte] wegens vijf van de zes aan hem verweten feiten, waardoor de voorwaarde gekoppeld aan het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de teamleider CargoHarc is ingetreden. De raadsman wil de getuigen bevragen over de start van het onderzoek en meer in het bijzonder over hoe men in het opsporingsonderzoek van de enkele naam ‘[verdachte]’ is gekomen bij de personalia van [verdachte].
Zoals hiervoor al onder 4.3.1. staat aangegeven komen de personalia van [verdachte] naar voren in het proces-verbaal van de NCIE van 15 september 2011. In dit proces-verbaal staat dat ene ‘[verdachte]’ deel uitmaakt van een groep personen die zich bezig houdt met de invoer van verdovende middelen. Vervolgens staat gerelateerd dat met [verdachte] verdachte wordt bedoeld. In het proces-verbaal staat dat de informatie afkomstig is uit België en voorts dat door de Belgische autoriteiten is verklaard dat de informatie in België op rechtmatige wijze is verkregen en dat de Belgische autoriteiten toestemming verlenen om deze informatie te gebruiken in een Nederlands opsporingsonderzoek. [402] De informatie waarover de raadsman vragen wenst te stellen betreft derhalve informatie afkomstig uit België die via de NCIE en de CIE te Schiphol bij het CargoHarc-team terecht is gekomen. De raadsman heeft, toen dit verzoek eerder aan de orde was en ook nu, niet gemotiveerd waarom de teamleider van het CargoHarc-team, laat staan de zaaksofficier van justitie, iets zou kunnen verklaren over de wijze waarop de autoriteiten in België hebben vastgesteld dat de [verdachte] waarover in het proces-verbaal wordt gesproken [verdachte] betreft. Enige onderbouwing van dit verzoek door de raadsman mocht echter wel verwacht worden. Wat er ook zij van de stelling van de raadsman dat de verdediging niet ‘het achterste van de verdedigingstong’ hoeft te laten zien, het is aan de verdediging om een getuigenverzoek deugdelijk te onderbouwen, te meer wanneer het een herhaald getuigenverzoek betreft dat in een eerder stadium van de procedure reeds gemotiveerd is afgewezen. De rechtbank ziet thans geen aanleiding om af te wijken van het eerder al door haar ingenomen standpunt, te weten dat niet valt in te zien dat de teamleider van het CargoHarc-team dan wel de zaaksofficier van justitie hier in Nederland ook maar enige relevante informatie kan verstrekken over de uit België afkomstige informatie. Om die reden wijst de rechtbank ook nu het verzoek tot het horen als getuigen van de teamleider en de zaaksofficier van justitie af.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van een ander door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Ten aanzien van feit 5:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 6:
Medeplegen van voorbereiding van moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de sanctie

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van de periode die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de rol van [verdachte] in de verschillende dossiers, die de verdediging als volgzaam waardeert. Voorts heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt. [verdachte] is vader van veel kinderen en heeft derhalve een grote verantwoordelijkheid. De raadsman stelt zich op het standpunt dat een eventuele veroordeling wegens lidmaatschap van een criminele organisatie en wegens voorbereiding tot moord, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken, niet zodanig straf verhogend kunnen zijn dat dit leidt tot de oplegging van een jarenlange gevangenisstraf.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de duur van het strafproces. De raadsman stelt dat de perioden tussen aanhouding en de regiezitting bij de rechter-commissaris en het daar op volgende onderzoek door de rechter-commissaris te lang zijn geweest. De raadsman vraagt de rechtbank tevens rekening te houden met de omstandigheid dat [verdachte] een maand in onzekerheid doorbrengt nadat de officier van justitie zijn zware eis heeft geformuleerd.
Tot slot heeft de raadsman een formeel verweer gevoerd ten aanzien van de verschillende malen dat een IMSI-catcher is ingezet. De raadsman stelt dat uit het dossier niet blijkt dat bij elke inzet is gehandeld overeenkomstig de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden, dan wel dat bij het gebruik van de IMSI-catcher telkens is voldaan aan de bij Algemene Maatregel van Bestuur te stellen eisen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en dat dit tot een vermindering van de eventueel aan [verdachte] op te leggen straf dient te leiden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Formele vereisten inzet IMSI-catcher
De rechtbank gebruikt, ten aanzien van [verdachte], de resultaten van de inzet van de IMSI-catcher op 19 januari 2012 [403] , 3 oktober 2012 [404] en op 12 en 16 oktober 2012. [405] Voorts acht de rechtbank de inzet van de IMSI-catcher op 21 oktober 2011 [406] van belang, nu de resultaten daarvan een grote rol hebben gespeeld bij de start van het onderzoek.
Uit de processen-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op voornoemde data blijkt dat die inzet telkens is voorafgegaan door een bevel daartoe van de officier van justitie. Uit de processen-verbaal blijkt voorts dat de IMSI-catcher telkens is gehanteerd door een daartoe bevoegde ambtenaar en dat steeds geregistreerde apparatuur is ingezet, die ook overigens voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 2 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie. Uit de processen-verbaal blijkt voorts op welke plaatsen en tijdstippen de IMSI-catcher is ingezet en vervolgens wordt in de processen-verbaal verantwoord bij welke van die scans de verschillende IMEI- en IMSI-nummers naar voren zijn gekomen. Wanneer een IMSI-catcher wordt ingezet om telefoonnummers van de verdachte te achterhalen, hetgeen in deze zaak telkens het geval is geweest, wordt een IMSI-catcher niet anders dan in combinatie met een directe observatie van de desbetreffende verdachte ingezet. Dat niet alle processen-verbaal van observatie horend bij de inzet van een IMSI-catcher zich in het dossier bevinden doet hier niet aan af. Wanneer [verdachte] niet werd waargenomen op een locatie waar het opsporingsteam voornemens was de IMSI-catcher in te zetten, is van die inzet afgezien, zoals onder meer blijkt uit het proces-verbaal van inzet van een IMSI-catcher op 11 oktober 2011. [407]
De rechtbank constateert bij de inzet van de IMSI-catcher op 21 oktober 2011, 19 januari 2012, 3 oktober 2012 en op 12 en 16 oktober 2012 geen gebreken en zij is derhalve van oordeel dat van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv geen sprake is waardoor de rechtbank aan strafvermindering op deze grond niet toekomt.
8.3.2.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van [verdachte], zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland op 26 februari 2012 en aan de voorbereiding van de invoer van cocaïne in een periode van ongeveer vijf weken. [verdachte] speelde bij het plegen van deze feiten telkens een aanzienlijke rol. Voorts was [verdachte] lid van een organisatie gericht op het plegen van misdrijven zoals strafbaar gesteld bij de Opiumwet. Uit hetgeen onder feit 5 bewezen is verklaard volgt dat [verdachte] in deze organisatie een aanzienlijke rol had, waarbij het gebruiken van geweld kennelijk ook tot zijn taakomschrijving behoorde. Dit geweld komt ook terug in de onder feit 2 en feit 6 bewezen verklaarde feiten. [verdachte] heeft tezamen en in vereniging met anderen verscheiden voorwerpen, waaronder wapens, voorhanden gehad met het doel deze te gebruiken voor het plegen van een liquidatie binnen het criminele milieu. Bij het voltooien van dergelijke misdrijven tegen het leven gericht wordt de rechtsorde op ernstige wijze geschokt, wordt nabestaanden groot leed aangedaan en worden bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. Tegen de voorbereiding van een dergelijke liquidatie dient krachtig te worden opgetreden.
De wijze van voorbereiding van de moord geeft blijk van een hoge mate van professionaliteit en koelbloedigheid, waarbij duidelijk wordt dat [verdachte] en zijn medeverdachten weinig waarde hechten aan een mensenleven. Voorts heeft [verdachte], samen met een medeverdachte, [medeverdachte 2] verantwoordelijk gesteld voor de onderschepping van de cocaïne op 26 februari 2012 en vervolgens die [medeverdachte 2] gedwongen een auto af te staan. Bij alle aan [verdachte] verweten feiten lijkt het uiteindelijke doel van [verdachte] enkel winstbejag te zijn geweest.
Wat betreft de strafbaarstelling van invoer van verdovende middelen overweegt de rechtbank nog het volgende. Vooropgesteld dient te worden dat het motief van strafbaarstelling in aanzienlijke mate is gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Voorts leert de ervaring dat het uit winstbejag participeren in de keten van de invoer tot aan het gebruik van die middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van relatief lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, in zwaarte doorgaans verbonden aan het niveau van organisatie en (groot)handel. In het onderhavige geval is dit ook gebleken gelet op hetgeen [verdachte] onder feit 2, feit 5 en feit 6 wordt verweten. De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt.
Voorts wijst de rechtbank erop dat het zich ook rekenschap dient te geven van de internationale dimensies van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De prioriteit die hier in internationaal verband nog steeds naar uitgaat brengt met zich dat de bestraffing in overwegende mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking is gesteld. Dit betekent dat de straftoemeting ook een signaal dient in te houden naar Nederlandse ingezetenen om af te zien van (ondersteunende) activiteiten op plaatsen van in- en doorvoer van verdovende middelen. Daarnaast moet uit de bestraffing blijken dat met de misdrijven zoals die ook in de onderhavige zaak ter beoordeling aan de strafrechter zijn voorgelegd het risico van langdurige vrijheidsbeneming ook verwezenlijkt wordt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij uitspraken van – onder meer – het Gerechtshof Amsterdam in soortgelijke zaken. Voorts heeft de rechtbank, wat betreft de Opiumwetfeiten, gekeken naar de richtlijnen zoals die door het LOVS zijn vastgesteld. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [verdachte] de hem verweten Opiumwetfeiten heeft gepleegd in organisatorisch verband. De rechtbank zal de omstandigheid dat [verdachte] voorts wordt verweten lid te zijn geweest van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, niet nog afzonderlijk straf verhogend laten doorwerken bij het bepalen van de strafmaat.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van [verdachte] staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
21 november 2012, waaruit blijkt dat [verdachte] reeds eerder terzake van Opiumwetfeiten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat de laatste veroordeling wegens een Opiumwetfeit van 21 april 2006 stamt. Voorts is [verdachte] in 2008 wegens wapenbezit tot een werkstraf veroordeeld.
Voornoemde veroordelingen hebben [verdachte] er kennelijk niet van kunnen weerhouden de bij deze uitspraak bewezen verklaarde feiten te plegen.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank verder nog gelet op de omstandigheid dat hij kinderen heeft. De rechtbank begrijpt uiteraard dat dit voor hem verantwoordelijkheid met zich brengt en dat hij en ook zijn kinderen er belang bij hebben dat hij er voor zijn kinderen kan zijn. Dit belang had [verdachte] ervan moeten weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen. Dat is echter niet het geval geweest.
De rechtbank realiseert zich dat de periode vanaf de aanhouding tot het onderzoek ter terechtzitting en deze dag van de uitspraak een langdurige periode is. Dat is echter in overwegende mate het gevolg van het gegeven dat het hier gaat om een groot onderzoek en dat met name ook alle feiten waarvoor [verdachte] wordt veroordeeld een langdurig (voor)onderzoek met zich brengen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de rol die [verdachte] vervulde bij het plegen van deze feiten en de documentatie van [verdachte], de oplegging van een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, opgelegd dient te worden.
8.3.3.
Bijkomende straf
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder [verdachte] in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
1.00 STK Touw
object Vliegtuig KL 0762
1.00 STK Touw
object Vliegtuig KL 0762
6009.00 GR Cocaine
object Vliegtuig KL 0726
1.00 STK Verpakkingsmateriaal
object Vliegtuig KL 0762
1.00 STK Rugzak
object Vliegtuig KL 0762
36. 1.00 STK Foto
bevat foto's vlietui
object [adres]
39. 1.00 STK USB-stick
foto's en films
object [adres]
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen, die aan [verdachte] toebehoren, is begaan.

9.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder [verdachte] in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
1.00 STK Patroon
object Volkswagen Polo kenteken [kenteken 4]
380.00 STK Munitie
object [adres verdachte] Amsterdam
23. 1.00 STK Patroonhouder
object [adres]
24. 1.00 STK Mes
EAGLE
object [adres]
25. 17.00 STK Patroon
object [adres]
26. 1.00 STK Diverse
Gasbusjeobject [adres]
27. 11.00 STK Cocaine
object [adres]
29. 1.00 GR Cocaine
geen hoeveelheid
object [adres]
1.00 STK Munitie Kl:loodkl.
geen aantal
object [adres]
30. 1.00 STK Wapen
stroomstootwapen
object [adres]
32. 1.00 STK Katapult Kl:zwart
object [adres]
33. 1.00 STK Patroonhouder Kl:zwart
object [adres]
34. 1.00 STK Patroonhouder Kl:zwart
object [adres]
35. 1.00 STK Zak Kl:zwart
inh. wit poeder
object [adres]
37. 8.00 STK Vuurwerk
object [adres]
38. 1.00 STK Zak
inh. wiet
object[adres]
40. 1.00 GR Verdovende Middelen
marihuana
object [adres]
1.00 STK Poeder
poeder marlboropakje
object [adres]
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren [verdachte] toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.

10. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder [verdachte] in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
1.00 STK Vest
kogelwerend i.b.g.g. [adres]
1.00 STK USB-stick
ROC bevat foto's
i.b.g.g. [adres]
1.00 STK Telefoontoestel
i.b.g.g. [adres]
11. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
12. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
13. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
14. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
15. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:paars
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
16. 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver
BLACK BERRY
object [adres verdachte] Amsterdam
17. 3.00 STK Kaart
foto's van vuurwapen
object [adres verdachte] Amsterdam
18. 3.00 STK Creditcard
GWK
object [adres verdachte] Amsterdam
19. Geld 600 euro
object [adres verdachte] Amsterdam
20. Geld 10 euro
object [adres verdachte] Amsterdam
21. Geld 5 euro
object [adres verdachte] Amsterdam
22. 1.00 STK Telefoontoestel
BLACK BERRY bevat foto's geldetc
object [adres]
28. 1.00 STK Zak
gripzakjes
object [adres]
dienen te worden teruggegeven aan [verdachte], aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 46, 47, 57, 284 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf jaren.
Bepaalt dat de tijd die [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart verbeurd de onder 8.3.3. genoemde goederen.
 Onttrekt aan het verkeer de onder 9. genoemde goederen.
 Gelast de teruggave aan [verdachte] van de onder 10. genoemde goederen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers A. Helder en mr. F. van den Brink,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.De rechtbank verwijst in de navolgende voetnoten telkens naar het digitale dossier en haalt daarbij de PDF-paginanummers aan van het volledige proces-verbaal (en derhalve niet het (ook) afzonderlijk opgenomen relaas proces-verbaal) betreffende het zaaksdossier dat in de noot genoemd wordt.
3.Proces-verbaal van relaas onderzoek Athena van 22 april 2013, algemeen dossier, bijlage 6, pagina 14 en 15.
4.CIE-proces-verbaal van 6 september 2011, algemeen dossier, bijlage 6, pagina 30.
5.NCIE-proces-verbaal van 15 september 2011, algemeen dossier, bijlage 6, pagina 31.
6.Bevel ex artikel 126g Sv van 6 oktober 2011, methodiekendossier, D1, 126g Sv, bijlage 5, pagina 5.
7.Bevel ex artikel 126nb Sv van 7 oktober 2011, methodiekendossier, D1, 126nb, bijlage 101, pagina 6 en 7.
8.Proces-verbaal inzet IMSI-catcher op 11 oktober 2011 met nummer 469-2011-62-004. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
9.Bevel ex artikel 126nb Sv van 21 oktober 2011, methodiekendossier, D1, 126nb, bijlage 102, pagina 6 en 7.
10.Proces-verbaal inzet IMSI-catcher op 21 oktober 2011 met nummer 499-2011-62-010. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
11.Aanvraag bevel ex artikel 126nb Sv van 7 oktober 2011, methodiekendossier, D1, 126nb, bijlage 102, pagina 2 en 3.
12.Bevel ex artikel 126m Sv van 27 oktober 2011, methodiekendossier D1, 126m&n, bijlage 9, pagina 9 en 10.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2013, zaaksdossier B1, pagina 442.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 november 2012, persoonsdossier C1, pagina 85.
16.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 19 januari 2012 met nummer 040-2011-62-043. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2012, zaaksdossier B1, pagina 78.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2013, zaaksdossier B1, pagina 441.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2011, zaaksdossier B1, pagina 85.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2011, zaaksdossier B1, pagina 85 en 86.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 59.
22.Proces-verbaal van relaas betreffende zaaksdossier B1 van 12 april 2013, pagina 55.
23.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 407.
24.B1-56, 57 en 59.
25.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 408.
26.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 5] van 20 februari 2013 te 13.16 uur, persoonsdossier C10, pagina 67.
27.Proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2013, zaaksdossier B1, pagina 458 en 459.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 57.
29.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 maart 2012 met nummer 271365434, zaaksdossier B6, pagina 571.
30.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 59.
31.Proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2012, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 7, pagina 1 en 2. B1-88
32.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 23 februari 2012 met nummer 127-2011-62-059. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
33.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 10 april 2012 met nummer 261-2011-62-085. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
34.Proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2012, zaaksdossier B1, pagina 88 tot en met 90.
35.Proces-verbaal van 23 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 159.
36.Proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2013, zaaksdossier B1, pagina 477 en 478.
37.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 6] van 5 februari 2013, persoonsdossier C8, pagina 58.
38.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 15 februari 2012, met nummer 271361715, zaaksdossier B1, pagina 227.
39.Proces-verbaal van 23 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 159.
40.Een geschrift, te weten een ID-staat SKDB, persoonsdossier C2, pagina 55.
41.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 januari 2012 met nummer 271347329, zaaksdossier B6, pagina 520.
42.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 6] van 6 februari 2013 te 11.35 uur, persoonsdossier C8, pagina 67.
43.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2012 met nummer 271346189, zaaksdossier B1, pagina 114.
44.Proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2013, zaaksdossier B1, pagina 446.
45.Proces-verbaal van observatie van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 136.
46.Proces-verbaal van 7 november 2012, zaaksdossier B1, pagina 233.
47.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 december 2011 met nummer 271345539, aanvulling 2, verwijzingen,
48.Proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2013, zaakdossier B1, pagina 159.
49.Proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2013, zaakdossier B1, pagina 157.
50.Proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2013, zaakdossier B1, pagina 158.
51.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 15 december 2011, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 4, pagina 12.
52.Proces-verbaal van stemherkenning van 29 december 2011, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 2, pagina 26 en 27.
53.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 5 december 2011 met nummer 271335340, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 2, pagina 29.
54.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 22 december 2011 met nummer 271344880, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 2, pagina 30.
55.Proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2011, zaaksdossier B1, pagina 103 en 104.
56.Proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2011, zaaksdossier B1, pagina 106 en 107.
57.B1-55.
58.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 407.
59.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 23 februari 2012 met nummer 127-2011-62-059. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
60.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 februari 2012 met nummer 271354300, zaaksdossier B1, pagina 251.
61.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 februari 2012 met nummer 271365289, zaakdossier B1, pagina B1-397 en 398.
62.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2011 met nummer 271346281, zaaksdossier B1, pagina 268.
63.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2011 met nummer 271346283, zaaksdossier B1, pagina 269.
64.Proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 264.
65.Proces-verbaal van observatie van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 136.
66.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2011 met nummer 271346410, zaaksdossier B1, pagina 270.
67.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 27 januari 2012 met nummer 271356319, zaaksdossier B1, pagina 271.
68.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 3 maart 2012 met nummer 271366457, zaaksdossier B1, pagina 272.
69.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 3 maart 2012 met nummer 271366459, zaaksdossier B1, pagina 273.
70.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 5] van 20 februari 2013 te 13.16 uur, persoonsdossier C10, pagina 67.
71.Een geschrift, te weten een ID-staat SKDB, zaaksdossier C5, pagina 52 en 53.
72.Proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2013, zaaksdossier B4, pagina 76 en 78.
73.Een geschrift, te weten een ID-staat SKDB, zaaksdossier C5, pagina 51.
74.Proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2013, zaaksdossier B1, pagina 459.
75.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 16 februari 2012 met nummer 271361947, zaaksdossier B1, pagina 250.
76.B1-28.
77.B1-29.
78.B1-355
79.B1-36 en 37.
80.Proces-verbaal van observatie van 1 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 370 en 371 en een proces-verbaal van 26 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 386 en 387.
81.B1-45.
82.B1-55.
83.B1-58 en 59.
84.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 408.
85.B1-60.
86.B1-65 en 66.
87.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2011 met nummer 271346189, zaaksdossier B1, pagina 131.
88.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 december 2011 met nummer 271346287, zaaksdossier B1, pagina 134.
89.Proces-verbaal van observatie van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 136.
90.Proces-verbaal van 7 november 2012, zaaksdossier B1, pagina 233.
91.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 161 een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 186.
92.Proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 174 en een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 186.
93.Proces-verbaal van observatie van 12 januari 2012, zaaksdossier B1, pagina 136.
94.B1-12.
95.B1-12.
96.B1-13.
97.B1-13 en 14.
98.Proces-verbaal van observatie van 2 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 196.
99.B1-14.
100.B1-14 en 15.
101.Proces-verbaal van observatie van 9 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 202.
102.Proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2012, zaaksdossier B1, pagina 208 en 209.
103.Proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 221.
104.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 15 februari 2012 met nummer 271361715, zaaksdossier B1, pagina 227.
105.B1-16 en 17.
106.B1-16 en 17.
107.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 16 februari 2012 met nummer 271361947, zaaksdossier B1, pagina 228 en 229.
108.Proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 230 en 231.
109.B1-19.
110.B1-20.
111.B1-21.
112.B1-22 en 23.
113.Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2012, zaaksdossier B1, pagina 353 en 354.
114.Proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 283 en 284.
115.Proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2013, zaaksdossier B1, pagina 301.
116.Proces-verbaal sporenonderzoek van 11 april 2012, zaaksdossier B1, pagina 302.
117.Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 305 tot en met 307.
118.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 16 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 321.
119.B1-27 en 28.
120.B1-28, 29 en 30.
121.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 februari 2012 met nummer 271364300, zaaksdossier B1, pagina 355.
122.B1-31 en 32.
123.Proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2012, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 20, pagina 4.
124.B1-32 en 33.
125.B1-34.
126.B1-35.
127.B1-34.
128.B1-35 en 36.
129.B1-36 en 37.
130.B1-37 en 38.
131.B1-40 en 41
132.B1-42.
133.Proces-verbaal van observatie van 1 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 370 en 371 en een proces-verbaal van 26 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 386 en 387.
134.B1-45 tot en met 49.
135.B1-49.
136.B1-53 tot en met 55.
137.B1-55 en 56.
138.B1-58 en 59.
139.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2012, zaaksdossier B1, pagina 403 tot en met 405.
140.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 408.
141.B1-60.
142.B1-61.
143.Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2012, zaaksdossier B1, pagina 78.
144.Proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2012, zaaksdossier B1, pagina 79.
145.Proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2012, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 31, pagina 1 en 2.
146.Proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2012, zaaksdossier B1, pagina 283 en 284.
147.Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 305 tot en met 307.
148.Proces-verbaal van relaas betreffende zaaksdossier B1 van 12 april 2013, pagina 27 en 28.
149.B1-28 en 29.
150.B1-31 en 32.
151.Proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2012, aanvulling 2, verwijzingen, bijlage 20, pagina 4.
152.B1-32 en 33.
153.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 februari 2012 met nummer 271364300, zaaksdossier B1, pagina 355.
154.B1-36 en 37.
155.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 februari 2012 met nummer 271364307, zaaksdossier B1, pagina 359.
156.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 26 februari 2012 met nummer 271364307, zaaksdossier B1, pagina 361.
157.Proces-verbaal van observatie van 1 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 370 en 371 en een proces-verbaal van 26 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 386 en 387.
158.B1-45, 46 en 47.
159.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 februari 2012 met nummer 271365193, zaaksdossier B1, pagina 394 tot en met 396.
160.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 29 februari 2012 met nummer 271365292, zaaksdossier B1, pagina 399 en 400.
161.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 maart 2012 met nummer 271365428, zaaksdossier B1, pagina 401.
162.B1-52 tot en met 55.
163.B1-55 en 56.
164.B1-56 en 57.
165.B1-58 en 59.
166.Proces-verbaal van observatie van 8 maart 2012, zaaksdossier B1, pagina 408.
167.B1-60.
168.B1-61.
169.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 maart 2012 met nummer 271365765, zaaksdossier B1, pagina 429.
170.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 maart 2012 met nummer 271365769, zaalsdossier B1, pagina 430 en 431en een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2013, zaaksdossier B1, pagina 433 .
171.Een geschrift, te weten een tapgesprek van 1 maart 2012 met nummer 271365770, zaaksdossier B1, pagina 434.
172.B1-65.
173.Proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2012, zaaksdossier B1, pagina 435.
174.Proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2013, zaaksdossier B1, pagina 448.
175.Proces-verbaal van verhoor getuige van 22 november 2012, zaaksdossier B1, pagina 503.
176.Proces-verbaal van verhoor getuige van 13 februari 2013, zaaksdossier B1, pagina 510.
177.Proces-verbaal van verhoor getuige van 12 februari 2013, zaaksdossier B1, pagina 521 en 522.
178.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 57.
181.Proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2013, zaaksdossier B8, pagina 46.
182.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 3 oktober 2012 met nummer 635-2011-62-181. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
183.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 38.
184.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 38 en 39.
185.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 57.
186.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 39.
187.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 39.
188.Een geschrift, te weten een ID-Staat SKDB, persoonsdossier C3, pagina 32.
189.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 40 en 41.
190.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 16 oktober 2012 met nummer 658-2011-62-188. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
191.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 34.
192.Proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2013, zaaksdossier B8, pagina 43.
193.Proces-verbaal van relaas betreffende zaaksdossier B8 van 9 april 2013, doorgenummerde pagina 20.
194.Proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2013, aanvulling 2, bijlage 30, pagina 3 tot en met 5.
195.Proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2013, zaaksdossier B8, pagina 42.
196.B8-20.
197.Proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2012, zaaksdossier B8, pagina 34.
198.B8-6 en 7.
199.B8-7.
200.B8-7 tot en met 9.
201.B8-9 en 10.
202.B8-11 en 12.
203.B8-12.
204.B8-12 en 13.
205.B8-14.
206.B8-11.
207.B8-14 en 15.
208.B8-16.
209.B8-16 en 17.
210.B8-17.
211.B8-17 en 18.
212.B8-17 tot en met 19.
213.B8-20.
214.B8-22 en 23.
215.B8-20 en 21.
216.B8-22.
217.B8-13.
218.B8-21.
219.B8-23 en 24.
220.B8-24 en 25.
221.B8-26 tot en met 28.
222.Waar bij de bespreking van zaaksdossier B6 telefoon- of PIN-nummers aan verdachten worden toegeschreven, verwijst de rechtbank voor de onderbouwing van de toeschrijving naar de zaaksdossiers waarin de betreffende nummers voor het eerst voorkomen.
223.B6-146.
224.B6-93 en 94; B1-19.
225.Methodiekendossier [verdachte], 126m&n Sv, bijlage 14, pagina 10.
226.B6-144.
227.B9-95.
228.B6-145.
229.B9-145.
230.B6-148 en 149.
231.B6-147 en 148.
232.B6-42 en 43.
233.B6-44.
234.B6-152.
235.B6-57 en 63.
236.B6-54.
237.B6-45.
238.B6-50.
239.B6-92.
240.B6-92 en 93.
241.B6-93 en 94.
242.B6-85 en 86.
243.B6-86.
244.Aanvulling 2, bijlage 25, B9-71 en 72, proces-verbaal van aanhouding van 6 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 210, proces-verbaal van aanhouding van 6 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 213, proces-verbaal van aanhouding van 16 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 216 en het proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 197.
245.B6-137 en 140.
246.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2012, persoonsdossier C3, pagina 20 en 22.
247.B6-90.
248.B6-89.
249.B6-47.
250.B6-48.
251.B9-84.
252.B6-87 en 88.
253.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 7] van 22 november 2012, persoonsdossier C11, pagina 34 en 35.
254.B6-112 en 113.
255.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 7] van 13 maart 2013, persoonsdossier C11, pagina 124.
256.B6-113.
257.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 7] van 22 november 2012, persoonsdossier C11, pagina 57.
258.Proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 137 tot en met 139.
259.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 20 november 2012 te 14.45 uur, persoonsdossier C1, pagina 58.
260.B9-12 en 13; proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 140; proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2012, Aanvulling II, bijlage 28, pagina 13.
261.Proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 183.
262.Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 146.
263.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 180.
264.Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 146.
265.Proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2013, zaaksdossier B13, pagina 92 en 93; proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2013, zaaksdossier B9, pagina 287.
266.Proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 38, pagina 3.
267.Proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2013, zaaksdossier B13, pagina 151 en 152; proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2013, zaaksdossier B9, pagina 343 en 344.
268.Proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 368 tot en met 374.
269.Proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 38, pagina 3.
270.Proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 279 tot en met 281.
271.Proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 38, pagina 3.
272.Proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 280.
273.Proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2013, zaaksdossier B9, pagina 282.
274.Proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2013, Aanvulling 1, bijlage 30, pagina 1 en 2.
275.Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 235.
276.Proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 148 en 149.
277.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2013, aanvulling 2, bijlage 24.
278.Proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2013, aanvulling 2, bijlage 32; proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2013, zaaksdossier B9, pagina 496.
279.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 9] van 6 december 2012, persoonsdossier C15, pagina 42
280.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 401 tot en met 40.
281.B9-13.
282.Proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2013, aanvulling 2, bijlage 32.
283.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 9] van 8 november 2012, persoonsdossier C15, pagina 36.
284.Proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2013, aanvulling 2, bijlage 32.
285.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2013, aanvulling 2, bijlage 24, pagina 9 tot en met 46.
286.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2013, aanvulling 2, bijlage 24.
287.Proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 39.
288.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 60.
289.B9-16 tot en met 23.
290.B9-23.
291.B9-24.
292.B9-24 en 25.
293.Waar in het vervolg bij de weergave van ping- of telefoongesprekken de spreker wordt aangeduid met [letter]’ wordt bedoeld: [verdachte], met ‘[letter]’ wordt aangeduid: [betrokkene 1], met ‘[letter]’ wordt aangeduid: [medeverdachte 11], met ‘[letter]’: [medeverdachte 9] en met [letter]’: [medeverdachte 12].
294.B9-25 tot en met 29.
295.B9-29.
296.B9-30.
297.B9-30 en 31.
298.B9-31.
299.B9-32 en 33.
300.B9-34.
301.B9-34 en 35.
302.B9-35.
303.B9-35.
304.B9-36.
305.B9-36 en 37.
306.B9-38.
307.B9-39.
308.B9-41 en 42.
309.B9-43 en 44.
310.B9-44 en 45.
311.B9-45 en 46.
312.B9-46.
313.B9-47.
314.B9-47 en 48.
315.B9-49.
316.B9-50.
317.B9-51 en 52.
318.B9-51.
319.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 180.
320.Proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, pagina 182 en 183 en Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 145.
321.Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 146.
322.B9-54.
323.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 7] van 22 november 2012, persoonsdossier C11, pagina 34 en 35.
324.Proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, pagina 182 en 183 en Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 145.
325.B9-55.
326.B9-55 en 56.
327.B9-57.
328.B9-57 en proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 38, pagina 3.
329.proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2013, aanvulling 1, bijlage 38, pagina 3.
330.B9-58.
331.B9-58.
332.Proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 195 en 196.
333.B9-60.
334.B9-60.
335.B9-61.
336.B9-62 tot en met 64.
337.B9-66.
338.Proces-verbaal van observatie van 13 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 195 tot en met 197.
339.B9-67.
340.B9-67.
341.B9-68.
342.B9-68.
343.B9-69.
344.B9-69.
345.Proces-verbaal van aanhouding van 6 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 201 en 202.
346.Proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 207.
347.B9-71 tot en met 73.
348.Proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 488 tot en met 490.
349.B9-79.
350.B9-81.
351.Proces-verbaal van bevindingen van 21 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 157 tot en met 160.
352.B9-82.
353.B9-83 en 84.
354.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2012, persoonsdossier C3, pagina 20 en 22.
355.Proces-verbaal van bevindingen van 22 mei 2013, aanvulling 1, bijlage 37.
356.B9-85.
357.B9-85 en 86.
358.B9-86.
359.B9-213.
360.B9-210.
361.B9-216.
362.B9-443 tot en met 452.
363.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 11] van 8 november 2012 te 12.05 uur, persoonsdossier C13, pagina 47 en 48.
364.B9-225.
365.B9-88.
366.B9-89 en 90.
367.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 6] van 3 december 2012, persoonsdossier C14, pagina 70.
368.B9-90.
369.B9-94 en 95.
370.B9-96 en 97.
371.Proces-verbaal inzet zend-/ontvangstapparatuur op 6 november 2012 van 10 december 2012, aanvulling 2, bijlage 23.
372.B9-98 tot en met 100
373.Proces-verbaal van aanhouding van 7 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 229.
374.Proces-verbaal van aanhouding van 7 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 232.
375.B9-101 en 102.
376.B9-103.
377.B9-104.
378.Proces-verbaal van bevindingen van22 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 244.
379.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 604.
380.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 401 e.v.
381.Proces-verbaal van bevindingen 12 april 2013, zaaksdossier B9, pagina 415.
382.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2012, zaaksdossier B9, pagina 408 en 409.
383.Proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2013, zaaksdossier B9, pagina 433 en 434.
384.Proces-verbaal van bevindingen 12 april 2013, zaaksdossier B9, pagina 414 e.v.
385.B15-51.
386.Proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2013, aanvulling 2, FO-dossier, Bijlage K, deel 1.
387.Proces-verbaal van de rechter-commissaris van 19 november 2013, verhoor getuige [medeverdachte 12] .
388.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 60, 61, 89 en 90.
389.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 64.
390.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 18 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 85.
391.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 65.
392.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 61.
393.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 65.
394.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 59.
395.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 68.
396.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 69.
397.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 13] van 7 november 2012, zaaksdossier B9, pagina 527 en 528.
398.B9-49.
399.B9-67 en 68.
400.B9-63.
401.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 12] van 4 maart 2013, persoonsdossier C17, pagina 59.
402.NCIE-proces-verbaal van 15 september 2011, algemeen dossier, bijlage 6, pagina 31.
403.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 19 januari 2012 met nummer 040-2011-62-043. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
404.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 3 oktober 2012 met nummer 635-2011-62-181. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
405.Proces-verbaal betreffende de inzet van een IMSI-catcher op 16 oktober 2012 met nummer 658-2011-62-188. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
406.Proces-verbaal inzet IMSI-catcher op 21 oktober 2011 met nummer 499-2011-62-010. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.
407.Proces-verbaal inzet IMSI-catcher op 11 oktober 2011 met nummer 469-2011-62-004. Dit proces-verbaal maakt deel uit van de nagekomen stukken en is niet toegevoegd aan het eerder digitaal verstrekte dossier.