Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam derde partij], te [woonplaats]
Procesverloop
Overwegingen
In geschil is wat in het onderhavige geval de voorkant van het hoofdgebouw is, nu de voorgevel niet in een rechte lijn verloopt maar voor een deel terugligt. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in diens stelling dat het - kleinere - terugliggende deel van de gevel als zodanig heeft te gelden. Daarbij is met name van belang de verhouding tussen de beide onderdelen van de gevel alsmede het gegeven dat de woonkamer direct achter het langste deel van de gevel is gesitueerd. Het feit dat de entree in het terugliggende deel is gelegen geeft geen aanleiding hierover anders te oordelen.
kantvan het gebouw.
Ingevolge artikel 2.5.17, eerste lid en onder a, van de Bouwverordening van de gemeente Uitgeest moet de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn.
Zoals terecht door verweerder is aangevoerd heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ten aanzien van gelijkluidende bepalingen in de bouwverordening van de gemeenten Amersfoort en Goes eerder geoordeeld (uitspraken van 12 augustus 2009 ECLI:NL:RVS:2009:BJ5060 en 31 juli 2013 ECLI:NL:RVS:2013:591) dat dit artikel is aan te merken als een voorschrift van stedenbouwkundige aard. Gelet op artikel 7b, eerste lid, van de Woningwet, gelezen in verband met artikel 8, vijfde lid, van die wet, is artikel 2.5.17, eerste lid, van de bouwverordening niet op het bouwen van de berging van toepassing. Artikel 2.5.17 van de bouwverordening schept voorts geen zelfstandige bevoegdheid voor handhavend optreden, reeds omdat dit geen verbodsbepaling betreft.