ECLI:NL:RBNHO:2014:1871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_1533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatie voor begeleiding onder de Wmo en AWBZ

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2014, betreft het een geschil tussen eiser, een 51-jarige man met een schizo-affectieve stoornis, en de stichting Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) over de indicatie voor begeleiding. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om hem te indiceren voor de functie Begeleiding individueel, zorg in natura, klasse 2, en de beëindiging van de indicatie voor Begeleiding groep. De rechtbank oordeelt dat het aanleren van huishoudelijke vaardigheden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) valt en dat eiser enkel aanspraak kan maken op begeleiding voor het plannen van zijn huishouden vanuit de AWBZ. De rechtbank stelt vast dat eiser in staat is om huishoudelijke taken zelf uit te voeren, mits deze hem zijn geleerd. De bezwaren van eiser worden niet als zwaarwegend genoeg beschouwd om van de vaste gedragslijn van verweerder af te wijken. De rechtbank concludeert dat de door verweerder vastgestelde omvang van de begeleiding voldoende is en dat het beroep van eiser tegen het besluit van 24 december 2013 ongegrond is. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/1533

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: H. Tjabring-Lynch, werkzaam bij Stichting MEE),
en
de stichting Centrum indicatiestelling zorg, (CIZ), te Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geïndiceerd voor de functie Begeleiding individueel, zorg in natura, klasse 2, van 7 maart 2013 tot 6 maart 2028.
Bij besluit van 8 augustus 2013 heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit ingetrokken en vervangen door een nieuw indicatiebesluit. Bij dit besluit heeft verweerder eiser geïndiceerd voor de functie Begeleiding individueel, zorg in natura, klasse 2, van 7 maart 2013 tot 19 september 2013.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter bij een op 3 september 2013 ontvangen brief verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 14 november 2013 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit van 8 augustus 2013 en het primaire besluit van 7 maart 2013 geschorst en een voorlopige voorziening getroffen.
Vervolgens heeft verweerder het besluit van 8 augustus 2013 herzien en eiser bij besluit van 24 december 2013 geïndiceerd voor de functie Begeleiding groep, klasse 4, van 7 maart 2013 tot 6 maart 2027, voor de functie Begeleiding individueel, klasse 2, zorg in natura, van 7 maart 2013 tot een nog nader te bepalen datum en voor de functie Begeleiding individueel, klasse 1, zorg in natura, met ingang van een nog nader te bepalen datum tot 6 maart 2027.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts zijn verschenen [naam 1], eisers GGZ-begeleider en [naam 2], eisers RIBW-begeleider. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiser is een 51-jarige man met een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type met ernstige psychoses in het verleden. Vanwege deze psychotische episodes is eiser meerdere keren (al dan niet gedwongen) opgenomen geweest. De laatste opname dateert uit 2011. Momenteel is eiser ingesteld op medicatie en wordt hij begeleid door FACT-team waarbij hij 1 à 2 wekelijks contact heeft met een casemanager of SPV-er. Daarbij werkt eiser 24 uur per week als ervaringsdeskundige bij de GGZ en heeft hij dagbesteding in de vorm van schilderen bij De Baanbreker. Het behandelteam stimuleert het werk als ervaringsdeskundige en de dagactiviteiten. Momenteel is er een stabiele situatie. Er zijn geen psychotische kenmerken. Wel is er sprake van cognitieve restverschijnselen en enige negatieve symptomen. Eiser heeft een WIA uitkering en is voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard.
2.
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft verweerder eiser geïndiceerd voor de functie Begeleiding groep, zorg in natura, klasse 9, van 29 maart 2012 tot 28 maart 2027. Op 21 februari 2013 heeft eiser de functie Begeleiding individueel aangevraagd, omdat hij – kort gezegd – moeite heeft met het plannen en het uitvoeren van huishoudelijke taken. Met het primaire besluit van 7 maart 2013 heeft verweerder eiser geïndiceerd voor de functie Begeleiding individueel, klasse 2, zorg in natura, van 7 maart 2013 tot 6 maart 2028. Met dit besluit is de indicatie voor de functie Begeleiding groep komen te vervallen, omdat er volgens verweerder geen noodzaak meer bestaat voor deze functie nu eiser een baan heeft bij GGZ. Eiser kan zich daar niet mee verenigen en heeft daarom bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het besluit van 8 augustus 2013 heeft verweerder vervolgens het bezwaar ongegrond verklaard, het primaire besluit ingetrokken en vervangen door een nieuw indicatiebesluit, waarmee de indicatie voor de functie Begeleiding individueel, klasse 2, zorg in natura, wordt beëindigd per 19 september 2013.
3.
Bij uitspraak van 14 november 2013 heeft de voorzieningenrechter het besluit van 8 augustus 2013 en het primaire besluit van 7 maart 2013 geschorst voor zover deze betrekking hebben op de beëindiging van de indicatie voor de functie Begeleiding groep. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening getroffen dat de indicatie voor de functie Begeleiding groep, zoals omschreven in het besluit van 29 maart 2012, wordt voortgezet naar klasse 4 en dat de indicatie voor de functie Begeleiding individueel wordt voortgezet zoals omschreven in het besluit van 7 maart 2013, één en ander vanaf 3 september 2013 (datum ontvangst verzoek om voorlopige voorziening) tot zes weken na de uitspraak op het beroep.
4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bestreden besluit I herzien en eiser alsnog in aanmerking gebracht voor de functie Begeleiding groep, klasse 4, zorg in natura, en de functie Begeleiding individueel, klasse 1, zorg in natura.
5.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het besluit van 8 augustus 2013 heeft herzien en vervangen door het bestreden besluit van 24 december 2013. Aangezien het besluit van 24 december 2013 niet geheel aan het beroep van eiser tegemoetkomt, wordt zijn beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 24 december 2013. De rechtbank zal het besluit van 24 december 2013 in haar beoordeling betrekken. Nu niet is gebleken dat eiser procesbelang heeft bij een verdere beoordeling door de rechtbank van het besluit van 8 augustus 2013 zal het beroep van eiser in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.
Eiser kan zich vinden in de indicatie voor de functie Begeleiding Groep maar is het niet eens met de indeling van de functie Begeleiding individueel in klasse 1.
Verweerder stelt hierover in het besluit van 24 december 2013 dat eiser voor het aanleren van huishoudelijke vaardigheden, dan wel het samen verrichten van huishoudelijk werk een voorziening op grond van de Wmo kan vragen. In dit verband wijst verweerder naar prestatieveld 6 van de Wmo en de uitspraak van de CRvB van 2 februari 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU3228). Verweerder stelt dat alleen de planning van de huishoudelijke werkzaamheden in het kader van een weekplanning onderdeel uitmaken van de functie Begeleiding individueel.
De omvang is als volgt berekend:
- maken van een weekplanning 20 minuten per week;
- ondersteuning bij het oplossing van problemen 2x 15 minuten per week;
- ondersteuning bij het uitvoeren van complexe taken 20 minuten per week.
Dat komt uit totaal 70 minuten per week, hetgeen volgens verweerder de indeling in klasse 1 (maximaal 1,9 uur per week) rechtvaardigt.
7.
Eiser stelt dat hij niet alleen stabiel is vanwege het gebruik van medicijnen, maar ook vanwege de geordende leefomgeving. Eiser stelt dat verweerder eraan voorbijgaat dat hij een psychiatrische aandoening heeft en dat het daarom van belang is dat hij aansturing krijgt van iemand die ervaring heeft met mensen met een psychiatrische aandoening. Wanneer verweerder bij zijn standpunt blijft dan krijgt hij begeleiding van twee verschillende hulpverleners; de één vanuit de AWBZ en de ander vanuit de Wmo. Daarbij wil eiser niet dat zijn huishouden door anderen wordt gevoerd. Hij stelt begeleiding nodig te hebben voor het aanbrengen van structuur in zijn huishouden en het aanleren van vaardigheden zodat hij op termijn zelf zijn huishouden kan voeren. Verder stelt eiser dat de door verweerder berekende omvang van de indicatie erg krap is. Hij vindt dat hij in aanmerking dient te komen voor de functie Begeleiding individueel, klasse 2.
8.1
De rechtbank acht het standpunt van verweerder dat het aanleren van huishoudelijke vaardigheden onder de Wmo valt juist. De rechtbank vindt hiervoor naast de onder 6. genoemde jurisprudentie steun in de door verweerder opgestelde en als vaste gedragslijn gehanteerde indicatiewijzer. Hierin staat op pagina 122 onder het kopje ‘
Afbakening Wmo Hulp bij het Huishouden en de functie Begeleiding’ het volgende vermeld:
“Bij Hulp bij het Huishouden gaat het om het overnemen van huishoudelijke taken al dan niet in combinatie met het overnemen van de organisatie van deze taken. Wanneer de verzekerde deze huishoudelijke taken wel zelf kan uitvoeren maar iemand anders moet toezien/stimuleren (score 1 van de beperkingen op huishoudelijk leven) en de hulpverlener moet tijdens het uitvoeren van deze huishoudelijke taken aanwezig zijn, dan behoort deze ondersteuning tot de compensatieplicht van de Wmo. Dit ook wanneer de verzekerde deze huishoudelijke taken soms wel of soms niet kan uitvoeren.”
8.2
In dit geval is niet in geschil dat eiser huishoudelijke taken wel zelf kan uitvoeren als deze hem zijn geleerd. Dit betekent dat hij enkel voor het plannen van zijn huishouden aanspraak heeft op een begeleiding vanuit de AWBZ. De bezwaren van eiser zijn niet zodanig zwaarwegend dat die verweerder hadden moeten nopen om van zijn vaste gedragslijn af te zien. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat het misschien niet prettig is om meerdere hulpverleners te hebben maar niet is vast komen te staan dat dat, gelet op eisers psychische problematiek, tot grote problemen bij eiser zal leiden. Bovendien biedt de Wmo eiser de mogelijkheid om door middel van een persoonsgebonden budget zijn eigen begeleiding in te kopen.
8.3
Voorts overweegt de rechtbank dat eiser geen argumenten naar voren heeft gebracht op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de door verweerder vastgestelde noodzakelijke omvang van de begeleiding niet voldoende voorziet in de zorgbehoefte van eiser. De enkele stelling dat dit wel zo is acht de rechtbank niet toereikend. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 24 december 2013 ongegrond.
9.1
De omstandigheid dat verweerder zijn besluit op bezwaar van 8 augustus 2013, hangende de beroepsprocedure, niet heeft gehandhaafd, rechtvaardigt op zichzelf een veroordeling van verweerder in de proceskosten die eiser heeft moeten maken in verband met zijn beroep tegen dit besluit.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974,- nu de Stichting MEE het tot haar taak rekent om mensen met een beperking bij te staan bij bezwaar-, beroeps- en klachtenprocedures. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift tegen het besluit van 8 augustus 2013 als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en de wegingsfactor als gemiddeld aangemerkt.
9.2
Tot slot zal de rechtbank verweerder gelasten het door eiser betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 8 augustus 2013 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 24 december 2013 ongegrond;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,-;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van in totaal € 44,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzitter, en mr. I.J.B. Corbey en
mr. S.M. Auwerda, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.