ECLI:NL:RBNHO:2014:11848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5115
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om maatschappelijke opvang en schorsing van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die behoort tot de doelgroep voor maatschappelijke opvang. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem was afgewezen op 9 december 2014. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 12 december 2014 zijn verzoekster en haar gemachtigde verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door C.B.B. Dohmen en J.H. Knotnerus.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Verweerder werd opgedragen verzoekster per direct toe te laten tot de maatschappelijke opvang. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster, ondanks haar afwijzing voor een bijstandsuitkering vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning, wel degelijk tot de doelgroep voor maatschappelijke opvang behoort. Dit werd onderbouwd door de omstandigheden dat verzoekster geen sociaal netwerk heeft en er aanwijzingen zijn dat zij het slachtoffer is van huiselijk geweld.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de voorlopige voorziening één week na de beslissing op bezwaar vervalt, maar niet eerder dan op 12 januari 2015. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/5115
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2014 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om in aanmerking te komen voor maatschappelijke opvang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden bezwaar gemaakt en heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2014. Verzoekster en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.B.B. Dohmen en J.H. Knotnerus.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit;
- draagt verweerder op verzoekster per direct toe te laten tot de maatschappelijke opvang;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening één week na de datum van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar vervalt, maar niet eerder dan op 12 januari 2015;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 974,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft niet de taak om te voorzien in opvang voor verzoekster. Verweerder heeft dit ter zitting erkend.
Dit betekent dat verweerder maatschappelijke opvang moet bieden, mits verzoekster voldoet aan de criteria daarvoor.
3. Het standpunt van verweerder dat verzoekster niet voldoet aan het criterium regiobinding vindt de voorzieningenrechter niet steekhoudend. Bij een redelijke uitleg van dat begrip moet de voorzieningenrechter vaststellen dat verzoekster een binding heeft met Haarlem en niet met enige andere regio in Nederland. Zij voldoet dan ook aan dit criterium.
4.1
Wat betreft de vraag of verzoekster behoort tot de doelgroep waarvoor de maatschappelijke opvang is bestemd, zijn volgens de voorzieningenrechter de volgende omstandigheden van belang.
4.2
Verzoekster heeft geen inkomen. Gezien de rechtspraak heeft verzoekster ook geen recht op een bijstandsuitkering omdat ze geen verblijfsvergunning heeft en in afwachting is van een beslissing daarover.
4.3
Verzoekster beschikt niet over een sociaal netwerk dat bestaat uit vrienden of familie. In Nederland heeft zij alleen haar ex-man en haar kinderen. Dat verzoekster na een eerdere afwijzing van een verzoek om toelating tot de maatschappelijke opvang kans heeft gezien om tijdelijk onderdak te vinden, eerst kort bij instanties en vervolgens bij haar onbekende particulieren, betekent nog niet dat er een afdoende sociaal netwerk is. Bovendien heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat haar verblijfsmogelijkheden uitgeput raken.
4.4
Er zijn voldoende serieuze aanwijzingen dat verzoekster het slachtoffer is van huiselijk geweld. De dreiging daarvan is ook nog niet weg, nu ze aanspraak maakt op - ten minste - contact met haar kinderen en haar ex-man, die de geweldpleger is, die aanspraak niet wil erkennen.
4.5
Gezien deze omstandigheden behoort verzoekster naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wel tot de doelgroep en zijn er op dit moment geen alternatieve opvangmogelijkheden. Verweerder heeft nog gesteld dat verzoekster, gelet op haar verblijfsstatus en artikel 8 van de Wmo, geen aanspraak kan maken op maatschappelijk opvang. Gezien de rechtspraak hierover ziet de voorzieningenrechter echter geen reden voor een ander oordeel.
5. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het bestreden besluit te schorsen. Gelet op het spoedeisende belang van verzoekster bij toelating tot de maatschappelijke opvang ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat hij verweerder opdraagt verzoekster per direct toe te laten tot de maatschappelijk opvang. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat maatschappelijke opvang in ieder geval inhoudt het bieden van een veilige slaap- en verblijfruimte en al wat verzoekster verder nodig heeft om zichzelf te kunnen redden, gegeven de omstandigheid dat zij verstoken is van inkomen.
De voorzieningenrechter bepaalt daarbij dat deze voorlopige voorziening één week na de datum van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar vervalt, maar in ieder geval niet eerder dan op 12 januari 2015.
6. Bij deze beslissing dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzieningenrechter, en mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.