ECLI:NL:RBNHO:2014:11611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
HAA 13/3192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van stukken inzake onroerende zaakbelasting en uitvoering Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen WOZ Bureau, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal en Zandvoort, verweerders. Eiser heeft op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de heffing van onroerende zaakbelasting (OZB) en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken. Het primaire besluit van 4 april 2013 wees een deel van de verzoeken toe, maar weigerde ook informatie over dwangbevelen en beslagleggingen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door verweerder ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2014 is eiser niet verschenen, maar verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank overweegt dat de Wob geen verplichting oplegt om informatie te vervaardigen die niet in bestaande documenten is neergelegd. Verweerder heeft aangegeven niet over de gevraagde documenten te beschikken, en de rechtbank acht deze mededeling niet ongeloofwaardig. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat verweerder wel over de gevraagde informatie beschikt. De rechtbank wijst erop dat de verplichtingen uit de Gerechtsdeurwaarderswet niet van toepassing zijn op de informatie die eiser verzoekt, en dat de mededeling van verweerder dat hij niet beschikt over de gevraagde documenten voldoende is onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat de Wob niet vereist dat verweerder gegevens verzamelt die niet in documenten zijn neergelegd, en dat de omstandigheid dat andere gemeenten mogelijk wel informatie hebben verstrekt, niet betekent dat verweerder dat ook moet doen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/3192
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2014 in de zaak tussen
WOZ Bureau, te Hoorn, eiser
(gemachtigde: dr.mr. A.J.G. Tijhuis),
en
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort, verweerders
(gemachtigde: mr. E. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2013 (het primaire besluit) heeft het hoofd van de uitvoeringsorganisatie ‘Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid’ namens verweerders (hierna: verweerder) de verzoeken van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels toegewezen en hiertoe stukken verstrekt. Voor het overige heeft hij de verzoeken afgewezen.
Bij besluit van 27 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2014. Eiseres en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door A. Bruijn.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
2. In geschil zijn nog de volgende verzoeken om informatie:
(6) het aantal dwangbevelen dat betekend is wegens het niet betalen van de OZB per jaar sinds 2010;
(7) het aantal beslagleggingen wegens het niet voldoen aan het dwangbevel per jaar sinds 2010;
(8) stukken ten aanzien van het rekenmodel om de WOZ waarde vast te stellen, waaronder stukken waaruit blijkt of het gaat om eigen programmatuur of door een externe software leverancier. In het laatste geval tevens informatie over het al dan niet ISO gecertificeerd zijn van de leverancier;
(9) het aantal objecten waarvan de waarde (voor eventueel bezwaar/beroep) modelmatig wordt vastgesteld en het aantal objecten waarvan het handmatig wordt gedaan per jaar sinds 2010;
(10) stukken ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde (software)systeem met vermelding van de toezichthoudende functionaris/instantie.
3.
Ten aanzien van de verzoeken (6) en (7)
3.1
Verweerder heeft aangegeven niet te beschikken over documenten waarin het aantal dwangbevelen en het aantal beslagleggingen wegens het niet betalen van de OZB is neergelegd. De opgemaakte dwangbevelen hebben namelijk niet uitsluitend betrekking op openstaande vorderingen ter zake van OZB, maar kunnen ook andere aanslagen omvatten. Het vergaren van de verzochte informatie kan alleen plaatsvinden door het nalopen van alle individuele dossiers en vergt derhalve een zodanig onevenredige inspanning dat verweerder hiertoe op grond van de Wob niet gehouden is. Een complicerende factor hierbij is het feit dat het betekenen van dwangbevelen en het leggen van beslagen uitbesteed is aan een extern kantoor. Uit navraag bij dit kantoor is gebleken dat dit evenmin beschikt over een overzicht van de verzochte aantallen.
3.2
Eiser bestrijdt dat deze informatie niet door verweerder kan worden vergaard. Hij stelt dat zijn desbetreffende verzoeken door tientallen andere gemeenten wel zijn ingewilligd. Hij voert voorts met een beroep op de Gerechtsdeurwaarderswet aan dat verweerder verplicht is een register bij te houden met daarin, in volgorde van dagtekening, afschriften van de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakt of ondertekende beslagexploten voor de duur van zeven jaren. Stukken die eventueel in het bezit zijn van de gerechtsdeurwaarder vallen onder het Wob-verzoek omdat de gerechtsdeurwaarder werkzaam is onder verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder dient hier derhalve over te beschikken.
Eiser voert bovendien aan dat uit de notitie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) van 20 maart 2013 volgt dat de onder de nummers (6) en (7) verzochte gegevens moeten worden verstrekt.
3.3
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2018) in een geval waarin een bestuursorgaan na onderzoek stelt dat een bepaald document niet onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan diegene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De mededeling van verweerder dat hij niet beschikt over een document waarin het aantal dwangbevelen en beslagleggingen is neergelegd, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De enkele stelling van eiser dat verweerder over deze gegevens zou behoren te beschikken op grond van verplichtingen die zouden volgen uit de Gerechtsdeurwaarderswet, is hiertoe onvoldoende. Daarbij komt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat de betrokken deurwaarders voor de hier in het geding zijnde taken door hem zijn aangewezen als belastingdeurwaarder, zodat de Gerechtsdeurwaarderswet hier niet van toepassing is.
De verwijzing van eiser naar de notitie van de VNG leidt niet tot een andere conclusie. De rechtbank leidt uit de notitie niet af dat gemeenten steeds over de in die notitie vermelde stukken beschikken, maar dat als gemeenten daarover beschikken hun wordt geadviseerd deze in het kader van een Wob-verzoek over te leggen.
De rechtbank volgt eiser niet in diens stelling dat verweerder deze gegevens kan verzamelen in een document. Verweerder heeft immers niet ongeloofwaardig toegelicht dat hij niet over deze gegevens beschikt. Bovendien is de Wob van toepassing op informatie die is neergelegd in bestaande documenten en kent deze geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2102).
Het betoog treft geen doel.
4.
Ten aanzien van verzoek (8)
4.1 Verweerder stelt dat het gebruikte waarderingssysteem niet voorziet in een rapportagemodule of selectiemogelijkheid om de verzochte gegevens in een document vast te leggen. Dat betekent dat verweerder de verzochte gegevens eerst zou moeten vergaren en bewerken om zodoende een speciaal stuk op te stellen. Dat vergt een onevenredige inspanning waartoe verweerder niet gehouden is.
Verweerder heeft voorts aangegeven dat sprake is van een externe softwareleverancier [naam] en het softwarepakket 4WOZ. Voor zover verweerder bekend is heeft de leverancier geen ISO-certificering.
4.2
Eiser bestrijdt dat deze informatie niet kan worden vergaard. Hij verwijst daartoe naar een besluit van de gemeente Buren, waarbij deze informatie wel is verstrekt. De gemeente Buren maakt, evenals verweerder, gebruik van een externe softwareleverancier en een extern softwarepakket. Eiser leidt hieruit af dat het wel mogelijk is de verzochte stukken over te leggen. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet heeft overwogen of sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 10 en 11 van de Wob.
4.3
De mededeling van verweerder dat hij niet beschikt over een document waarin de in dit verzoek bedoelde informatie is neergelegd, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De omstandigheid dat deze informatie door een andere gemeente wel is verstrekt, betekent niet dat de informatie ook bij iedere andere gemeente voorhanden is. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder beschikt over de verzochte informatie, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien te toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Wob.
Het betoog treft geen doel.
5.
Ten aanzien van verzoek (9)
5.1
Verweerder geeft aan dat er geen document is dat een antwoord geeft op het gestelde verzoek. Daaraan voegt verweerder toe dat de vraagstelling onduidelijk is. Waarden worden namelijk niet modelmatig vastgesteld, maar modelmatig gewaardeerd. De waarde wordt via een beschikkingsbiljet vastgesteld en bekendgemaakt aan de belastingplichtige.
5.2
Eiser betoogt dat hij in antwoord op een gelijkluidend verzoek van de gemeente Zoetermeer een eenvoudig overzicht heeft ontvangen waarin het aantal objecten is weergegeven dat is gewaardeerd met behulp van een computermodel en het aantal objecten dat handmatig is gewaardeerd. Gelet hierop ligt het op de weg van verweerder deze informatie eveneens te verstrekken.
Ook in verband met dit verzoek verwijst eiser naar de VNG-notitie en stelt hij dat verweerder het verzoek had moeten toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Wob.
5.3
Ook bij dit verzoek acht de rechtbank de mededeling van verweerder dat hij niet beschikt over een document waarin de verzochte informatie is neergelegd niet ongeloofwaardig. De wijze waarop gemeenten hun administratie voeren verschilt, en daarom is het mogelijk dat een andere gemeente in antwoord op de gestelde vraag wel een eenvoudig antwoord heeft kunnen geven.
Met betrekking tot de VNG-notitie en de toetsing aan de artikelen 10 en 11 van de Wob verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor bij andere verzoeken is opgemerkt.
Het betoog treft geen doel.
6.
Ten aanzien van verzoek (10)
6.1
Verweerder geeft aan dat een document ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde softwaresysteem niet bij hem berust. Wel heeft hij het ‘Plan van Aanpak Interne Controle GBKZ en Jaarrekening 2011’ en paragraaf 2.3.4 van de managementletter 2012 van de gemeente Bloemendaal aan eiser toegezonden omdat deze stukken naar zijn mening een relatie hebben met het gedane verzoek.
6.2
Eiser voert aan dat de toegezonden stukken de verzochte informatie niet bevatten omdat deze geen inzicht geven in de wijze waarop de gemeenten Bloemendaal en Zandvoort in het bijzonder hun kwaliteit waarborgen. Hij beschouwt de verwijzing naar deze stukken daarom als een afwijzing en stelt dat het besluit van verweerder in strijd met de notitie van de VNG een goede motivering ontbeert. Verweerder had moeten beoordelen of sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Wob, aldus eiser.
6.3
Ook hier is naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat verweerder na onderzoek heeft kunnen vaststellen dat er geen document aanwezig is waarin de verzochte informatie is vervat. Verweerder heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om te toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Wob. De verwijzing naar de VNG-notitie geeft geen aanleiding om hierover anders te oordelen.
Het betoog treft geen doel.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Beijen, voorzitter, en mr. M.P. de Valk en mr. E.P.W. van de Ven, leden, in aanwezigheid van mr. D. Ebbink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.