ECLI:NL:RBNHO:2014:13118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
15/741213-11 (onderzoek Courage)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van illegale pokerwedstrijden en witwassen van opbrengsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het organiseren van illegale pokerwedstrijden bij de voetbalvereniging Young Boys in Haarlem. De rechtbank oordeelde dat poker een kansspel is in de zin van de Wet op de kansspelen. De verdachte, die als voorzitter van de vereniging fungeerde, werd veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar en 240 uur taakstraf. De rechtbank legde deze straf op wegens het medeplegen van het organiseren van pokerwedstrijden, het witwassen van de opbrengsten van deze wedstrijden en het overtreden van de Opiumwet. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk had meegewerkt aan de afpersing van een slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de bekennende houding van de verdachte, zijn uitvoerende rol en het tijdsverloop in de zaak, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk door het Openbaar Ministerie was geëist. De rechtbank benadrukte dat de illegale pokeravonden aanzienlijke financiële gevolgen hadden voor de betrokken spelers en dat de opbrengsten werden gebruikt om schulden van de voetbalvereniging af te lossen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het organiseren van kansspelen zonder vergunning en gewoontewitwassen van de opbrengsten, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741213-11 (P) (onderzoek Courage)
Uitspraakdatum: 4 december 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 november 2014, 12 november 2014 en 20 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Beun en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.K. Gaasbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 (zaaksdossier P-01 organiseren pokeren bij [voetbalclub]):
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 06 oktober 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland me[sportveldinrichter]len, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om (telkens) door middel van een of meer (kans)spel(en), te weten (onder meer) (het zogenoemde) "pokeren" (waaronder de variant "Texas Hold 'em"), mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) (telkens) geschiedde door enige kansbepaling (te weten (onder meer) door het leggen van kaarten), waarop de deelnemers (telkens) in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Feit 2 (zaaksdossier F-01 witwassen pokeropbrengsten gedurende een langere periode):
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 06 oktober 2011, te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) (van in totaal EURO 43.099,35) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of er gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geld/ die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - geheel of ten dele afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Feit 3 (zaaksdossier A-01 afpersing [slachtoffer]):
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Haarlem en/of en/of Breda en/of Noorderloos en/of Meerkerk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EURO 49.000,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: "Die vordering op jou is 52.000 Euro. Dit staat op jouw kop. Ik heb die vordering overgenomen van [SPORTVELDINRICHTER]. Je kan mijn naam en telefoonnummer doorgeven aan de politie, dan maakt mij niet uit. Je kan onderduiken in Barbados of zo, dat maakt mij niet uit. Ik heb overal vrienden. Ook hier in Breda ken ik de Dufours. Je moet binnen een paar dagen betalen." en/of (vervolgens): "Dat maakt niet uit, het is op jouw kop gezet, ik kom het bij jou halen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- naar voornoemde [slachtoffer] (een) sms-bericht(en) werd(en) verzonden met de navolgende tekst(en): "We komen eraan" en/of "Zal ik nu iemand sturen" en/of "Je hoeft niet te vluchten" en/of "Onmiddelijk bellen", althans (een) bericht(en) van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- ( telefonisch) tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: "We maken je niet dood, maar komen achter je aan. Het is dat ik je ken, je krijgt uitstel tot maandag", althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair:
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 01 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Haarlem en/of Breda en/of Noordeloos en/of Meerkerk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EURO 49.000,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat door [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: "Die vordering op jou is 52.000 Euro. Dit staat op jouw kop. Ik heb die vordering overgenomen van [SPORTVELDINRICHTER]. Je kan mijn naam en telefoonnummer doorgeven aan de politie, dan maakt mij niet uit. Je kan onderduiken in Barbados of zo, dat maakt mij niet uit. Ik heb overal vrienden. Ook hier in Breda ken ik de Dufours. Je moet binnen een paar dagen betalen." en/of (vervolgens): "Dat maakt niet uit, het is op jouw kop gezet, ik kom het bij jou halen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- naar voornoemde [slachtoffer] (een) sms-bericht(en) werd(en) verzonden met de navolgende tekst(en): "We komen eraan" en/of "Zal ik nu iemand sturen" en/of "Je hoeft niet te vluchten" en/of "Onmiddelijk bellen", althans (een) bericht(en) van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- ( telefonisch) tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: " We maken je niet dood, maar komen achter je aan. Het is dat ik je ken, je krijgt uitstel tot maandag", althans woorden van gelijke aard of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 01 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Haarlem en/of Breda en/of Noordeloos en/of Meerkerk en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- de vordering van [SPORTVELDINRICHTER] mee te nemen en/of in te zien en de strekking door te geven aan [medeverdachte 1] en/of
- de vordering van [SPORTVELDINRICHTER] over te dragen aan [medeverdachte 1] en/of
- ( op afstand) zichtbaar aanwezig te zijn bij een afspraak op 07 juli 2011 van [medeverdachte 1] met voornoemde [slachtoffer] en/of
- ( deels) aanwezig te zijn bij de betaling van die EURO 49.000,- door [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] (bij de voetbalclub [voetbalclub]).
Feit 4 (zaaksdossier H-04 bewerken en/of voorhanden hebben verdovende middelen
[adres] en in auto):
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot 06 oktober 2011 te Haarlem (in een woning, gelegen aan de [adres]), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans voorhanden heeft gehad een of meer (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep (wiet) en/of hasjiesj (hash), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op of omstreeks 06 oktober 2011 te Haarlem (in een woning, gelegen aan de [adres] en of in een auto, kenteken [kenteken], geparkeerd bij [voetbalclub]), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van ongeveer 2585,57 gram hennep (wiet) en/of 1233,02 gram hasjiesj (hash) (in de woning) en/of een (grote) hoeveelheid van ongeveer 408,75 gram hennep (wiet) en/of 61,87 gram hasjiesj (hash) (in zijn auto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Feiten 1 en 2
3.1.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
3.1.2. Standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat poker volgens hem geen kansspel maar een behendigheidsspel is, waardoor er gerede twijfel is over de vraag of poker onder de Wet op de kansspelen (hierna: WOK) valt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat hij niet aan het publiek gelegenheid heeft geboden om mee te spelen aan poker, hij een volstrekt ondergeschikte rol heeft gehad en hij niet aangemerkt kan worden als organisator van de pokeravonden. Uiterst subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat dat er volgens hem geen sprake is geweest van het bedrijfsmatig organiseren van één of meerdere pokeravonden.
3.1.3. Standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 2
Primair stelt de raadsman dat het geld dat gegenereerd is door het organiseren van de pokeravonden niet onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Subsidiair betoogt de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat hij enkel en alleen het geld thuis bewaarde in opdracht van de organisator van de pokeravonden.
3.1.4. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Inval
In de nacht van 5 op 6 oktober 2011 is de politie het pand van voetbalvereniging [voetbalclub] aan het [adres] te Haarlem binnengevallen en heeft daar om 2.35 uur in de bestuurskamer dertien personen aangehouden, waaronder [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), verdachte (hierna ook: [verdachte]) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). In de bestuurskamer stond op dat moment een pokertafel waar op meerdere plaatsen fiches met het opschrift [voetbalclub] lagen en waar op het moment van de inval vermoedelijk vijf mensen een kaartspel speelden. In de bestuurskamer stond verder nog een vergadertafel met daarop een open pokerkoffer met fiches, eveneens met het opschrift [voetbalclub]. Op de schuimrubber toplaag van de pokerkoffer lagen A4-tjes met daarop aantekeningen van namen en bedragen, die al dan niet waren doorgekrast. Naast deze tafel stond een tasje met de tekst Diadora [2] , waarin € 6.900,00 aan bankbiljetten zat. [3]
Camerabeelden
Door de politie zijn in de bestuurskamer van voetbalvereniging [voetbalclub] in het geheim camera’s geplaatst. Op de camerabeelden is te zien dat er op de woensdagen 7 september 2011 [4] , 14 september 2011 [5] , 21 september 2011 [6] en 5 oktober 2011 [7] tot diep in de nacht door meerdere personen een kaartspel wordt gespeeld. Voorts is te zien dat er op 7, 14 en 21 september 2011 telkens twee dezelfde croupiers aanwezig waren, die afwisselend kaarten deelden. Na nagenoeg elke ronde haalde deze croupiers fiches uit de pot, die zij vervolgens in de fichebak voor zich legden. Op het moment dat de croupiers van plaats wisselden nam de eerste croupier deze fiches mee. Eén van de twee croupiers die op de beelden is te zien is [medeverdachte 3] [8] , de andere is [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) [9] . Op de beelden van 5 oktober 2011 is te zien dat in die nacht slechts één croupier aan het werk is. Dit is [medeverdachte 3]. [10]
Op de beelden van 7 september 2011 is verder te zien dat er toen is gekaart door onder andere [medeverdachte 1] en zijn broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]). [verdachte] geeft gedurende de avond stapeltjes met fiches aan mensen die aan de pokertafel zitten en hij haalt fiches weg die bij de croupier staan. Ook [medeverdachte 2] legt fiches op de pokertafel neer, maakt aantekeningen en neemt van spelers briefjes ter grootte van bankbiljetten aan. Om 04:46 uur haalt [verdachte] de vermoedelijke dealerbutton en kaarten van de tafel en neemt de pokerkoffer mee uit de bestuurskamer. De pokertafel wordt naar achteren geschoven, waarna [verdachte] er een kleed overheen legt. [11]
Op de beelden van 14 september 2011 is te zien dat [verdachte] om 21.53 uur een pokerkoffer met fiches op de pokertafel klaar zet. Even later legt hij daar ook de vermoedelijke dealerbutton en twee voorwerpen ter grote van een pakje speelkaarten neer. Vanaf 22:36 uur is er gekaart, onder meer door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Gedurende de avond legt [medeverdachte 2] stapeltjes met vermoedelijk fiches op de tafel met de spelers. Om 04:26 uur wordt er met spelen gestopt. Daarna wordt door [verdachte] de pokertafel verplaatst en er wordt een kleed overheen gelegd. [12]
Op de beelden van 5 oktober 2011 is te zien dat [verdachte] in het begin van de avond een pokerkoffer op een vergadertafel zet. Gedurende een gedeelte van de avond zit [medeverdachte 2] aan deze vergadertafel. Te zien is dat hij fiches uit de pokerkoffer haalt en briefjes ter grootte van bankbiljetten aanneemt en ze telt. Verder is te zien dat [verdachte] gedurende de avond fiches uit de pokerkoffer pakt en aan spelers bij de pokertafel geeft. Voorts neemt hij briefjes ter grootte van bankbiljetten mee, die door spelers waren neergelegd en geeft ze af bij de pokerkoffer. Ook [medeverdachte 1] is aanwezig. Hij haalt me[sportveldinrichter]len opgevouwen briefjes ter grootte van bankbiljetten weg die door een speler op de pokertafel zijn gegooid, telt ze en geeft ze aan [medeverdachte 2]. [13]
Kansspel-specialisten van de Belastingdienst hebben de aangetroffen situatie en de camerabeelden beoordeeld en zijn tot de conclusie gekomen dat er poker werd gespeeld, te weten de populaire variant Texas Hold ‘em, en dat telkens sprake was van een cashgame. Voorts zijn deze deskundigen tot de conclusie gekomen dat de bij het spel gebruikte fiches konden worden gekocht, als inzet dienden, konden worden gewonnen en aan de organisatie konden worden terug verkocht. [14]
Noch aan de [voetbalclub], noch aan anderen, is een vergunning verleend voor het organiseren van deze pokerwedstrijden. [15]
Verklaring [verdachte]
[verdachte] heeft over de pokeravonden onder meer het navolgende verklaard:
[verdachte] is sinds enkele maanden op papier voorzitter van de voetbalvereniging [voetbalclub]. De club is van [medeverdachte 1]. Hij bepaalt alles. [16] In november 2009 begon [verdachte] zich te verdiepen in de financiën van de voetbalvereniging. De club bleek een schuld van € 180.000,00 te hebben. [medeverdachte 1] kwam toen met het idee om pokerwedstrijden te organiseren, waarvan de opbrengst naar de club zou gaan. Vanaf maart 2010 werd er in de bestuurskamer van [voetbalclub] gepokerd. Op het moment van de aanhouding was er al € 140.000 op de schulden afgelost. [17] Woensdag was de vaste pokerdag. Er was geen sprake van een lidmaatschap om mee te mogen doen. Elke gek uit Haarlem kon meedoen. [18] Het entreegeld was € 500,00 en daarvoor werden fiches gekocht. [19]
[medeverdachte 1] organiseerde de pokeravonden en zorgde ervoor dat er mensen kwamen. [20]
[medeverdachte 1] heeft de pokertafel en de betaling en ook de speelkaarten geregeld. [medeverdachte 2] heeft de pokerkoffer met fiches geregeld. [21] [medeverdachte 2] zorgde voor het eten. [22] [serveerster] serveerde de hapjes en drankjes. In het begin was [kassier] de kassier. De volgende dag kwam [kassier] dan de opbrengst bij [verdachte] brengen. Sinds [kassier] weg is, is [verdachte] er elke week. Hij is niet elke keer de kassier. De ene keer is hij de kassier, dan [medeverdachte 2] en dan weer [medeverdachte 1]. Aan het eind van de nacht, na betaling van de serveerster en croupiers, telt [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] en soms [verdachte] de opbrengst. [23] Daarna neemt [verdachte] het geld mee naar huis. De volgende dag neemt hij het weer mee naar de club en geeft het geld aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] betaalt er de spelers van. [24]
Er waren tijdens de pokeravonden twee vaste croupiers. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Zij deelden al vanaf het begin. De laatste twee weken was alleen [medeverdachte 3] er. [25] De opbrengst werd bepaald door de croupier. De croupier haalde daartoe van de inzet van de pot een percentage aan fiches af die hij in de bak voor hem legde. Als er een wissel van croupiers was, pakte hij die fiches op en bracht ze naar de tafel waar de kas was. De croupiers kregen voor hun werkzaamheden betaald. [medeverdachte 1] betaalde [medeverdachte 4] waarschijnlijk € 500,00. [medeverdachte 3] kreeg een percentage. Als [medeverdachte 1] er eens een keer niet was dan betaalde [medeverdachte 2] hem uit. [26]
In het begin werd er per week € 4.000,00 netto overgehouden aan een pokeravond. De laatste weken was dit tussen de € 1.000,00 en € 1.500,00. [27]
Een deel van de pokergelden is gestort op de bank als zijnde kantineopbrengsten van [voetbalclub]. Dit was maar een deel omdat er meestal eerst schulden van werden afbetaald. [verdachte] hield dit bij op www.kasboek.nl. Als er bijvoorbeeld € 500,- werd verdiend met pokeren, dan zette hij het in kasboek.nl onder inkomsten van kantine met de desbetreffende week. Als omschrijving gaf hij dan kantineopbrengsten. De werkelijke inkomsten boekte hij ook. Hij kan daardoor op de overzichten van de contante stortingen op de bankrekeningen van [voetbalclub] niet zien wat de pokeropbrengsten zijn. Wat hij wel kan zeggen is dat wat er overbleef van de pokeropbrengsten doorgaans op donderdag of vrijdag door hem werd gestort op de bank. De werkelijke kantineopbrengsten stortte hij altijd op maandag of dinsdag, aldus nog steeds [verdachte]. [28]
Bankafschriften [voetbalclub]
Ten behoeve van het onderzoek zijn de bankafschriften van [voetbalclub] opgevraagd. [voetbalclub] beschikte over twee bankrekeningen. Uit deze bankafschriften valt op te maken dat de contant geboekte kantine inkomsten over 2010 € 57.688,85 bedragen en dat de contant geboekte kantine inkomsten over 1 januari 2011 t/m 26 mei 2011 € 19.308,83 bedragen. Uit een analyse van de politie blijkt dat vanaf maart 2010 op donderdagen en vrijdagen een bedrag van in totaal € 44.099,35 contant is gestort.
Verklaring [medeverdachte 3]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 4] kent en dat [medeverdachte 4] deelt bij [voetbalclub]. [medeverdachte 4] kwam daar al een langere periode dan hij zelf. De vader van [medeverdachte 4] was één van de vaste pokerspelers bij [voetbalclub]. Op de vraag of [medeverdachte 3] medeverdachte [medeverdachte 4] kent heeft hij geantwoord: “De grote of de kleine? Er zijn twee [naam], hoor ik altijd. Grote en [medeverdachte 4].” [29] Verder heeft hij verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de fiches regelden en achter de fiches koffer zaten en dat hij onder andere door [medeverdachte 2] werd gevraagd om bij [voetbalclub] te komen delen. [30]
Telefoongesprekken
Tijdens het onderzoek Courage zijn vele telefoongesprekken afgeluisterd die voornoemde verklaring van [verdachte] ondersteunen. De rechtbank komt tot de navolgende selectie van relevante gesprekken.
Op donderdag 27 mei 2010 om 11:59:21 uur wordt een zekere [betrokkene 1] gebeld door een onbekende vrouw. [31]
[betrokkene 1] zegt dat hij bij [voetbalclub] is geweest. [betrokkene 1] legt uit hoe het ging met gokken. [betrokkene 1] vraagt wanneer vriendin haar salaris krijgt; ze weet dat niet precies. [betrokkene 1] zegt dat hij het wel heeft geregeld, maar dat hij die jongens moet terugbetalen. Even later belt [betrokkene 1] met een onbekende man. [betrokkene 1] vertelt dat hij het zwaar heeft verneukt bij [voetbalclub] en dat hij 6200 heeft verloren, 5500 bij [voetbalclub].
Op donderdag 15 juni 2011 om 22:48 belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2]. [32]
[medeverdachte 1] zegt dat hij [serveerster] is vergeten te vragen en vraagt of hij haar nu nog moet bellen.
[medeverdachte 2] zegt dat het nu geen zin meer heeft.
[medeverdachte 1] zegt dat hij er met 10 minuten is en vraagt of het druk is.
[medeverdachte 2] telt en zegt zeven man.
Op woensdag 22 juni 2011 om 23.02 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 4], [adres]. [33]
[medeverdachte 1] word gebeld door Nnman en vraagt waar Nnman blijft.
Nnman zegt dat “hij” hem zou bellen, maar hij is niet gebeld.
[medeverdachte 2] neemt de telefoon over van [medeverdachte 1] en zegt dat NNman er had moeten zijn.
[medeverdachte 2] zegt dat als NNman komt, zijn er zes man en kunnen ze spelen.
Op donderdag 30-06-2011 om 21.54 belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [34]
[medeverdachte 1]: “Ja, maar hoe boek jij die poker in?”
[verdachte]: “Die poker, die boek ik natuurlijk niet in, dat staat allemaal in de schaduwboekhouding.”
[medeverdachte 1]: “Ja, oke dat begrijp ik, maar je betaalt toch?”
[verdachte]: “Ja, nee das allemaal wel verantwoord omdat ik het stort op de bank en dat boek ik als kantine inkomsten.”
Korte tijd later belt [medeverdachte 1] opnieuw met [verdachte]. [35]
[medeverdachte 1]: “Hoe kan je het als kantine inkomsten boeken als je geen opbrengsten hebt in de kantine?”
[verdachte]: “Kantine opbrengsten van bepaalde weken, heb je die bonnen van. Daar heb ik allemaal bonnetjes van. Van de kassa uitdraaien. En al die weken. Dat is nu de laatste twee, drie weken, hebben we geen kantine inkomsten.”
Op donderdag 30 juni 2011 om 22.27 wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2]. [36]
[medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] zelf [kassier] belt. [medeverdachte 2] gaat dat doen.
[medeverdachte 1] zegt laat [medeverdachte 4] maar lekker zelf die tas bij hem houden dan weten we zeker dat het goed is. [medeverdachte 2] is dat ook van plan, hij hoeft daar niet te gaan zitten met dat ding. [medeverdachte 1] had er een vieze smaak van in zijn mond. [medeverdachte 1] had aan [kassier] gevraagd hoeveel er was gedraaid, [kassier] zei dit en dat, [medeverdachte 1] zei hoe kan dat nou man, steeds hele dikke potten mee, steeds vier of vijf honderd mee.
[medeverdachte 2] zegt dat is ook niet de eerste keer hoor dat is al een paar keer eerder gebeurd. [medeverdachte 2] zegt dan begrijp ik dat hij niet wil werken, hij verdient zo een maandsalaris.
[medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] of [medeverdachte 2] die tas bij zich moet houden. [medeverdachte 1] zegt dat [naam] wel twaalf vijftig heeft afgegeven. Haal die 12,50 er eens af dan zouden we 4 of 4,5 rug gedraaid moeten hebben. [medeverdachte 2] denkt zo wie zo 3 of 3,5 rug. [medeverdachte 1] zegt dat ze dan al die jaren zijn gepikt.
[medeverdachte 2] weet nu wat ze moeten doen, het is klaar.
Op donderdag 30-06-2011 belt [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 4], [adres]. [37]
Nnman: “Ja nou goed. Nou ken je zien als je die [medeverdachte 4] ziet met dealen. . . weet je... is echt een vakman hoor.”
[medeverdachte 1]: “Het is niet normaal! Nou kan je het pas zien, nou kan je het pas zien he?
Nnman: Ja, maar ja kijk hij heeft verleden week ook, toen was ie er ook om zeven uur, toen hebt ie [naam] meegenomen en [naam]. Kijk als jij der niet bent... .kijk hij doet het voor jou natuurlijk he? Snap je wat ik bedoel.(…) Ja, en dan heb je dat jochie... die is ‘s ochtends om zeven uur ‘s thuis en dan krijgt ie honderd knaken in zijn handen, snap je?
[medeverdachte 1]: Ja dat weet ik dat weet ik....”
NNman: “Ja maar ja, dat ken ook niet he [medeverdachte 1], snap je wat ik bedoel?”
[medeverdachte 1]: “Nee, nee, weet ik...”
Nnman: “Snap je? Kijk hij is een vriend van jou en dat zegt ie zelfs over [medeverdachte 2] en dan zegt die: ‘ja die [kassier] die zit met zo’n kop en die geeft ie honderd knaken en hij neemt [naam] mee en [naam] mee’....kijk normaal...”
[medeverdachte 1]: “Nee, dat kan ook niet. Dat weet ik.”
(…)
Nnman: “Ja, maat snap je... hij zegt zelf ook ‘ja euh als [naam] werkt dan krijgt ze voor zes uurtjes, dan krijgt ze driehonderd.., ik zeg maar wat...”
[medeverdachte 1]: “Ja dat klopt.”
Nnman: “en hij gaat om acht uur de deur uit en hij komt ‘s nachts om acht uur er ‘s avonds weer in.”
[medeverdachte 1]: “Ja, ja dat weet ik.”
Nnman: “Kijk hij krijgt van jou... snap je wat ik bedoel?
[medeverdachte 1]: “Weet ik, weet ik.”
Nnman: “Kijk hij zegt ook verleden week heb ie twee meijer gehad, toen was die veertien uur onderweg... Ja maar hij begrijpt het niet weet je... die [kassier] die zegt gisteren tegen [medeverdachte 5] ook ‘ja alleen pokeraars mogen eten’. Ik denk zou die nou echt gek zijn of zo? Nee, maar snap je wat ik bedoel?”
[medeverdachte 1]: “Ha ha wat een mafkees he? Maar het was ook zijn laatste dag gister van [kassier].”
Nnman: “0 ja?”
[medeverdachte 1]: “Ja, want weet je waarom? Je weet hoe makkelijk ik ben he? Ik ben de makkelijkste.”
Nnman: “Ja.”
[medeverdachte 1]: “Maar ik denk hoe kan dat nou man? We hebben gespeeld tot vijf uur en er is maar zestien- of zeventien honderd over, terwijl er hele grote bakken euh stukken met geeltjes steeds daar naar toe..onverstaanbaar... staan er toch... ik denk hoe kan dat toch? Ik zeg tegen [medeverdachte 2] ‘ik weet niet, ik zeg mij maakt het niet uit hoor ik zeg maar....”
Nnman: “Ja joh, das een trucendoos joh.”
[medeverdachte 1]: “... ik zeg, maar dit kan gewoon niet!’
Nnman: “Nee, dat ken niet joh.”
[medeverdachte 1]: “Nou dan zegt [medeverdachte 2]: Ik ben er helemaal klaar mee. Ik voel hem ook al aan komen zegt ie, maar zegt ie ik kan het bijna niet geloven.., nou ik zeg geloof er dan maar wel aan.”
Nnman: “Ja tuurlijk. Ja kijk, [medeverdachte 4] die ken het als geen ander weet je, want die pakt af en toe wat extra’s weet je uit vreemde mensen, dan pakt ie als die dertig, dan pakt ie zestig. Pakt ie de eerste keer vijftien weet je, dat ken hij als geen ander.”
[medeverdachte 1]: “Ja”
Nnman: “Met die vingertjes van hem. ..snap je wat ik bedoel?”
[medeverdachte 1]: “Nou dat klopt, dat klopt. Is ie er morgen?”
Nnman: “Ja morgen, tuurlijk is die er morgen.”
[medeverdachte 1]: “Okee, okee.”
Nnman: Want dan kan je hem beter de tyfus laten krijgen... die [kassier] met zijn...
[medeverdachte 1]: “Dat doe ik ook. [medeverdachte 4] kan het zelf ook aan zn zij met dat tassie zitten, daar hoeft hij niet voor te zitten.”
Op donderdag 14 juli 2011 om 14.37 belt [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2]. [38]
[medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] het wel aan [kassier] moet laten weten.
[medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] het moet laten gaan. Het is ook deels hun eigen schuld.
(…)
[medeverdachte 1] zegt dat hij wel alle ins en outs van [voetbalclub] weet en dat hij wel z’n bek moet houden.
Op donderdag 14 juli 2011 om 00.51.50 belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 6]. [39]
(GSM van [medeverdachte 1] straalt zendmast bij [adres] te Haarlem aan).
[medeverdachte 1]: “Wat ben je aan het doen?”
[medeverdachte 6]: “Niks”.
[medeverdachte 1]: “Je moet werken.”
[medeverdachte 6]: “Hij zei, [medeverdachte 4] doet het wel.”
[medeverdachte 1] : “Wie zegt dat?”
[medeverdachte 6]: “[medeverdachte 2] toch?”
[medeverdachte 1]: “Jij bent gek. Hij moet toch afgelost worden?”
[medeverdachte 6]: “Ik kom wel terug.”
Op donderdag 14 juli 2017 belt [medeverdachte 1] belt met [verdachte]. [40]
[medeverdachte 1] zegt dat ze ruim twee jaar gepikt zijn. [verdachte] had gehoord dat ze pas om vijf uur klaar waren en vraagt hoeveel ze hadden.
[medeverdachte 1]: “Alles er op en er af vier en een half. Dan moeten de kosten er nog af.”
[verdachte]: “Jezus. Da’s veel. Niet te geloven.”
Op vrijdag 22 juli 2011 om 12.36 wordt [medeverdachte 1] door een onbekende man gebeld. [41]
Nnman vraagt of er woensdags nog wat te doen is bij [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] zegt op woensdag altijd.
Nnman vraagt of het leuk is.
[medeverdachte 1] zegt dat het een gezellig ploegie is, niet groot maar wel gezellig.
Op donderdag 28 juli 2011 belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [42]
[medeverdachte 1] zegt dat er netjes gedraaid is toch.
[verdachte] zegt fantastisch en dat het ongelofelijk is dat ze zoveel hebben gedraaid, “nog een paar weken en we zijn er uit, dat is perfect.”
Op donderdag 28 juli 2011 om 17.13 wordt [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 4], [adres]. [43]
[medeverdachte 1]: “En sinds die [kassier] dr niet meer is hebben we gewoon uhh 31 meijer overgehouden.
Nnman: Ja maar ja, [medeverdachte 4] zegt ook, als ik daar werk, hij ken werken, dr is niemand die het zo als hem ken hoor, want hij pakt nog af en toe wat ([medeverdachte 1] zegt: ja en lacht), nee maar net wat je zegt als hij daar ook nog effetjes 50 euro en lang kaarten, dan pak je gewoon 8 - 9 ruggen hoor, dus uhh. Die jongens moet je zien te krijgen.”
[medeverdachte 1]: “Ja”
Nnman: “Die jongens moet je gewoon elke week, en dan kommen er andere mensen ook. [medeverdachte 1].”
[medeverdachte 1]: “Zeker weten.”
Op 3 augustus 2011 belt [medeverdachte 1] met een onbekende man. [44]
Een onbekende man zegt dat hij die avond wel wil komen.
[medeverdachte 1]: “nee kom niet. Het is voor de club he, het is niet voor mij.
Nnman: “dat weet ik, ik betaal toch, dat maakt toch niet uit.”
[medeverdachte 1]: “nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee”
Nnman: “ok, ok [medeverdachte 1]”
Op donderdag 11 augustus om 23.10 wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2]. [45]
[medeverdachte 2] zegt dat hij 1 woensdag weg is. [medeverdachte 1] zegt dat het geen probleem is. (…) Al die jongens komen gewoon weer het was gezellig en klaar. [medeverdachte 1] had gezegd, we gaan niet lenen he... het is voor de club.., geen gekkigheid. 500... een rooitje is ook goed, maar voor de rest niet.
Op zaterdag 13 augustus 2011 wordt [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 4], [adres]. [46]
[medeverdachte 1] zegt dat hij vanavond weggaat en er niet is. Dan regelt Nnman het wel met [medeverdachte 2].
Op woensdag 17 augustus 2011 om 19.42 wordt [medeverdachte 5] gebeld door [medeverdachte 2]. [47]
[medeverdachte 2]: “Ja, je krijgt het nog druk hoor.”
[medeverdachte 5]: “Wat dan?”
[medeverdachte 2]: “Ja, [medeverdachte 4] belde me net op.(…) Ja daarom ga ik wel naar [medeverdachte 4] toe. (…) Ja, nou een mannetje is bij [medeverdachte 4]. Jij blijft bij die bak zitten en als iemand geld wil hebben geef je het aan die man en die brengt het naar de tafel toe.”
[medeverdachte 5]: “Ja, ik wissel het om.”
[medeverdachte 2]: “Ja, jij wisselt ja. en die man helpt jou om die fiches naar die tafel te brengen want jij moet bij die bak niet weglopen natuurlijk.”
[medeverdachte 5]: “Nee, ik blijf daar zitten, bij die bak.”
[medeverdachte 2]: “Ja.”
Op woensdag 17 augustus 2011 om 23.19 belt [medeverdachte 5] met [medeverdachte 2]. [48]
[medeverdachte 2]: “En [medeverdachte 4] krijgt 400 he”
[medeverdachte 5]: “[medeverdachte 4] krijgt 400”
[medeverdachte 2]: “Ja enne enne [serveerster] 200”
[medeverdachte 5]: “oke ja is goed”
Op donderdag 18 augustus 2011 om 10.49 wordt [medeverdachte 5] gebeld door [medeverdachte 2]. [49]
[medeverdachte 5]: “Toen ik weg ging was elf ruggen hoor in de pot. In de tas”
(…)
[medeverdachte 2]: “Ja dertien honderd was ehh geloof ik uitbetaald. Dus vierhonderd”
[medeverdachte 5]: “Ja”
[medeverdachte 2]: “[medeverdachte 4], twee honderd [serveerster] is zeshonderd”
(…)
[medeverdachte 2]: “lk zal je zeggen (fon) als die ja als die Turk deelt [medeverdachte 5] dan hou je minimaal vijf vijf ruggen hou je over minimaal”
[medeverdachte 5]: “Ja hij pakt hij pakt ehh vijfhonderd per per uur.”
[medeverdachte 2]: “Ja ja hij pakt ehh en hij juist ja. Hij pakt geen extra d’r af of zo terwijl die Turk heel snel gaat”
[medeverdachte 5]: “Jajaja”
[medeverdachte 2]: “Dat had [medeverdachte 1] vorige keer ook. Hij zegt nou ja [medeverdachte 4]”
[medeverdachte 5]: “Ja omdat [medeverdachte 4] [medeverdachte 4]”
[medeverdachte 2]: “ehh ja is een andere verhaal daarom ja”
[medeverdachte 5]: “Ja daarom is andere verhaal. Ja maar [medeverdachte 4] doet ook alles he die [medeverdachte 4]”
(…)
[medeverdachte 5]: “Maar ja om en om moet je doen ja maar dat kost je weer achthonderd, negenhonderd
[medeverdachte 2]: “Hoe bedoel je?”
[medeverdachte 5]: “Als je [medeverdachte 4] en die Turk kist (fon)”
[medeverdachte 2]: “Ja”
[medeverdachte 5]: “Dan verdien je pak je kost het negenhonderd”
[medeverdachte 2]: “Ja tuurlijk ja”
[medeverdachte 5]: “Maar die Turk verdient ze eigen geld he”
[medeverdachte 2]: “Ja ja ja hij heb van dit maar tien procent dus als er vijf ruggen binnenkomt heb je maar vijfhonderd he”
(…)
[medeverdachte 5]: “Dus of je nou vijfendertig pakt of vier ruggen, vier ruggen pak je toch zeker vijfhonderd, vierhonderd”
(…)
[medeverdachte 5]: “En [medeverdachte 4] moet je toch betalen”
(…)
[medeverdachte 2]: “Het enigste bij ons is is mooi spel hoor, ze komen graag bij ons”
[medeverdachte 5]: “Ja”
[medeverdachte 2]: “Als je dat elke week hebt ben je helemaal gedekt he.”
Op woensdag 31 augustus 2011 belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [50]
[verdachte] zegt dat hij vanavond bij [voetbalclub] blijft. [medeverdachte 1] zegt dat de meeste mensen tussen half negen en negen uur komen. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]e moet bellen.
[verdachte] vraagt of hij 2 tafels neer moet zetten of een. [medeverdachte 1] zegt dat hij er wel 2 neer kan zetten.
Op 1 september 2011 wordt [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 4], [adres]. [51]
Nnman zegt dat die twee jongens die er van de week waren, die moet je beschermen, die moet je terug laten komen, dat zijn aardige jongens en die hebben geld ook, je moet jongens hebben die een paar ruggen kunnen verliezen.
Op donderdag 8 september 2011 belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2]. [52]
[medeverdachte 2] legt uit hoe het potje verliep en zegt dat het een pot van 1500 was.
[medeverdachte 2] zegt dat de rest en alles bij [verdachte] ligt.
Op donderdag 15-09-2011 belt [medeverdachte 1] met [verdachte]. [53]
Na begroeting vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte]: “Netjes gedraaid?”
[verdachte] zegt: “Jaaah, ik krijg nog.., ok, je krijgt nog 1000. Dan heb je 34 en een half gedraaid, zo kun je het zien.
Op maandag 19 september 2011 belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4]. [54]
[medeverdachte 1] zegt dat hij pokerkaarten voor [medeverdachte 4] gehaald heeft. (…)
3.2.4. Bewijsoverweging
Is poker een kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen (hierna: WOK)?
De rechtbank is van oordeel dat het spelen van poker, waaronder de meest voorkomende variant Texas Hold ’em, een kansspel betreft in de zin van de WOK. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door twee recente arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1624 en 1625), waarnaar de rechtbank kortheidshalve verwijst.
Deze arresten sluiten aan bij de bedoeling van de wetgever. In het wetsvoorstel ter modernisering van de WOK stelt de regering immers voor om in artikel 1a na het woord “piramidespel” het woord “poker” toe te voegen. In de Memorie van Toelichting bij deze wetswijziging staat geschreven dat zowel het ministerie van Veiligheid en Justitie als de Belastingdienst poker altijd hebben aangemerkt als kansspel en dat er geen twijfel over mag bestaan dat poker onder het bereik van de WOK valt. De aanvulling van artikel 1a strekt hiertoe. [55]
Rolverdeling
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat het plan van de pokeravonden van [medeverdachte 1] is gekomen. Hij heeft deze avonden georganiseerd om de schulden van voetbalvereniging [voetbalclub] af te betalen. [medeverdachte 1] speelde tijdens de pokeravonden zelf kaart, maar regelde daarnaast de pokertafels en kaarten, zorgde voor de aanwezigheid van (voldoende) pokerspelers, betaalde de croupiers en serveerster uit en bepaalde wat er met de opbrengsten gebeurde. Hij organiseerde deze pokeravonden samen met [verdachte] en [medeverdachte 2]. [verdachte] was (al dan niet slechts op papier) voorzitter van de voetbalvereniging waar de pokeravonden werden gehouden, was tijdens de pokeravonden aanwezig, zette de spullen klaar, trad op als kassier en verrichtte betalingen namens de voetbalvereniging met de pokeropbrengsten. [medeverdachte 2] speelde eveneens poker, regelde de fiches, zorgde voor het eten, regelde af en toe de croupiers, verving [medeverdachte 1] als die afwezig was, instrueerde [medeverdachte 5] als [medeverdachte 1] en hij afwezig waren en trad eveneens op als kassier. Bovendien telde hij af en toe de opbrengsten alvorens [verdachte] deze mee naar huis nam. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] waren de vaste croupiers.
Hoewel de rechtbank onderkent dat [medeverdachte 1] degene was die uiteindelijke zeggenschap had over de pokeravonden, is de rechtbank van oordeel dat de bijdragen van zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] van dien aard zijn geweest dat gesproken kan worden van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Er was immers sprake van een intensieve samenwerking en een duidelijke taakverdeling tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Dit is anders voor [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. De door hen verrichte werkzaamheden acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Met hun rol als vaste croupier hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zich wel schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van het handelen in strijd met de WOK.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat poker een kansspel is in de zin van de WOK. Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt bovendien dat de pokeravonden bij [voetbalclub] voor iedereen vrij en toegankelijk waren en dat aan personen uit het publiek gelegenheid tot deelname aan een kansspel werd gegeven en gelegenheid werd gegeven mede te dingen naar prijzen, terwijl hiervoor geen vergunning was afgegeven. Het feit dat de deur van de voetbalvereniging vanaf een bepaald tijdstip met een balk werd afgesloten, maakt dit niet anders De rechtbank neemt aan dat dit geschiedde ter voorkoming van ontdekking door derden. Uit de feiten en omstandigheden volgt juist dat de organisatoren probeerden zoveel mogelijk (kapitaalkrachtige) spelers te werven. De hoge opbrengsten waren met name bestemd om de schulden van de voetbalclub af te lossen. Daarmee is ook het voor strafbaarheid vereiste bedrijfsmatige karakter van het pokeren, gegeven. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt het medeplegen van dit feit.
Witwassen
De rechtbank acht ook het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen van een bedrag van € 43.099,35 bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat vanaf maart 2010 per saldo een dergelijk bedrag op donderdagen en vrijdagen door [verdachte] is gestort op de bankrekening van [voetbalclub]. [verdachte] heeft verklaard dat deze stortingen werden gedaan van de pokeropbrengsten, zodat vast staat dat in ieder geval deze gelden van misdrijf afkomstig zijn. Uit diens verklaring volgt overigens dat een veel hoger bedrag aan pokeropbrengsten is witgewassen, aangezien er over het algemeen eerst schulden werden afgelost alvorens het restant door [verdachte] op de bank werd gestort. Gelet op de gesprekken over de wekelijkse hoge opbrengsten, de observaties en het op 5 oktober 2011 aangetroffen geldbedrag, acht de rechtbank dit ook aannemelijk. Een en ander behoeft echter geen verdere bespreking, nu het witwassen van een hoger bedrag hier niet ten laste is gelegd. De raadsman heeft nog aangevoerd dat [verdachte] enkel en alleen het geld voorhanden had en op de bank stortte in opdracht van [medeverdachte 1] en dat hij derhalve niet duurzaam met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt bij de uitvoering van het witwassen. Dit verweer wordt echter verworpen nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte actief betrokken was bij de organisatie van de illegale pokeravonden ten behoeve van het aflossen van schulden van de [voetbalclub] en daar ook een wezenlijke rol bij heeft vervuld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
3.2. Feit 3
3.2.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit (medeplegen) en tot bewezenverklaring van subsidiair het ten laste gelegde feit (medeplichtigheid).
3.2.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde bepleit. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman onder meer aangevoerd, dat verdachte zelf geen bedreigingen heeft geuit en dat hij evenmin op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] door [medeverdachte 1] werd afgeperst. Nu verdachte hiervan geen wetenschap had, ontbreekt iedere opzet van verdachte tot het afpersen van [slachtoffer].
3.2.3. Vrijspraak
Uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten ten aanzien van de rol van verdachte worden afgeleid:
Verdachte heeft op 4 juli 2011 van [medeverdachte 7] van [sportveldinrichter] een envelop ontvangen met daarin een faillissementsaanvraag, waarin twee vorderingen werden genoemd;
Verdachte heeft die zelfde dag telefonisch aan [medeverdachte 1] laten weten dat hij deze envelop had ontvangen, dat daarin papieren zaten omtrent een vordering en dat [medeverdachte 7] hem had gevraagd aan [medeverdachte 1] te vragen om er “druk” achter te zetten;
Verdachte is op woensdag 6 juli 2011 op verzoek van [medeverdachte 1] met hem meegegaan naar een ontmoeting met [medeverdachte 7] in een wegrestaurant te Amersfoort. Er heeft toen een bespreking tussen hen drieën plaatsgevonden, waarin gesproken is over de betreffende vordering en waarin door [medeverdachte 7] is toegezegd dat indien [medeverdachte 1] voor hem een bedrag bij [slachtoffer] zou innen, 30% van dat bedrag als sponsorgeld aan de [voetbalclub] zou toekomen;
Direct daarna is verdachte met [medeverdachte 1] doorgereden naar een wegrestaurant te Meerkerk voor een afspraak met [slachtoffer]. Bij het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] was verdachte niet aanwezig. Hij zat op enkele meters afstand de krant te lezen aan een tafeltje. Verdachte is na dit rustig verlopen gesprek met [medeverdachte 1] vertrokken;
[medeverdachte 1] heeft verdachte vervolgens verteld dat [slachtoffer] tot vrijdag had om te betalen, hetgeen later is verschoven naar maandag 11 juli 2011;
Op maandag 11 juli 2011 is [slachtoffer] met zijn zoon bij de voetbalclub [voetbalclub] gekomen. Hij kwam betalen. Hij is door [medeverdachte 1] meegenomen naar de bestuurskamer. Verdachte liep met hen mee en vroeg aan [medeverdachte 1] of hij hem nodig had. [medeverdachte 1] heeft verdachte toen gezegd dat hij niet nodig was, waarna [medeverdachte 1] alleen met [slachtoffer] en zijn zoon in de bestuurskamer is achtergebleven;
[slachtoffer] heeft in de bestuurskamer geld aan [medeverdachte 1] betaald. Na het vertrek van [slachtoffer] en zijn zoon is verdachte in de bestuurskamer gekomen en heeft hij samen met [medeverdachte 1] € 26.000,--, geteld. Dit betrof volgens [medeverdachte 1] (al) het geld dat [slachtoffer] had gebracht.
[medeverdachte 1] heeft verdachte hiervan toen een bedrag van € 10.000,-- gegeven om een urgente openstaande schuld van [voetbalclub] aan de gemeente af te lossen. Verdachte heeft deze schuld hiermee direct afgelost.
Vol opzet?
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte willens en wetens heeft meegewerkt aan het afpersen van [slachtoffer]. Verdachte was er weliswaar van op de hoogte dat [medeverdachte 7] via [medeverdachte 1] een schuld wilde innen bij [slachtoffer] maar dat is onvoldoende voor medeplichtigheid aan afpersing. Vast staat dat verdachte zelf geen bedreigingen heeft geuit en niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment kennis heeft genomen van door [medeverdachte 1] geuite bedreigingen. Wel zat verdachte op enige meters afstand toen [slachtoffer] in een wegrestaurant te Meerkerk door [medeverdachte 1] werd bedreigd (“deze vordering staat op jouw kop”), maar nergens blijkt dat verdachte deze bedreigingen heeft gehoord. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit niet het geval is geweest.
Het feit dat verdachte toen wel in de buurt zat en later – toen [slachtoffer] bij [voetbalclub] kwam betalen – met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] mee is gelopen naar de bestuurskamer en gevraagd heeft of hij nog “nodig” was, is voor de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte’s opzet er op gericht was om behulpzaam te zijn bij een afpersing. Weliswaar is begrijpelijk dat het slachtoffer de aanwezigheid van verdachte in de gegeven omstandigheden als intimiderend heeft ervaren, doch daaruit kan niet de opzet van verdachte worden afgeleid. Dat bij verdachte sprake is geweest van volle opzet op de (medeplichtigheid bij) afpersing kan op basis van de stukken dan ook niet worden bewezen.
Voorwaardelijk opzet?
Vraag is vervolgens of verdachte opzet in voorwaardelijke zin valt te verwijten, dat wil zeggen of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou worden afgeperst. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Alle omstandigheden van het onderhavige geval, zoals het feit dat [medeverdachte 1] zich zonder reële aanleiding bemoeide met het innen van een betwiste vordering bij de verkeerde partij, het feit dat via verdachte aan [medeverdachte 1] was gevraagd “druk” te zetten, terwijl [medeverdachte 1] een ook bij verdachte bekende reputatie had van een man wiens wil wet was en voor wie mensen bang waren en het feit dat zo snel na de ontmoeting in Meerkerk betaling van een groot geldbedrag in contanten plaatsvond, wijzen op een aanmerkelijke kans dat de snelle betaling van [slachtoffer] slechts werd ingegeven doordat hij werd bedreigd.
Desalniettemin is naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte geen sprake geweest van voorwaardelijk opzet aangezien niet kan worden aangenomen dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Dit oordeel stoelt de rechtbank op het volgende.
Naar de overtuiging van de rechtbank heeft verdachte in zijn verklaringen bij de politie belastend over zichzelf verklaard en zich zelf niet gespaard met betrekking tot zijn rol in deze zaak. De verklaringen van verdachte komen naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar over nu deze op tal van punten bevestiging vinden in andere onderzoeksbevindingen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat verdachte direct en volledige openheid van zaken gegeven.
Verdachte heeft in één van zijn eerste politieverklaringen spontaan verklaard over de betaling van € 10.000,-- aan de gemeente, dat dit geld afkomstig was van [slachtoffer] en hoe een en ander in zijn visie is gegaan. Deze verklaring heeft de politie op het spoor gezet van de afpersing. De rechtbank acht het onlogisch dat verdachte een dergelijke spontane verklaring zou hebben afgelegd als hij zich daadwerkelijk bewust was geweest van de kans dat [slachtoffer] met hulp van hem, verdachte, door [medeverdachte 1] was afgeperst.
Ook hetgeen verdachte hieromtrent verder nog heeft verklaard wijst er op dat verdachte zich hier ten tijde van de afpersing niet werkelijk van bewust is geweest. Verdachte heeft namelijk onder meer verklaard, op de vraag “Snap je dat wij het idee hebben dat dit lijkt op een afpersing of iets dergelijks”: “Nee, dat snap ik niet. Ik ben geen bodyguard of zo. Ik weet niet waarom [medeverdachte 1] me heeft meegevraagd. U vraagt mij waarom [sportveldinrichter] aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd dit te regelen. Weet ik veel. Misschien om als breekijzer te fungeren. Kijk, de meeste mensen zijn toch bang voor [medeverdachte 1]. Er zijn maar heel weinig mensen die niet doen wat hij zegt. Het is geen normale manier van zaken doen, nee. Op dat moment realiseerde ik me dat niet, nu jullie het zeggen wel.” en “Ik had geen rol en weet niet waarom ik mee kon. [medeverdachte 1] vroeg het gewoon. U vraagt mij of ik het normaal vind dat er 25.000 of 26.000 euro contant wordt betaald in een voetbalkantine voor iets waar wij eigenlijk niets mee van doen hebben, maar een schuld is van [slachtoffer] aan [sportveldinrichter]. Nee. Ik vind het een vreemde zaak, het is geen normale manier van zaken doen. [sportveldinrichter] had er achter aan moeten gaan. Ik weet de achterliggende dingen echt niet.” En: “[medeverdachte 1] praatte wel vaker met mensen apart, ik vond dat niet raar. Het was trouwens een gemoedelijk gesprek. Ik zat de krant te lezen. Ik was daar omdat ik mee was geweest naar die afspraak met [medeverdachte 7]. Ik heb ook de auto gereden naar beide afspraken.” en “Ik heb niets meegekregen van die 52.000/49.000 euro en de bedreiging. Ik wist op dat moment niet dat hij 49.000 euro heeft betaald. Ik begrijp het niet, want waarom betaal je 49.000 euro als dat 26.000 moet zijn. Het was gewoon een zakendeal. Ik heb ook niet gemerkt dat [medeverdachte 1] bedreigend op [slachtoffer] over kwam. Ik vind niet dat de vordering is overgenomen. [medeverdachte 7] heeft gewoon gezegd dat hij nog een vordering had bij [slachtoffer] en dat als wij er voor konden zorgen dat dat betaald werd, hij ons kon sponsoren.”
De rechtbank hecht waarde aan deze verklaringen en leidt daaruit dan ook af dat verdachte pas achteraf – namelijk op het moment dat hij door de politie voor het eerst werd geconfronteerd met het twijfelachtige karakter van de door [medeverdachte 1] uitgevoerde incasso – zich is gaan realiseren waar [medeverdachte 1] mogelijk mee bezig is geweest. Verdachte wist dat het de bedoeling was dat [medeverdachte 1] er "druk" achter zou zetten, maar daarmee is nog niet gezegd dat hij zich er bewust van is geweest dat dit gepaard zou (kunnen) gaan met bedreiging met geweld. Achteraf bezien had verdachte dit natuurlijk wel eerder kunnen beseffen maar de rechtbank acht aannemelijk dat hij zich dit destijds eenvoudigweg niet heeft gerealiseerd. Nu voorwaardelijk opzet derhalve evenmin kan worden bewezen, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
3.3. Feit 4
3.3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de gehele tenlastegelegde periode van 1 maart 2011 tot 6 oktober 2011 bewezen kan worden.
3.3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2014;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d.6 mei 2012 (zaaksdossier ZDH-04, map 4, p. 25-29);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2012 (zaaksdossier ZDH-04, map 4, p. 30-31);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van beslag locatie G d.d. 29 maart 2012, inclusief de lijst van in beslag genomen goederen (zaaksdossier ZDH-04, map 4, p. 33-39);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bevindingen d.d. 8 januari 2014 (map 19 aanvulling Courage, p. 5 onder ZD-H-04);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen 8 januari 2014 (map 19 aanvulling Courage, p. 138, onder nummer 22);
- de zich in het zaaksdossier ZD-H-4, map 4, bevindende foto’s, inclusief map 19 aanvulling Courage, p. 109-113 (zoeking locatie G bij verdachte);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (herkennen hennep en hasj) d.d. 20 mei 2012 (zaaksdossier ZD-H-04, map 4, p. 40-41);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (herkennen hennep en hasj 2e) d.d. 12 maart 2013 (map 19 aanvulling Courage, p. 127-129).
Bedrijfsmatig karakter
Nu op basis van de bovengenoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat het bewerken/verwerken/afleveren/vervoeren van de softdrugs op regelmatige, intensieve en professionele wijze geschiedde, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bedrijfsmatig karakter van deze handelingen.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 (zaaksdossier P-01 organiseren pokeren bij [voetbalclub]):
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2011 te Haarlem, me[sportveldinrichter]len, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van een kansspel, te weten "pokeren" (de variant "Texas Hold 'em"), mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling te weten (onder meer) door het leggen van kaarten, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Feit 2 (zaaksdossier F-01 witwassen pokeropbrengsten gedurende een langere periode):
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2011, te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens geldbedragen van in totaal EURO 43.099,35 verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 4 (zaaksdossier H-04 bewerken en voorhanden hebben verdovende middelen
[adres] en in auto):
hij in de periode van 1 maart 2011 tot 06 oktober 2011 te Haarlem (in een woning, gelegen aan de [adres]) tezamen en in vereniging met anderen in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt en afgeleverd en vervoerd (grote) hoeveelheden hennep (wiet) en/of hasjiesj (hasj),
en
hij op 6 oktober 2011 te Haarlem (in een woning, gelegen aan de [adres] en in een auto, kenteken [kenteken], geparkeerd bij [voetbalclub]) tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van ongeveer 2585,57 gram hennep (wiet) en 1233,02 gram hasjiesj (hasj) (in de woning) en een hoeveelheid van ongeveer 408,75 gram hennep (wiet) en 61,87 gram hasjiesj (hasj) (in zijn auto).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde:
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde:
medeplegen van het in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie aangevoerd dat, nu sinds de aanhouding drie (3) jaren zijn verstreken, sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Dit heeft zij verdisconteerd in haar strafeis. Voorts heeft zij in aanmerking genomen dat verdachte in zijn verhoren direct openheid van zaken heeft gegeven en ook bij zijn bekennende verklaring is gebleven. Anderzijds heeft zij, naast de ernst van de feiten, rekening gehouden met de gevolgen voor [slachtoffer] ten aanzien van de afpersing (feit 3).
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur achttien (18) maanden (in plaats van zesentwintig (26) maanden die zij zou hebben gevorderd indien geen sprake was geweest van overschrijding van de redelijke termijn en de open houding van verdachte).
Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot (hoofdelijke) betaling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in aanzienlijke mate rekening te houden met het feit dat verdachte ten aanzien van alle feiten altijd volledig heeft gehandeld in opdracht van anderen en geen enkele vorm van zeggenschap heeft gehad. Verdachte handelde enkel uitvoerend. Voorts heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder met name de grote financiële gevolgen van het faillissement van voetbalvereniging [voetbalclub] voor verdachte en zijn gezin. Ook is de redelijke termijn van deze strafzaak overschreden.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte weliswaar schuldig is, doch dat aan hem voor deze feiten geen straf zou moeten worden opgelegd. De raadsman heeft daarbij het volgende aangevoerd:
De verdovende middelen die bij verdachte zijn aangetroffen waren bestemd voor de bevoorrading van de coffeeshop [coffeeshop]. Verdachte verrichtte zijn werkzaamheden alleen ten behoeve van deze shop. In Nederland is er sprake van een door de overheid ontwikkeld gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van softdrugs in coffeeshops. De grondslag van dit beleid ligt in de afweging van belangen waarbij het belang van de handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang van de volksgezondheid en de openbare orde. Dit coffeeshopbeleid vertoont hybride trekken. Enerzijds is de verkoop van hennepproducten vanuit de coffeeshop met een gedoogvergunning, onder voorwaarden, toegestaan. Anderzijds is het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van die hennepproducten strafbaar. Gelet op deze achterdeurproblematiek, de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 16 oktober 2014 (ECLI:NL:RBNNE:2014:5043) en het gegeven dat verdachte heeft gehandeld binnen de belangrijkste doelstellingen van het softdrugsbeleid, stelt de verdediging zich op het standpunt dat hem geen straf of maatregel dient te worden opgelegd ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu dit de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven zal doorkruisen. Verdachte is wel bereid en in staat een (aanzienlijke) werkstraf te verrichten.
Gelet op de bepleitte vrijspraak ten aanzien van feit 3, dient de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in de visie van de verdediging te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was voorzitter van de Haarlemse voetbalvereniging [voetbalclub] en heeft gedurende een langere periode meegewerkt aan de organisatie van de pokeravonden bij deze club. Uit het dossier blijkt dat er op deze avonden door de spelers aanzienlijke geldbedragen zijn ingezet en verloren. Zo heeft één deelnemer in een telefoongesprek gezegd dat hij tijdens een pokeravond bij [voetbalclub] € 5.500,00 heeft verloren en daardoor in de problemen zat. Naar algemene ervaringsregels brengt deelname aan deze vorm van pokeren het risico van verslaving met zich mee. Verdachte wist dat spelers grote bedragen verloren, doch dit heeft hem er niet van weerhouden de illegale pokeravonden mede te organiseren. De opbrengst voor de organisatoren kon op zo’n avond oplopen tot wel € 4.000,00 per avond. Met dit geld werden schulden van de voetbalvereniging afgelost. Van de opbrengst werden contante betalingen gedaan. Wat er uiteindelijk overbleef, stortte verdachte in overleg met [medeverdachte 1] op de bankrekening van [voetbalclub]. Er zijn zo pokergelden tot een bedrag van tenminste € 43.099,35 witgewassen. Verdachte heeft zich hierdoor ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Voorts heeft verdachte zich gedurende ruim zeven maanden schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door het (tegen betaling) in bedrijf bewerken, verwerken, afleveren en vervoeren alsmede het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden wiet en hasj. De stof THC, die in hennep- en hasjproducten zit, kan bij gebruik niet alleen schadelijk zijn voor de volksgezondheid, maar is ook direct en indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit.
Rechterlijk pardon?
De Nederlandse overheid voert vanuit het oogpunt van het algemeen belang een beleid waarbij de verkoop van hennep in coffeeshops onder bepaalde voorwaarden wordt gedoogd. De teelt en de aanvoer van de hennep naar de coffeeshop is echter nog steeds verboden, hetgeen tot gevolg heeft dat de exploitatie van een coffeeshop, indien deze zich aan de regels en vergunningsvoorwaarden houdt, gedoogd wordt, maar dat de bevoorrading, het aanhouden van een handelsvoorraad (groter dan 500 gram) en de aankoop van de verdovende middelen bij kwekers, dan wel tussenhandelaren, verboden zijn en strafbare feiten opleveren. Dit wordt ook wel de achterdeurproblematiek genoemd en heeft ertoe geleid dat in een aantal strafzaken de exploitant van een coffeeshop schuldig is verklaard zonder toepassing van straf. Dit was het geval indien vast stond dat het bezit of de verwerking van de softdrugs plaats had met betrekking tot een voorraad die (uitsluitend) bestemd was voor een coffeeshop, de aangetroffen hoeveelheid softdrugs redelijk was voor een normale bevoorrading van die coffeeshop en de coffeeshop een behoorlijke boekhouding voerde en verantwoording aflegde aan de fiscus en zich aantoonbaar aan alle regels en vergunningsvoorwaarden had gehouden.
In de onderhavige zaak wordt vooropgesteld dat verdachte niet de exploitant was van coffeeshop [coffeeshop]. Hij stond als werknemer voor tien uren per week op de loonlijst van deze coffeeshop, welke op naam stond van de dochter van [medeverdachte 2]. Daarnaast bewerkte hij ten behoeve van deze coffeeshop, samen met zijn echtgenote, soft drugs in hun woning, waarvoor zij door [medeverdachte 2] zwart werden betaald.
In het onderzoek Courage zijn ook verdovende middelen aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2], aan de [adres] te Haarlem, bij medeverdachte [medeverdachte 8], aan de [adres] te Haarlem, bij medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 9], aan de [adres] te Haarlem en bij medeverdachte [medeverdachte 10] aan de [adres] te Haarlem. Voor de rechtbank is niet inzichtelijk geworden of en voor welke coffeeshop deze verdovende middelen bestemd waren.
Uit telefoongesprekken van onder andere [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] is gebleken dat beide personen in vergaande mate betrokken waren bij respectievelijk coffeeshop [coffeeshop] en [coffeeshop] en dat zij (ook) voor deze coffeeshops verdovende middelen inkochten. Voorts is gebleken dat zij onderling contact hadden over en met leveranciers van deze verdovende middelen. Gebleken is dat in ieder geval een aantal van de hiervoor bedoelde leveranciers (kwekers) voor het kweken van hun planten illegaal elektriciteit aftapten, met alle gevaren van dien. Uit niets blijkt dat dit de hiervoor genoemde medeverdachten of de exploitanten van coffeeshop [coffeeshop] of [coffeeshop] ervan heeft weerhouden tot de inkoop over te gaan, hetgeen wel verwacht mag worden van een verantwoordelijke zich aan alle regels houdende coffeeshop. Tot slot is van belang dat bij een groot aantal medeverdachten in het onderzoek Courage verboden wapens zijn aangetroffen.
De gedachte achter het gedoogbeleid is het op kleine schaal en onder strikte voorwaarden toestaan van de verkoop van softdrugs, waarbij er zo min mogelijk schade is voor de samenleving. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat noch de exploitanten noch andere direct betrokkenen bij [coffeeshop] en [coffeeshop] zich aan deze doelstelling ook maar iets gelegen lieten. Verdachte, die door zijn banden met zowel de voetbalclub [voetbalclub] als coffeeshop [coffeeshop], nauw betrokken was bij de familie [naam], had dit minst genomen kunnen vermoeden en liet zich bovendien deels zwart betalen. Bij genoemde coffeeshops was geen sprake van een transparante bedrijfsvoering, waarbij alle regels strikt in acht genomen werden en verdachte was hier van op de hoogte.
Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden ziet de rechtbank in de onderhavige zaak geen aanleiding voor toepassing van het rechterlijk pardon ten aanzien van feit 4.
Overschrijding redelijke termijn
Iedere verdachte heeft recht op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn teneinde te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging leeft. Deze redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In onderhavige zaak moet als aanvang van de termijn worden gerekend 6 oktober 2011, nu op die dag de woning van verdachte is doorzocht en verdachte vervolgens is aangehouden en in verzekering gesteld.
De rechtbank constateert dat de ingewikkeldheid van de zaak, noch verdachte en/of zijn raadsman van invloed zijn geweest op het feit dat de inhoudelijke behandeling van deze zaak pas drie jaar later plaatsvindt. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank het recht van verdachte op een openbare behandeling binnen een redelijk termijn is geschonden. Bij arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat daarom rekening houden met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, zoals dat overigens ook door de officier van justitie is gedaan.
Straf verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 augustus 2014, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder ter zake van overtreding van de Wet op de kansspelen, witwassen of de Opiumwet is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapportages gedateerd 20 januari 2014 en 10 februari 2014 alsmede de door de raadsman ingebrachte stukken met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte naar aanleiding van onderzoek Courage en het faillissement van voetbalvereniging [voetbalclub] in ernstige financiële problemen is geraakt. Doordat verdachte als voorzitter van de voetbalvereniging stond geregistreerd wordt hij door veel schuldeisers en de curator rechtstreeks aangesproken. Inmiddels heeft verdachte een vaste baan, waar hij hard voor werkt. Door de genoemde schuldenproblematiek houdt het gezin van verdachte tussen de € 20,00 en € 40,00 per week over om van te leven.
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij in zijn verhoren direct openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij niet alleen over de medeverdachten maar ook over zichzelf belastend heeft verklaard. Ook heeft verdachte bij het begaan van onderhavige feiten niet uit eigen geldelijk gewin gehandeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, diens bekennende houding, diens merendeels uitvoerende rol in de bewezen verklaarde feiten en het tijdsverloop, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet (meer) passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank ook een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats, nu zij verdachte vrijspreekt van de onder 3 ten laste gelegde afpersing. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot oplegging van een geldboete.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast legt zij een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het maximaal aantal uren op.
8. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 50.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
3 en 11 van de Opiumwet,
1. Wet op de kansspelen
1. en 6 Wet op de economische delicten.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 3 (DRIE) JAREN bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (HONDERDTWINTIG) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Boom, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. E.R. Mol,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.ZD-P-01, map 11-1 (p. 391 en 392).
3.ZD-P-01, map 11-1 (p. 395, 399 en 400).
4.ZD-P-01, map 11-1 (p.155 t/m 278).
5.ZD-P-01, map 11-1 (p. 279 t/m 287).
6.ZD-P-01, map 11-1 (p. 288 t/m 297).
7.ZD-P-01, map 11-1 (p. 298 t/m 308).
8.ZD-P-01, map 11-2 (p. 486).
9.ZD-P-01, map 11-2 (p. 491).
10.ZD-P-01, map 11-1 (p. 300 en 308).
11.ZD-P-01, map 11-1 (p. 255 e.v.).
12.ZD-P-01, map 11-1 (p. 279 e.v.).
13.ZD-P-01, map 11-1 (p. 298 e.v.).
14.ZD-P-01, map 11-2, een schriftelijk stuk, te weten het expertiserapport kansspelen d.d. 26 oktober 2011 (p. 842 e.v.), P-V verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 6 mei 2014 (losse bijlage), P-V verhoor getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris d.d. 6 mei 2014 (losse bijlage) .
15.ZD-P-01, map 11-1 (p. 3 van 99).
16.ZD-P-01, map 11-2 (p. 516).
17.ZD-P-01, map 11-2 (p. 528).
18.ZD-P-01, map 11-2 (p.519).
19.ZD-P-01, map 11-2 (p. 519 e.v.).
20.ZD-P-01, map 11-2 (p. 521).
21.ZD-P-01, map 11-2 (p. 545 en 546).
22.ZD-P-01, map 11-1 (p. 520).
23.ZD-P-01, map 11-2 (p. 548).
24.ZD-P-01, map 11-2 (p. 531 en 532).
25.ZD-P-01, map 11-2 (p. 530 en 531).
26.ZD-P-01, map 11-2 (p. 533 en 534).
27.ZD-P-01, map 11-2 (p. 547).
28.ZD-P-01, map 11-1 (p. 568 en 569)
29.ZD-P-01, map 11-2 (p. 485, 486 en 490).
30.ZD-P-01, map 11-2 (p. 488 en 489).
31.ZD-P-01, map 11-1 (p. 309).
32.ZD-P-01, map 11-1 (p. 314).
33.ZD-P-01, map 11-1 (p. 315).
34.ZD-P-01, map 11-1 (p. 318 en 319).
35.ZD-P-01, map 11-1 (p. 320).
36.ZD-P-01, map 11-1 (p. 322 – 323).
37.ZD-P-01, map 11-1 (p. 320 – 322).
38.ZD-P-01, map 11-1 (p. 327).
39.ZD-P-01, map 11-1 (p. 324).
40.ZD-P-01, map 11-1 (p. 325).
41.ZD-P-01, map 11-1 (p. 328 en 329).
42.ZD-P-01, map 11-1 (p. 329 en 330).
43.ZD-P-01, map 11-1 (p. 330 -331).
44.ZD-F-01, map 12-1 (proces verbaal witwassen p. 8 van 24).
45.ZD-P-01, map 11-1 (p. 333).
46.ZD-P-01, map 11-1 (p. 333 – 334).
47.ZD-P-01, map 11-1 (p. 350).
48.ZD-P-01, map 11-1 (p. 351-352).
49.ZD-P-01, map 11-2 (p. 501 -504).
50.ZD-P-01, map 11-1 (p. 335-336).
51.ZD-P-01, map 11-1 (p. 336).
52.ZD-P-01, map 11-1 (p. 337).
53.ZD-P-01, map 11-1 (p. 337-338).
54.ZD-P-01, map 11-1 ( p. 340).
55.Wijziging va de Wet op de kansspelen en enkele andere wetten, Kamerstuk 33996, 22 mei 2013.