6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Tijdens een verjaardagsfeestje van zijn zoon is ruzie ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer. In zijn blinde woede heeft verdachte een bajonet gepakt en heeft daarmee het slachtoffer in zijn buik gestoken, waarbij de maag van het slachtoffer werd geperforeerd. Gelukkig is er geen lekkage in de buikholte ontstaan, waardoor complicaties zijn uitgebleven.
Door deze handeling heeft verdachte het leven van [slachtoffer] ernstig in gevaar gebracht en een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Naast de lichamelijke en psychische gevolgen die het slachtoffer van dit feit ondervindt, worden door een dergelijk misdrijf ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt door de schijnbare vanzelfsprekendheid waarmee steekwapens voorhanden zijn en de lichtzinnigheid waarmee daarvan gebruik wordt gemaakt. In zijn schriftelijke slachtofferverklaring heeft [slachtoffer] uiteengezet welke verstrekkende gevolgen dit feit voor hem heeft gehad en nog heeft.
Dat het letsel [slachtoffer] niet fataal is geworden, mag een gelukkige omstandigheid heten, die echter niet de verdienste van verdachte is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsdelict is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 januari 2014 van mevrouw [getuige 7] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland
.
Dit reclasseringsrapport houdt onder meer het volgende in:
Het recidiverisico wordt hoog/gemiddeld ingeschat. Vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek zal betrokkene eerder dan een ander last krijgen van spanningen, die voor hem moeilijk te hanteren zijn. Vanwege beperkt zelfinzicht is hij zich weinig bewust van risicofactoren, waardoor de kans op impulsieve (agressieve) doorbraken aanwezig blijft.
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden, is een toezicht op bijzondere voorwaarden met gedragsinterventies en/of behandelingen geïndiceerd.
Indien verdachte schuldig wordt bevonden en de aard en ernst van de feiten dit toelaat, wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 22 januari 2014 van [getuige 7] gezondheidspsycholoog.
De sterke krenkbaarheid van betrokkene is een risicofactor. Voorts heeft betrokkene in
duidelijk te beperkte mate inzicht in eigen problematiek, vertoont hij een sterke neiging tot
externaliseren en overschat hij de eigen vaardigheden zijn problemen op te lossen. Er is een duidelijk risico dat hij niet tijdig hulp zoekt indien hij problemen niet zelfstandig kan oplossen.
Naast de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vormt overmatig alcoholgebruik een risicofactor voor betrokkene, waarvan hij de ernst en mogelijke risico’s duidelijk onderschat. Deze factoren kunnen elkaar versterken en de kans op recidive doen toenemen.
De rapporteur acht behandeling van betrokkene noodzakelijk om het risico op recidive voldoende te verminderen. Hij zal meer inzicht dienen te krijgen in zijn persoonlijkheidsproblematiek en de daarmee samenhangende risicofactoren. Voorts onderschat hij de risico’s van alcohol op ontregeling van stemming en impulscontrole. Betrokkene overschat duidelijk de eigen mogelijkheden tot probleemoplossing. Daarvan is ook in verleden sprake gebleken. Betrokkene heeft meerdere malen van zijn huisarts het advies gekregen psychologische hulp te zoeken, doch dat steeds afgewezen. De
intrinsieke motivatie tot het zoeken van hulp is bij betrokkene dan ook gering. Voorts is de
verwachting dat hij de door hem als ondergeschikt ervaren positie in een behandelcontact vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek moeilijk zal verdragen, waardoor het risico op voortijdig afbreken van een behandeling reëel is.
Gezien het bovenstaande adviseert rapporteur betrokkene dan ook een ambulante behandeling op te leggen bij de Waag, de DFP (divisie forensische psychiatrie van GGZ-NH) of een vergelijkbare instelling als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Een verplicht reclasseringstoezicht wordt noodzakelijk geacht.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd op drie jaren te stellen.
Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals opgenomen in het reclasseringsrapport d.d. 30 januari 2014 van mevrouw [getuige 7], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de gestelde voorwaarden te houden.
Bij de bepaling van de omvang van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de gevorderde leeftijd van verdachte, de intensieve behandeling van verdachte bij de Divisie Forensische Psychiatrie na detentie en de straffen welke de rechtbank in soortgelijke gevallen pleegt op te leggen.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met daaraan gekoppeld een forse onvoorwaardelijke taakstraf, zoals verzocht door de raadsman van verdachte, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst en aard van het feit.