ECLI:NL:RBNHO:2014:11720
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne op luchthaven Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 augustus 2014 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 3024,2 gram cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren in Venezuela en thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol, had een koffer met daarin voetbalartikelen meegenomen van Trinidad naar Nederland. Tijdens een controle op Schiphol werd ontdekt dat in de scheenbeschermers in de koffer een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne was verstopt. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, die pleitte voor vrijspraak, zorgvuldig gewogen. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne en dat deze mogelijk later in de koffer was gestopt. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd, en legde een gevangenisstraf van dertig maanden op. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat de handel in cocaïne gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar op basis van de Opiumwet en legde de straf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.