ECLI:NL:RBNHO:2014:1346

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
AWB-14_256
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwwerkzaamheden in achtererfgebied

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die handhavend optreden tegen bouwwerkzaamheden verzocht. Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest, dat het verzoek om handhaving afwees, was onderwerp van geschil. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 januari 2014 waren zowel verzoeker als verweerder vertegenwoordigd, evenals een derde partij.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De kern van het geschil betrof de bouw van een berging van 28 m2 aan de zijkant van de woning van verzoeker. Verweerder stelde dat voor deze bouw geen omgevingsvergunning vereist was, omdat het ging om een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied, dat niet hoger was dan 5 meter. De voorzieningenrechter volgde deze redenering en concludeerde dat de berging zich binnen de toegestane grenzen bevond en dat er geen strijd was met het bestemmingsplan.

Verzoeker voerde aan dat de bouw in strijd was met de Bouwverordening en dat hij gedwongen werd om onderhoud aan de muur op zijn erf te accepteren, wat volgens hem een schending van zijn eigendomsrechten inhield. De voorzieningenrechter verwierp deze argumenten, aangezien de vraag of vergunningvrij gebouwd kan worden niet afhankelijk is van civielrechtelijke belemmeringen. Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/256
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te[woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. M.P.A. Balder),
en
het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest, verweerder
(gemachtigde: mr. L.P. van der Roest),

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam derde partij], te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. S. Grasboer).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2014, verzonden 14 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoeker om handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden bij de woning aan de [adres], afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Verzoeker is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
In geschil is de bouw van een berging van 28 m2 aan de zijkant van de woning aan de [adres]. Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat niet aan de orde is het vervangen van de garagedeur aan de voorzijde van de woning door twee ramen.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor het oprichten van de berging in kwestie geen omgevingsvergunning is vereist. Hij baseert zich hierbij op artikel 3, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Ingevolge dat artikel is een omgevingsvergunning niet vereist voor de activiteit bouwen, indien deze activiteit betrekking heeft op een bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits niet hoger dan 5 meter. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat geen sprake is van strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
3.1
Allereerst is van belang om te bepalen waar in het onderhavige geval het achtererfgebied is gesitueerd. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor wordt verstaan onder achtererfgebied, het erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
In geschil is wat in het onderhavige geval de voorkant van het hoofdgebouw is, nu de voorgevel niet in een rechte lijn verloopt maar voor een deel terugligt. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in diens stelling dat het - kleinere - terugliggende deel van de gevel als zodanig heeft te gelden. Daarbij is met name van belang de verhouding tussen de beide onderdelen van de gevel alsmede het gegeven dat de woonkamer direct achter het langste deel van de gevel is gesitueerd. Het feit dat de entree in het terugliggende deel is gelegen geeft geen aanleiding hierover anders te oordelen.
3.1.1
Verzoeker heeft in dit kader voorts aangevoerd dat de op de bouwtekeningen weergegeven voorgevelrooilijn onjuist is. Hij heeft hiertoe afdrukken van het kadastrale veldwerk van het perceel overgelegd. Wat daar ook van zij, in deze procedure is de voorgevelrooilijn niet van belang. Immers, bij de beantwoording van de vraag waar het achtererfgebied is gelegen dient ingevolge artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor voornoemd, te worden uitgegaan van het - in beginsel van de voorgevelrooilijn te onderscheiden - feitelijk gegeven van de voor
kantvan het gebouw.
3.1.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de berging volledig is gesitueerd in het achtererfgebied en niet hoger is dan 5 meter. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 3, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Bor is dan ook geen omgevingsvergunning vereist voor de activiteit bouwen.
3.2
Voor de beantwoording van de vraag of de berging in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Wonen Zuid” is van belang hetgeen is bepaald in artikel 15.2.2, onder f, sub 1, van de planvoorschriften. Gelet hierop mag op de betreffende gronden de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het zij- en achtererf bedragen met – voor het onderhavige perceel – een maximum van 75 m2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het totaal aan bijbehorende bouwwerken op het perceel op dit moment 35 m2 bedraagt, te weten een aanbouw van 14 m2 en een garage van 21 m2. De berging in geschil heeft een oppervlak van 28 m2, zodat geconcludeerd dient te worden dat ook mét deze berging de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken onder de maximaal toegestane oppervlakte van 75 m2 blijft, te weten 63 m2. Verder is niet gesteld of gebleken dat deze oppervlakte het maximaal te bebouwen oppervlak van 50% van het zij- en achtererf te boven gaat.
3.2.1
Nu geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan, is voor het oprichten van de berging evenmin een omgevingsvergunning vereist voor het afwijken van het bestemmingsplan.
4.
Verzoeker voert voorts aan wordt gehandeld in strijd met artikel 2.5.17 van de Bouwverordening nu een kleinere afstand wordt aangehouden dan 1 meter tussen de aanbouw en de zijdelingse erfgrens.
4.1
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog.
Ingevolge artikel 2.5.17, eerste lid en onder a, van de Bouwverordening van de gemeente Uitgeest moet de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn.
Zoals terecht door verweerder is aangevoerd heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ten aanzien van gelijkluidende bepalingen in de bouwverordening van de gemeenten Amersfoort en Goes eerder geoordeeld (uitspraken van 12 augustus 2009 ECLI:NL:RVS:2009:BJ5060 en 31 juli 2013 ECLI:NL:RVS:2013:591) dat dit artikel is aan te merken als een voorschrift van stedenbouwkundige aard. Gelet op artikel 7b, eerste lid, van de Woningwet, gelezen in verband met artikel 8, vijfde lid, van die wet, is artikel 2.5.17, eerste lid, van de bouwverordening niet op het bouwen van de berging van toepassing. Artikel 2.5.17 van de bouwverordening schept voorts geen zelfstandige bevoegdheid voor handhavend optreden, reeds omdat dit geen verbodsbepaling betreft.
5.
Verzoeker voert voorts aan dat hij als gevolg van de realisering van de berging nabij de erfgrens, gedwongen wordt te accepteren dat het onderhoud van de muur op zijn erf plaatsvindt. Daarmee is sprake van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, daaronder in ieder geval begrepen de aard en strekking van het eigendomsrecht.
5.1
Dit betoog treft geen doel. Bij de beoordeling van de vraag of vergunningvrij kan worden gebouwd, is en kan immers niet aan de orde zijn, de vraag of er mogelijk civielrechtelijke belemmeringen aan de bouw in de weg staan.
6.
Voor zover verzoeker tevens heeft betoogd dat de bouw van de berging vermindering van de lichtinval in de woning van verzoeker tot gevolg heeft, treft dit betoog evenmin doel. Reeds omdat sprake is van een vergunningvrij bouwwerk, kan dat aspect in deze procedure geen rol spelen.
7.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.