ECLI:NL:RBNHO:2014:1924
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Handhaving van bestemmingsplan bij strijdig gebruik perceel als stomerij
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die een stomerij exploiteert, en het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Eiser had een tijdelijke vrijstelling en bouwvergunning gekregen voor zijn stomerij, maar de geldigheidsduur hiervan was verstreken. Het college heeft eiser een last onder dwangsom opgelegd om het strijdige gebruik van het perceel te beëindigen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid het belang van handhaving van het bestemmingsplan zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiser bij voortzetting van zijn stomerij. De rechter oordeelde dat de stomerij niet valt onder de definitie van 'baliefunctie' zoals opgenomen in het bestemmingsplan en dat er geen zicht op legalisatie was. Eiser had onvoldoende argumenten om aan te tonen dat het handhavend optreden van het college onterecht was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechter concludeerde dat de begunstigingstermijn van vier weken na het bestreden besluit niet onredelijk kort was en dat eiser voldoende tijd had om het strijdige gebruik te beëindigen. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van het planologisch regime en de verantwoordelijkheden van ondernemers om zich aan de geldende bestemmingsplannen te houden.