ECLI:NL:RBNHO:2014:11482

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
15/740519-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organiseren van illegale pokerwedstrijden en afpersing van een slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het organiseren van illegale pokerwedstrijden en het plegen van afpersing. De rechtbank oordeelde dat poker een kansspel is in de zin van de Wet op de kansspelen. De verdachte werd beschuldigd van het organiseren van pokerwedstrijden bij voetbalvereniging Young Boys in Haarlem, waar hij zonder vergunning gelegenheid bood aan het publiek om deel te nemen aan kansspelen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van gewoontewitwassen van pokeropbrengsten en afpersing van een slachtoffer, die onder druk werd gezet om een bedrag van € 49.000,- te betalen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 50.500,- aan het slachtoffer. De rechtbank wees ook het verzoek van de verdediging om prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie te stellen af, en oordeelde dat de dagvaarding geldig was en het Openbaar Ministerie ontvankelijk in zijn vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het organiseren van kansspelen zonder vergunning, gewoontewitwassen en afpersing, en dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor het slachtoffer, die nog steeds met psychische klachten kampt als gevolg van de afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740519-11 (P) (onderzoek Courage)
Uitspraakdatum: 4 december 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 januari 2012, 11 november 2014, 13 november 2014 en 20 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Beun en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1 (zaaksdossier P-01 organiseren pokeren bij Young Boys):
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 06 oktober 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om (telkens) door middel van een of meer (kans)spel(en), te weten (onder meer) (het zogenoemde) "pokeren" (waaronder de variant "Texas Hold 'em"), mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) (telkens) geschiedde door enige kansbepaling (te weten (onder meer) door het leggen van kaarten), waarop de deelnemers (telkens) in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Feit 2 (zaaksdossier F-01 witwassen pokeropbrengsten gedurende een langere periode):
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 06 oktober 2011, te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) (van in totaal EURO 43.099,35) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of er gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geld/ die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - geheel of ten dele afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Feit 3 (zaaksdossier F-01 witwassen betalingen spelers/trainers Young Boys gedurende
een langere periode):
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 30 juni 2011, te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer aanzienlijk(e) geldbedrag(en) (in totaal EURO 1.201.771,-), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of er gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geld/ die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - geheel of ten dele afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Feit 4 (zaaksdossier A-01 afpersing [slachtoffer]):
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Haarlem en/of en/of Breda en/of Noorderloos en/of Meerkerk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EURO 49.000,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: "Die vordering op jou is 52.000 Euro. Dit staat op jouw kop. Ik heb die vordering overgenomen van [BV medeverdachte 6]. Je kan mijn naam en telefoonnummer doorgeven aan de politie, dan maakt mij niet uit. Je kan onderduiken in Barbados of zo, dat maakt mij niet uit. Ik heb overal vrienden. Ook hier in Breda ken ik de [naam]. Je moet binnen een paar dagen betalen." en/of (vervolgens): "Dat maakt niet uit, het is op jouw kop gezet, ik kom het bij jou halen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- naar voornoemde [slachtoffer] (een) sms-bericht(en) werd(en) verzonden met de navolgende tekst(en): "We komen eraan" en/of "Zal ik nu iemand sturen" en/of "Je hoeft niet te vluchten" en/of "Onmiddelijk bellen", althans (een) bericht(en) van gelijke aard of strekking,
en/of (vervolgens)
- ( telefonisch) tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: " We maken je niet dood, maar komen achter je aan. Het is dat ik je ken, je krijgt uitstel tot maandag", althans woorden van gelijke aard of strekking.

2.Schorsing van de vervolging

2.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman verzoekt de behandeling aan te houden en aan het Europese Hof van Justitie prejudiciële vragen te stellen over de vraag of de Wet op de kansspelen en de daarin opgenomen verbodsbepaling in strijd is met artikel 56 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU).
2.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er geen Europese regelgeving is die de nationale wetgevingen met betrekking tot het aanbieden van kansspelen harmoniseert (vgl. Hoge Raad 13 juni 2008, C07/035HR, LJN BC8970). Binnen de grenzen van het VwEU kan elke lidstaat derhalve zelf bepalen welke regels hij stelt aan de toelaatbaarheid van het aanbieden van kansspelen. Volgens vaste rechtspraak staat artikel 56 VwEU in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die – zonder objectieve rechtvaardiging - de mogelijkheid voor een dienstverrichter om daadwerkelijk van de vrijheid van dienstverrichting gebruik te maken, beperkt. De raadsman heeft zich afgevraagd of dit het geval is met betrekking tot het verbieden van het organiseren van pokertoernooien. In een arrest uit 2010 heeft het Hof van Justitie naar aanleiding van prejudiciële vragen gesteld door de Hoge Raad geoordeeld dat artikel 56 VwEU zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat die de organisatie en de bevordering van kansspelen aan een gesloten stelsel onderwerpt ten gunste van één marktdeelnemer en elke andere marktdeelnemer verbiedt om op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat (via internet) onder dit stelsel vallende diensten aan te bieden (Hof van Justitie 3 juni 2010 C 258/08). In die zaak betrof het hoofdzakelijk sport gerelateerde kansspelen. De rechtbank vermag niet in te zien waarom dit oordeel anders zou zijn met betrekking tot pokerspelen, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet daarover prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding daarom ook af.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.

3.Bewijs3.1. Feiten 1 en 2

3.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
3.1.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsman zich op het volgende standpunt:
De camerabeelden moeten van het bewijs worden uitgesloten, omdat de voortduring van de inzet van deze BOB-middelen in strijd met de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit is geweest, nu het hier slechts ging om pokerwedstrijdjes in een sportkantine. Verder betwist de raadsman dat sprake was van een kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen. Enerzijds omdat poker een behendigheidsspel is en geen kansspel en anderzijds omdat er in de bestuurskamer in besloten gezelschap werd gespeeld. Tot slot betwist de raadsman dat verdachte als organisator kan worden aangemerkt. Alle deelnemers kwamen op eigen initiatief en verdachte was gewoon een van de spelers.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman zich op het volgende standpunt:
Het spelen van pokertoornooien in de kantine/bestuurskamer van Young Boys is geen misdrijf en derhalve kan er ook geen sprake zijn van door misdrijf verkregen gelden. Indien verdachte moet worden aangemerkt als organisator en de opbrengsten door hem zouden zijn aangewend voor aflossing van de schuld van de vereniging, is er volgens de raadsman geen
sprake van verhullen en derhalve geen sprake van witwassen. In dat geval gaat het om gelden verkregen uit eigen misdrijf en dient ontslag van rechtsvervolging te volgen.
3.1.3.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Inval
In de nacht van 5 op 6 oktober 2011 is de politie het pand van voetbalvereniging Young Boys aan het Tennispad 2 te Haarlem binnengevallen en heeft daar om 02.35 uur in de bestuurskamer dertien personen aangehouden, waaronder verdachte (hierna ook: [verdachte]), zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en[medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). In de bestuurskamer stond op dat moment een pokertafel waar op meerdere plaatsen fiches met het opschrift Young Boys lagen en waar op het moment van de inval vermoedelijk vijf mensen een kaartspel speelden. In de bestuurskamer stond verder nog een vergadertafel met daarop een open pokerkoffer met fiches, eveneens met het opschrift Young Boys. Op de schuimrubber toplaag van de pokerkoffer lagen A4-tjes met daarop aantekeningen van namen en bedragen, die al dan niet waren doorgekrast. Naast deze tafel stond een tasje met de tekst Diadora [2] , waarin € 6.900,00 aan bankbiljetten zat. [3]
Camerabeelden
Door de politie zijn in de bestuurskamer van voetbalvereniging Young Boys in het geheim camera’s geplaatst. Op de camerabeelden is te zien dat er op de woensdagen
7 september 2011 [4] , 14 september 2011 [5] , 21 september 2011 [6] en 5 oktober 2011 [7] tot diep in de nacht door meerdere personen een kaartspel wordt gespeeld. Voorts is te zien dat er op 7, 14 en 21 september 2011 telkens twee dezelfde croupiers aanwezig waren, die afwisselend kaarten deelden. Na nagenoeg elke ronde haalde deze croupiers fiches uit de pot, die zij vervolgens in de fichebak voor zich legden. Op het moment dat de croupiers van plaats wisselden nam de eerste croupier deze fiches mee. Eén van de twee croupiers die op de beelden is te zien is [medeverdachte 3] [8] , de andere is [medeverdachte 4] (hierna[medeverdachte 4]) [9] . Op de beelden van 5 oktober 2011 is te zien dat in die nacht slechts een croupier aan het werk is. Dit is [medeverdachte 3]. [10]
Op de beelden van 7 september 2011 is verder te zien dat er toen is gekaart door onder andere [verdachte] en zijn broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5]. [medeverdachte 1] geeft gedurende de avond stapeltjes met fiches aan mensen die aan de pokertafel zitten en hij haalt fiches weg die bij de croupier staan. Ook [medeverdachte 2] legt fiches op de pokertafel neer, maakt aantekeningen en neemt van spelers briefjes ter grootte van bankbiljetten aan. Om 04:46 uur haalt [medeverdachte 1] de vermoedelijke dealerbutton en kaarten van de tafel en neemt de pokerkoffer mee uit de bestuurskamer. De pokertafel wordt naar achteren geschoven, waarna [medeverdachte 1] er een kleed overheen legt. [11]
Op de beelden van 14 september 2011 is te zien dat [medeverdachte 1] om 21.53 uur een pokerkoffer met fiches op de pokertafel klaar zet. Even later legt hij daar ook de vermoedelijke dealerbutton en twee voorwerpen ter grote van een pakje speelkaarten neer. Vanaf 22:36 uur is er gekaart, onder meer door [verdachte] en [medeverdachte 2]. Gedurende de avond legt [medeverdachte 2] stapeltjes met vermoedelijk fiches op de tafel met de spelers. Om 04:26 uur wordt er met spelen gestopt. Daarna wordt door [medeverdachte 1] de pokertafel verplaatst en er wordt een kleed overheen gelegd. [12]
Op de beelden van 5 oktober 2011 is te zien dat [medeverdachte 1] in het begin van de avond een pokerkoffer op een vergadertafel zet. Gedurende een gedeelte van de avond zit [medeverdachte 2] aan deze vergadertafel. Te zien is dat hij fiches uit de pokerkoffer haalt en briefjes ter grootte van bankbiljetten aanneemt en ze telt. Verder is te zien dat [medeverdachte 1] gedurende de avond fiches uit de pokerkoffer pakt en aan spelers bij de pokertafel geeft. Voorts neemt hij briefjes ter grootte van bankbiljetten mee, die door spelers waren neergelegd en geeft ze af bij de pokerkoffer. Ook [verdachte] is aanwezig. Hij haalt meermalen opgevouwen briefjes ter grootte van bankbiljetten weg die door een speler op de pokertafel zijn gegooid, telt ze en geeft ze aan [medeverdachte 2]. [13]
Kansspel-specialisten van de Belastingdienst hebben de aangetroffen situatie en de camerabeelden beoordeeld en zijn tot de conclusie gekomen dat er poker werd gespeeld, te weten de populaire variant Texas Hold ‘em, en dat telkens sprake was van een cashgame. Voorts zijn deze deskundigen tot de conclusie gekomen dat de bij het spel gebruikte fiches konden worden gekocht, als inzet dienden, konden worden gewonnen en aan de organisatie konden worden terug verkocht. [14]
Noch aan de Young Boys, noch aan anderen, is een vergunning verleend voor het organiseren van deze pokerwedstrijden. [15]
Verklaring [medeverdachte 1]
heeft over de pokeravonden onder meer het navolgende verklaard:
[medeverdachte 1] is sinds enkele maanden op papier voorzitter van de voetbalvereniging Young Boys. De club is van [verdachte]. Hij bepaalt alles. [16] In november 2009 begon [medeverdachte 1] zich te verdiepen in de financiën van de voetbalvereniging. De club bleek een schuld van
€ 180.000,00 te hebben. [verdachte] kwam toen met het idee om pokerwedstrijden te organiseren, waarvan de opbrengst naar de club zou gaan. Vanaf maart 2010 werd er in de bestuurskamer van Young Boys gepokerd. Op het moment van de aanhouding was er al € 140.000 op de schulden afgelost. [17] Woensdag was de vaste pokerdag. Er was geen sprake van een lidmaatschap om mee te mogen doen. Elke gek uit Haarlem kon meedoen. [18] Het entreegeld was € 500,00 en daarvoor werden fiches gekocht. [19]
[verdachte] organiseerde de pokeravonden en zorgde ervoor dat er mensen kwamen. [20]
[verdachte] heeft de pokertafel en de betaling en ook de speelkaarten geregeld. [medeverdachte 2] heeft de pokerkoffer met fiches geregeld. [21] [medeverdachte 2] zorgde voor het eten. [22] [serveerster] serveerde de hapjes en drankjes. In het begin was[kassier] de kassier. De volgende dag kwam[kassier] dan de opbrengst bij [medeverdachte 1] brengen. Sinds[kassier] weg is, is [medeverdachte 1] er elke week. Hij is niet elke keer de kassier. De ene keer is hij de kassier, dan [medeverdachte 2] en dan weer [verdachte]. Aan het eind van de nacht, na betaling van de serveerster en croupiers, telt [verdachte] of [medeverdachte 2] en soms [medeverdachte 1] de opbrengst. [23] Daarna neemt [medeverdachte 1] het geld mee naar huis. De volgende dag neemt hij het weer mee naar de club en geeft het geld aan [verdachte]. [verdachte] betaalt er de spelers van. [24]
Er waren tijdens de pokeravonden twee vaste croupiers.[bijnaam medeverdachte 3] en [bijnaam medeverdachte 4]. Zij deelden al vanaf het begin. De laatste twee weken was alleen[bijnaam medeverdachte 3] er. [25] De opbrengst werd bepaald door de croupier. De croupier haalde daartoe van de inzet van de pot een percentage aan fiches af die hij in de bak voor hem legde. Als er een wissel van croupiers was, pakte hij die fiches op en bracht ze naar de tafel waar de kas was. De croupiers kregen voor hun werkzaamheden betaald. [verdachte] betaalde [bijnaam medeverdachte 4] waarschijnlijk € 500,00.[bijnaam medeverdachte 3] kreeg een percentage. Als [verdachte] er eens een keer niet was dan betaalde [medeverdachte 2] hem uit. [26]
In het begin werd er per week € 4.000,00 netto overgehouden aan een pokeravond. De laatste weken was dit tussen de € 1.000,00 en € 1.500,00. [27]
Een deel van de pokergelden is gestort op de bank als zijnde kantineopbrengsten van Young Boys. Dit was maar een deel omdat er meestal eerst schulden van werden afbetaald. [medeverdachte 1] hield dit bij op
www.kasboek.nl. Als er bijvoorbeeld € 500,- werd verdiend met pokeren, dan zette hij het in kasboek.nl onder inkomsten van kantine met de desbetreffende week. Als omschrijving gaf hij dan kantineopbrengsten. De werkelijke inkomsten boekte hij ook. Hij kan daardoor op de overzichten van de contante stortingen op de bankrekeningen van Young Boys niet zien wat de pokeropbrengsten zijn. Wat hij wel kan zeggen is dat wat er overbleef van de pokeropbrengsten doorgaans op donderdag of vrijdag door hem werd gestort op de bank. De werkelijke kantineopbrengsten stortte hij altijd op maandag of dinsdag, aldus nog steeds [medeverdachte 1]. [28]
Bankafschriften Young Boys
Ten behoeve van het onderzoek zijn de bankafschriften van Young Boys opgevraagd. Young Boys beschikte over twee bankrekeningen. Uit deze bankafschriften valt op te maken dat de contant geboekte kantine inkomsten over 2010 € 57.688,85 bedragen en dat de contant geboekte kantine inkomsten over 1 januari 2011 t/m 26 mei 2011 € 19.308,83 bedragen. Uit een analyse van de politie blijkt dat vanaf maart 2010 op donderdagen en vrijdagen een bedrag van in totaal € 44.099,35 contant is gestort.
Verklaring [medeverdachte 3]
heeft verklaard dat hij kleine [bijnaam medeverdachte 4] kent en dat kleine [bijnaam medeverdachte 4] deelt bij Young Boys. Kleine [bijnaam medeverdachte 4] kwam daar al een langere periode dan hij zelf. De vader van kleine [bijnaam medeverdachte 4] was één van de vaste pokerspelers bij Young Boys. Op de vraag of [medeverdachte 3] medeverdachte [medeverdachte 4] kent heeft hij geantwoord: “De grote of de kleine? Er zijn twee [bijnaam medeverdachte 4], hoor ik altijd. Grote en kleine [bijnaam medeverdachte 4].” [29] Verder heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de fiches regelden en achter de fiches koffer zaten en dat hij onder andere door [medeverdachte 2] werd gevraagd om bij Young Boys te komen delen. [30]
Telefoongesprekken
Tijdens het onderzoek Courage zijn vele telefoongesprekken afgeluisterd die voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] ondersteunen. De rechtbank komt tot de navolgende selectie van relevante gesprekken.
Op donderdag 27 mei 2010 om 11:59:21 uur wordt een zekere [voornaam] gebeld door een onbekende vrouw. [31]
[voornaam] zegt dat hij bij Young Boys is geweest. [voornaam] legt uit hoe het ging met gokken. [voornaam] vraagt wanneer vriendin haar salaris krijgt; ze weet dat niet precies. [voornaam] zegt dat hij het wel heeft geregeld, maar dat hij die jongens moet terugbetalen. Even later belt [voornaam] met een onbekende man. [voornaam] vertelt dat hij het zwaar heeft verneukt bij Young Boys en dat hij 6200 heeft verloren, 5500 bij Young Boys.
Op donderdag 15 juni 2011 om 22:48 belt [verdachte] met [medeverdachte 2]. [32]
[verdachte] zegt dat hij [serveerster] is vergeten te vragen en vraagt of hij haar nu nog moet bellen.
[medeverdachte 2] zegt dat het nu geen zin meer heeft.
[verdachte] zegt dat hij er met 10 minuten is en vraagt of het druk is.
[medeverdachte 2] telt en zegt zeven man.
Op woensdag 22 juni 2011 om 23.02 uur wordt [verdachte] gebeld door het telefoonnummer
[telefoonnummer] ten name van [vader medeverdachte 4], [adres]. [33]
[verdachte] word gebeld door Nnman en vraagt waar Nnman blijft.
Nnman zegt dat “hij” hem zou bellen, maar hij is niet gebeld.
[medeverdachte 2] neemt de telefoon over van [verdachte] en zegt dat NNman er had moeten zijn.
[medeverdachte 2] zegt dat als NNman komt, zijn er zes man en kunnen ze spelen.
Op donderdag 30-06-2011 om 21.54 belt [verdachte] met [medeverdachte 1]. [34]
[verdachte]: “Ja, maar hoe boek jij die poker in?”
[medeverdachte 1]: “Die poker, die boek ik natuurlijk niet in, dat staat allemaal in de schaduwboekhouding.”
[verdachte]: “Ja, oke dat begrijp ik, maar je betaalt toch?”
[medeverdachte 1]: “Ja, nee das allemaal wel verantwoord omdat ik het stort op de bank en dat boek ik als kantine inkomsten.”
Korte tijd later belt [verdachte] opnieuw met [medeverdachte 1]. [35]
[verdachte]: “Hoe kan je het als kantine inkomsten boeken als je geen opbrengsten hebt in de kantine?”
[medeverdachte 1]: “Kantine opbrengsten van bepaalde weken, heb je die bonnen van. Daar heb ik allemaal bonnetjes van. Van de kassa uitdraaien. En al die weken. Dat is nu de laatste twee, drie weken, hebben we geen kantine inkomsten.”
Op donderdag 30 juni 2011 om 22.27 wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2]. [36]
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] zelf[kassier] belt. [medeverdachte 2] gaat dat doen.
[verdachte] zegt laat [bijnaam medeverdachte 4] maar lekker zelf die tas bij hem houden dan weten we zeker dat het goed is. [medeverdachte 2] is dat ook van plan, hij hoeft daar niet te gaan zitten met dat ding. [verdachte] had er een vieze smaak van in zijn mond. [verdachte] had aan[kassier] gevraagd hoeveel er was gedraaid,[kassier] zei dit en dat, [verdachte] zei hoe kan dat nou man, steeds hele dikke potten mee, steeds vier of vijf honderd mee.
[medeverdachte 2] zegt dat is ook niet de eerste keer hoor dat is al een paar keer eerder gebeurd. [medeverdachte 2] zegt dan begrijp ik dat hij niet wil werken, hij verdient zo een maandsalaris.
[verdachte] zegt dat [bijnaam medeverdachte 4] of [medeverdachte 2] die tas bij zich moet houden. [verdachte] zegt dat Henkie wel twaalf vijftig heeft afgegeven. Haal die 12,50 er eens af dan zouden we 4 of 4,5 rug gedraaid moeten hebben. [medeverdachte 2] denkt zo wie zo 3 of 3,5 rug. [verdachte] zegt dat ze dan al die jaren zijn gepikt.
[medeverdachte 2] weet nu wat ze moeten doen, het is klaar.
Op donderdag 30-06-2011 belt [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [vader medeverdachte 4], [adres]. [37]
Nnman: “Ja nou goed. Nou ken je zien als je die [bijnaam medeverdachte 4] ziet met dealen. . . weet je... is echt een vakman hoor.”
[verdachte]: “Het is niet normaal! Nou kan je het pas zien, nou kan je het pas zien he?
Nnman: Ja, maar ja kijk hij heeft verleden week ook, toen was ie er ook om zeven uur, toen hebt ie Robbie meegenomen en Kees. Kijk als jij der niet bent... .kijk hij doet het voor jou natuurlijk he? Snap je wat ik bedoel.(…) Ja, en dan heb je dat jochie... die is ‘s ochtends om zeven uur ‘s thuis en dan krijgt ie honderd knaken in zijn handen, snap je?
[verdachte]: Ja dat weet ik dat weet ik....”
NNman: “Ja maar ja, dat ken ook niet he [verdachte], snap je wat ik bedoel?”
[verdachte]: “Nee, nee, weet ik...”
Nnman: “Snap je? Kijk hij is een vriend van jou en dat zegt ie zelfs over [medeverdachte 2] en dan zegt die: ‘ja die[kassier] die zit met zo’n kop en die geeft ie honderd knaken en hij neemt Kees mee en Robbie mee’....kijk normaal...”
[verdachte]: “Nee, dat kan ook niet. Dat weet ik.”
(…)
Nnman: “Ja, maat snap je... hij zegt zelf ook ‘ja euh als Sylvia werkt dan krijgt ze voor zes uurtjes, dan krijgt ze driehonderd.., ik zeg maar wat...”
[verdachte]: “Ja dat klopt.”
Nnman: “en hij gaat om acht uur de deur uit en hij komt ‘s nachts om acht uur er ‘s avonds weer in.”
[verdachte]: “Ja, ja dat weet ik.”
Nnman: “Kijk hij krijgt van jou... snap je wat ik bedoel?
[verdachte]: “Weet ik, weet ik.”
Nnman: “Kijk hij zegt ook verleden week heb ie twee meijer gehad, toen was die veertien uur onderweg... Ja maar hij begrijpt het niet weet je... die[kassier] die zegt gisteren tegen [medeverdachte 5] ook ‘ja alleen pokeraars mogen eten’. Ik denk zou die nou echt gek zijn of zo? Nee, maar snap je wat ik bedoel?”
[verdachte]: “Ha ha wat een mafkees he? Maar het was ook zijn laatste dag gister van[kassier].”
Nnman: “0 ja?”
[verdachte]: “Ja, want weet je waarom? Je weet hoe makkelijk ik ben he? Ik ben de makkelijkste.”
Nnman: “Ja.”
[verdachte]: “Maar ik denk hoe kan dat nou man? We hebben gespeeld tot vijf uur en er is maar zestien- of zeventien honderd over, terwijl er hele grote bakken euh stukken met geeltjes steeds daar naar toe..onverstaanbaar... staan er toch... ik denk hoe kan dat toch? Ik zeg tegen [medeverdachte 2] ‘ik weet niet, ik zeg mij maakt het niet uit hoor ik zeg maar....”
Nnman: “Ja joh, das een trucendoos joh.”
[verdachte]: “... ik zeg, maar dit kan gewoon niet!’
Nnman: “Nee, dat ken niet joh.”
[verdachte]: “Nou dan zegt [medeverdachte 2]: Ik ben er helemaal klaar mee. Ik voel hem ook al aan komen zegt ie, maar zegt ie ik kan het bijna niet geloven.., nou ik zeg geloof er dan maar wel aan.”
Nnman: “Ja tuurlijk. Ja kijk, [bijnaam medeverdachte 4] die ken het als geen ander weet je, want die pakt af en toe wat extra’s weet je uit vreemde mensen, dan pakt ie als die dertig, dan pakt ie zestig. Pakt ie de eerste keer vijftien weet je, dat ken hij als geen ander.”
[verdachte]: “Ja”
Nnman: “Met die vingertjes van hem. ..snap je wat ik bedoel?”
[verdachte]: “Nou dat klopt, dat klopt. Is ie er morgen?”
Nnman: “Ja morgen, tuurlijk is die er morgen.”
[verdachte]: “Okee, okee.”
Nnman: Want dan kan je hem beter de tyfus laten krijgen... die[kassier] met zijn...
[verdachte]: “Dat doe ik ook. [bijnaam medeverdachte 4] kan het zelf ook aan zn zij met dat tassie zitten, daar hoeft hij niet voor te zitten.”
Op donderdag 14 juli 2011 om 14.37 belt [verdachte] belt [medeverdachte 2]. [38]
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] het wel aan[kassier] moet laten weten.
[medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] het moet laten gaan. Het is ook deels hun eigen schuld.
(…)
[verdachte] zegt dat hij wel alle ins en outs van Youngboys weet en dat hij wel z’n bek moet houden.
Op donderdag 14 juli 2011 om 00.51.50 belt [verdachte] met[zoon verdachte]. [39]
(GSM van [verdachte] straalt zendmast bij Tennispad te Haarlem aan).
[verdachte]: “Wat ben je aan het doen?”
[zoon verdachte]: “Niks”.
[verdachte]: “Je moet werken.”
[zoon verdachte]: “Hij zei, [medeverdachte 4] doet het wel.”
[verdachte] : “Wie zegt dat?”
[zoon verdachte]: “[medeverdachte 2] toch?”
[verdachte]: “Jij bent gek. Hij moet toch afgelost worden?”
[zoon verdachte]: “Ik kom wel terug.”
Op donderdag 14 juli 2017 belt [verdachte] belt met [medeverdachte 1]. [40]
[verdachte] zegt dat ze ruim twee jaar gepikt zijn. [medeverdachte 1] had gehoord dat ze pas om vijf uur klaar waren en vraagt hoeveel ze hadden.
[verdachte]: “Alles er op en er af vier en een half. Dan moeten de kosten er nog af.”
[medeverdachte 1]: “Jezus. Da’s veel. Niet te geloven.”
Op vrijdag 22 juli 2011 om 12.36 wordt [verdachte] door een onbekende man gebeld. [41]
Nnman vraagt of er woensdags nog wat te doen is bij [verdachte].
[verdachte] zegt op woensdag altijd.
Nnman vraagt of het leuk is.
[verdachte] zegt dat het een gezellig ploegie is, niet groot maar wel gezellig.
Op donderdag 28 juli 2011 belt [verdachte] met [medeverdachte 1]. [42]
[verdachte] zegt dat er netjes gedraaid is toch.
[medeverdachte 1] zegt fantastisch en dat het ongelofelijk is dat ze zoveel hebben gedraaid, “nog een paar weken en we zijn er uit, dat is perfect.”
Op donderdag 28 juli 2011 om 17.13 wordt [verdachte] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [vader medeverdachte 4], [adres]. [43]
[verdachte]: “En sinds die[kassier] dr niet meer is hebben we gewoon uhh 31 meijer overgehouden.
Nnman: Ja maar ja, [bijnaam medeverdachte 4] zegt ook, als ik daar werk, hij ken werken, dr is niemand die het zo als hem ken hoor, want hij pakt nog af en toe wat ([verdachte] zegt: ja en lacht), nee maar net wat je zegt als hij daar ook nog effetjes 50 euro en lang kaarten, dan pak je gewoon 8 - 9 ruggen hoor, dus uhh. Die jongens moet je zien te krijgen.”
[verdachte]: “Ja”
Nnman: “Die jongens moet je gewoon elke week, en dan kommen er andere mensen ook. [verdachte].”
[verdachte]: “Zeker weten.”
Op 3 augustus 2011 belt [verdachte] met een onbekende man. [44]
Een onbekende man zegt dat hij die avond wel wil komen.
[verdachte]: “nee kom niet. Het is voor de club he, het is niet voor mij.
Nnman: “dat weet ik, ik betaal toch, dat maakt toch niet uit.”
[verdachte]: “nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee”
Nnman: “ok, ok [verdachte]”
Op donderdag 11 augustus om 23.10 wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2]. [45]
[medeverdachte 2] zegt dat hij 1 woensdag weg is. [verdachte] zegt dat het geen probleem is. (…) Al die jongens komen gewoon weer het was gezellig en klaar. [verdachte] had gezegd, we gaan niet lenen he... het is voor de club.., geen gekkigheid. 500... een rooitje is ook goed, maar voor de rest niet.
Op zaterdag 13 augustus 2011 wordt [verdachte] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] name van [vader medeverdachte 4], [adres]. [46]
[verdachte] zegt dat hij vanavond weggaat en er niet is. Dan regelt Nnman het wel met [medeverdachte 2].
Op woensdag 17 augustus 2011 om 19.42 wordt [medeverdachte 5] gebeld door [medeverdachte 2]. [47]
[medeverdachte 2]: “Ja, je krijgt het nog druk hoor.”
[medeverdachte 5]: “Wat dan?”
[medeverdachte 2]: “Ja, [vader medeverdachte 4] belde me net op.(…) Ja daarom ga ik wel naar [vader medeverdachte 4] toe. (…) Ja, nou een mannetje is bij [vader medeverdachte 4]. Jij blijft bij die bak zitten en als iemand geld wil hebben geef je het aan die man en die brengt het naar de tafel toe.”
[medeverdachte 5]: “Ja, ik wissel het om.”
[medeverdachte 2]: “Ja, jij wisselt ja. en die man helpt jou om die fiches naar die tafel te brengen want jij moet bij die bak niet weglopen natuurlijk.”
[medeverdachte 5]: “Nee, ik blijf daar zitten, bij die bak.”
[medeverdachte 2]: “Ja.”
Op woensdag 17 augustus 2011 om 23.19 belt [medeverdachte 5] met [medeverdachte 2]. [48]
[medeverdachte 2]: “En [bijnaam medeverdachte 4] krijgt 400 he”
[medeverdachte 5]: “[bijnaam medeverdachte 4] krijgt 400”
[medeverdachte 2]: “Ja enne enne [serveerster]200”
[medeverdachte 5]: “oke ja is goed”
Op donderdag 18 augustus 2011 om 10.49 wordt [medeverdachte 5] gebeld door [medeverdachte 2]. [49]
[medeverdachte 5]: “Toen ik weg ging was elf ruggen hoor in de pot. In de tas”
(…)
[medeverdachte 2]: “Ja dertien honderd was ehh geloof ik uitbetaald. Dus vierhonderd”
[medeverdachte 5]: “Ja”
[medeverdachte 2]: “[bijnaam medeverdachte 4], twee honderd [serveerster] is zeshonderd”
(…)
[medeverdachte 2]: “lk zal je zeggen (fon) als die ja als die [verwijzing naar medeverdachte 3] deelt [medeverdachte 5] dan hou je minimaal vijf vijf ruggen hou je over minimaal”
[medeverdachte 5]: “Ja hij pakt hij pakt ehh vijfhonderd per per uur.”
[medeverdachte 2]: “Ja ja hij pakt ehh en hij juist ja. Hij pakt geen extra d’r af of zo terwijl die [verwijzing naar medeverdachte 3] heel snel gaat”
[medeverdachte 5]: “Jajaja”
[medeverdachte 2]: “Dat had [verdachte] vorige keer ook. Hij zegt nou ja [bijnaam medeverdachte 4]”
[medeverdachte 5]: “Ja omdat [bijnaam medeverdachte 4] ”
[medeverdachte 2]: “ehh ja is een andere verhaal daarom ja”
[medeverdachte 5]: “Ja daarom is andere verhaal. Ja maar [bijnaam medeverdachte 4] doet ook alles he die [medeverdachte 4]”
(…)
[medeverdachte 5]: “Maar ja om en om moet je doen ja maar dat kost je weer achthonderd, negenhonderd
[medeverdachte 2]: “Hoe bedoel je?”
[medeverdachte 5]: “Als je [medeverdachte 4] en die [verwijzing naar medeverdachte 3] kist (fon)”
[medeverdachte 2]: “Ja”
[medeverdachte 5]: “Dan verdien je pak je kost het negenhonderd”
[medeverdachte 2]: “Ja tuurlijk ja”
[medeverdachte 5]: “Maar die [verwijzing naar medeverdachte 3] verdient ze eigen geld he”
[medeverdachte 2]: “Ja ja ja hij heb van dit maar tien procent dus als er vijf ruggen binnenkomt heb je maar vijfhonderd he”
(…)
[medeverdachte 5]: “Dus of je nou vijfendertig pakt of vier ruggen, vier ruggen pak je toch zeker vijfhonderd, vierhonderd”
(…)
[medeverdachte 5]: “En [bijnaam medeverdachte 4] moet je toch betalen”
(…)
[medeverdachte 2]: “Het enigste bij ons is is mooi spel hoor, ze komen graag bij ons”
[medeverdachte 5]: “Ja”
[medeverdachte 2]: “Als je dat elke week hebt ben je helemaal gedekt he.”
Op woensdag 31 augustus 2011 belt [verdachte] met [medeverdachte 1]. [50]
[medeverdachte 1] zegt dat hij vanavond bij Young Boys blijft. [verdachte] zegt dat de meeste mensen tussen half negen en negen uur komen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] [bijnaam medeverdachte 4] en [bijnaam medeverdachte 3] moet bellen.
[medeverdachte 1] vraagt of hij 2 tafels neer moet zetten of een. [verdachte] zegt dat hij er wel 2 neer kan zetten.
Op 1 september 2011 wordt [verdachte] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] ten name van [vader medeverdachte 4], [adres]. [51]
Nnman zegt dat die twee jongens die er van de week waren, die moet je beschermen, die moet je terug laten komen, dat zijn aardige jongens en die hebben geld ook, je moet jongens hebben die een paar ruggen kunnen verliezen.
Op donderdag 8 september 2011 belt [verdachte] met [medeverdachte 2]. [52]
[medeverdachte 2] legt uit hoe het potje verliep en zegt dat het een pot van 1500 was.
[medeverdachte 2] zegt dat de rest en alles bij Johan ligt.
Op donderdag 15-09-2011 belt [verdachte] met [medeverdachte 1]. [53]
Na begroeting vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1]: “Netjes gedraaid?”
[medeverdachte 1] zegt: “Jaaah, ik krijg nog.., ok, je krijgt nog 1000. Dan heb je 34 en een half gedraaid, zo kun je het zien.
Op maandag 19 september 2011 belt [verdachte] met[medeverdachte 4]. [54]
[verdachte] zegt dat hij pokerkaarten voor [medeverdachte 4] gehaald heeft. (…)
3.1.4.
Bewijsoverweging
Camerabeelden
De officier van justitie heeft een bevel stelselmatige observatie afgegeven. Op basis daarvan zijn gedurende enkele weken camerabeelden opgenomen in de kantine van Young Boys. De inbreuk die hierdoor is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aldaar aanwezigen acht de rechtbank, gelet op het openbare karakter van deze kantine, niet bijzonder ingrijpend. Naar het oordeel van de rechtbank kan reeds om die reden niet geoordeeld worden dat in strijd is gehandeld met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Voor bewijsuitsluiting is derhalve geen aanleiding.
Is poker een kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen (hierna: WOK)?
De rechtbank is van oordeel dat het spelen van poker, waaronder de meest voorkomende variant Texas Hold ’em, een kansspel betreft in de zin van de WOK. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door twee recente arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1624 en 1625), waarnaar de rechtbank kortheidshalve verwijst.
Deze arresten sluiten aan bij de bedoeling van de wetgever. In het wetsvoorstel ter modernisering van de WOK stelt de regering immers voor om in artikel 1a na het woord “piramidespel” het woord “poker” toe te voegen. In de Memorie van Toelichting bij deze wetswijziging staat geschreven dat zowel het ministerie van Veiligheid en Justitie als de Belastingdienst poker altijd hebben aangemerkt als kansspel en dat er geen twijfel over mag bestaan dat poker onder het bereik van de WOK valt. De aanvulling van artikel 1a strekt hiertoe. [55]
Rolverdeling
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat het plan van de pokeravonden van [verdachte] is gekomen. Hij heeft deze avonden georganiseerd om de schulden van voetbalvereniging Young Boys af te betalen. [verdachte] speelde tijdens de pokeravonden zelf kaart, maar regelde daarnaast de pokertafels en kaarten, zorgde voor de aanwezigheid van (voldoende) pokerspelers, betaalde de croupiers en serveerster uit en bepaalde wat er met de opbrengsten gebeurde. Hij organiseerde deze pokeravonden samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] was (al dan niet slechts op papier) voorzitter van de voetbalvereniging waar de pokeravonden werden gehouden, was tijdens de pokeravonden aanwezig, zette de spullen klaar, trad op als kassier en verrichtte betalingen namens de voetbalvereniging met de pokeropbrengsten. [medeverdachte 2] speelde eveneens poker, regelde de fiches, zorgde voor het eten, regelde af en toe de croupiers, verving [verdachte] als die afwezig was, instrueerde [medeverdachte 5] als zowel [verdachte] als hij afwezig waren en trad eveneens op als kassier. Bovendien telde hij af en toe de opbrengsten alvorens [medeverdachte 1] deze mee naar huis nam.
[medeverdachte 3] en[medeverdachte 4] waren de vaste croupiers.
Hoewel de rechtbank onderkent dat [verdachte] degene was die uiteindelijke zeggenschap had over de pokeravonden, is de rechtbank van oordeel dat de bijdragen van zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] van dien aard zijn geweest dat gesproken kan worden van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Er was immers sprake van een intensieve samenwerking en een duidelijke taakverdeling tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Dit is anders voor[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. De door hen verrichte werkzaamheden acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Met hun rol als vaste croupier hebben[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zich wel schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van het handelen in strijd met de WOK.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat poker een kansspel is in de zin van de WOK. Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt bovendien dat de pokeravonden bij Young Boys voor iedereen vrij en toegankelijk waren en dat aan personen uit het publiek gelegenheid tot deelname aan een kansspel werd gegeven en gelegenheid werd gegeven mede te dingen naar prijzen, terwijl hiervoor geen vergunning was afgegeven. Het feit dat de deur van de voetbalvereniging vanaf een bepaald tijdstip met een balk werd afgesloten, maakt dit niet anders De rechtbank neemt aan dat dit geschiedde ter voorkoming van ontdekking door derden. Uit de feiten en omstandigheden volgt juist dat de organisatoren probeerden zoveel mogelijk (kapitaalkrachtige) spelers te werven. De hoge opbrengsten waren met name bestemd om de schulden van de voetbalclub af te lossen. Daarmee is ook het voor strafbaarheid vereiste bedrijfsmatige karakter van het pokeren, gegeven. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van dit feit.
Witwassen
De rechtbank acht ook het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen van een bedrag van € 43.099,35 bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat vanaf maart 2010 per saldo een dergelijk bedrag op donderdagen en vrijdagen is gestort op de bankrekening van Young Boys. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze stortingen werden gedaan van de pokeropbrengsten en werden geboekt als kantine inkomsten. Het verweer van de raadsman dat geen sprake is van verhullen gaat mitsdien ook niet op. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt overigens dat een veel hoger bedrag aan pokeropbrengsten is witgewassen, aangezien er over het algemeen eerst schulden werden afgelost en spelers werden betaald alvorens het restant door [medeverdachte 1] op de bank werd gestort. Gelet op de gesprekken over de wekelijkse hoge opbrengsten, de observaties en het op 5 oktober 2011 aangetroffen geldbedrag, acht de rechtbank dit ook aannemelijk. Een en ander behoeft echter geen verdere bespreking, nu het witwassen van een hoger bedrag hier niet ten laste is gelegd
3.2.
Feit 3
3.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde feit.
3.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte betwist dat hij spelers en trainers heeft betaald en ook de spelers en trainers van Young Boys hebben tijdens hun verhoor ontkend dat zij geld hebben ontvangen van verdachte. Voor zover er betalingen zouden zijn gedaan aan spelers en trainers, hebben die plaatsgevonden door of namens het bestuur van de vereniging en verdachte is daar niet verantwoordelijk voor. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de geldbedragen die de partner van verdachte vanaf 2007 vanuit Oostenrijk op haar rekening heeft ontvangen niet van misdrijf afkomstig zijn.
3.2.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd (
witwassen betalingen spelers/trainers Young Boys gedurende een langere periode) en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld wordt dat hiervoor onder feit 2 is overwogen dat de rechtbank aannemelijk acht dat een hoger bedrag dan het daar genoemde bedrag van € 43.099,35 aan pokeropbrengsten is witgewassen. De rechtbank acht het bovendien aannemelijk dat daarmee spelers van Young Boys zijn betaald. Dit behoeft onder feit 3 echter naar het oordeel van de rechtbank geen verdere bespreking. De rechtbank is gebonden aan de bewoordingen van de tenlastelegging. Daar staat onder feit 2 nadrukkelijk vermeld “witwassen pokeropbrengsten”, hetgeen in het requisitoir van de officier van justitie nog eens is bevestigd. Hieruit moet worden afgeleid dat het de bedoeling van de officier van justitie is geweest, het witwassen van pokeropbrengsten slechts ten laste te leggen onder feit 2 en niet (mede) onder feit 3.
Ten aanzien van het onder feit 3 aan verdachte gemaakte verwijt, geldt het volgende. De rechtbank acht zonder meer bewezen dat verdachte aan spelers en trainers van Young Boys gedurende een langere periode frequent betalingen verrichtte. De rechtbank acht echter niet bewezen dat het geld hiervoor (behoudens de pokeropbrengsten) aantoonbaar van misdrijf afkomstig was. Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt immers geen rechtstreeks verband te leggen tussen de betaalde gelden en een bepaald misdrijf. Nu er zich in het dossier bovendien voldoende aanwijzingen bevinden dat verdachte beschikte over grote sommen geld – met name gelden afkomstig van een stichting die is gelieerd aan het Oostenrijkse bedrijf [naam] -, waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze van misdrijf afkomstig waren, kan evenmin een vermoeden van witwassen worden aangenomen.
Hieruit volgt dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.3.
Feit 4
3.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] geen ondersteuning vindt in sms-verkeer of andere bewijsmiddelen. Derhalve dient verdachte op grond van de unus testis-regel te worden vrijgesproken.
Ook overigens geldt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van afpersing door middel van bedreiging met geweld door verdachte. Verdachte ontkent bedreigingen te hebben geuit, de sms berichten die zich in het dossier bevinden bevatten geen bedreigingen en [slachtoffer] heeft zich door de ontmoeting met verdachte niet bedreigd of angstig kunnen voelen. Een gevoel van bedreiging is bij [slachtoffer] pas opgekomen doordat de politie te Breda hem onnodig bang heeft gemaakt. Dit kan verdachte niet worden verweten. Nu geen sprake is geweest van een enige vorm van reële bedreiging of van enig opzet, dient verdachte te worden vrijgesproken van afpersing.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [56]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 11 juli 2011 heeft [slachtoffer] (verder [slachtoffer]) op de voetbalvereniging Young Boys te Haarlem een contant geldbedrag van € 49.000,00 betaald aan verdachte. [57]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat [slachtoffer] samen met zijn zoon op 11 juli 2011 aan hem een contant geldbedrag van € 49.000,00 heeft overhandigd in de bestuurskamer van Young Boys. [58]
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte hierover verklaard dat hij dit heeft gedaan, omdat hij werd afgeperst door verdachte. [59]
[slachtoffer] heeft voorts het navolgende verklaard. Op enig moment is medeverdachte[medeverdachte 6], die eigenaar is van[BV medeverdachte 6](hierna ook te noemen: [BV medeverdachte 6]), bij hem in Breda langs gekomen om een openstaande factuur van[BV slachtoffer] (hierna ook te noemen:[BV slachtoffer]) te regelen. [slachtoffer] was in het verleden mede-eigenaar van[BV slachtoffer] en dit bedrijf was per 18 augustus 2009 in staat van faillissement verklaard. [60] [slachtoffer] heeft[medeverdachte 6] in dit gesprek gezegd dat hij niet bij hem moest zijn voor deze vordering maar bij een ander. [61]
Enkele maanden later is [slachtoffer] gebeld door verdachte in verband met het leveren van kleding aan voetbalvereniging Young Boys. [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens een paar dagen daarna, te weten op 6 juli 2011, ontmoet bij AC Meerkerk. Verdachte wees voorafgaand aan het gesprek naar een tafeltje waaraan, naar later bleek, [medeverdachte 1] zat (verder [medeverdachte 1]). Verdachte zei dat hij iets voor [slachtoffer] had en hij legde vervolgens een envelop op tafel. [62] Verdachte zei hierbij tegen [slachtoffer]: “Die vordering op jou is 52.000,00 euro. Dit staat op jouw kop. Ik heb die vordering overgenomen van [BV medeverdachte 6]. Je kan mijn naam en telefoonnummer doorgeven aan de politie, dat maakt mij niet uit. Je kan onderduiken in Barbados of zo, dat maakt niet uit. Ik heb overal vrienden. Ook hier in Breda ken ik de [naam]. Je moet binnen een paar dagen betalen." In reactie hierop zei [slachtoffer]: “Wat nou [BV medeverdachte 6], dat is[BV slachtoffer], daar heb ik niets mee te maken.” Daarop zei verdachte tegen [slachtoffer]: “Dat maakt niet uit, het is op jouw kop gezet, ik kom het bij jou halen.” Hierna is verdachte met [medeverdachte 1] weggelopen. In de door verdachte gegeven envelop zat onder meer een schrijven van de curator van het faillissement van[BV slachtoffer]. In de brief stond dat [BV medeverdachte 6] een vordering van € 27.653,47 en € 26.654,22 had op[BV slachtoffer]. [slachtoffer] was hierdoor van slag geraakt. [63]
Gedurende de gehele week na de ontmoeting op 6 juli 2011 heeft [slachtoffer] dreigtelefoontjes en dreigsms-berichten ontvangen van verdachte. Dit werd steeds extremer. [slachtoffer] heeft verklaard dat de inhoud hiervan was: “We komen eraan. Zal ik nu iemand sturen. Je hoeft niet te vluchten.” Op 8 juli 2011 heeft [slachtoffer] een sms-bericht van verdachte ontvangen met als inhoud: “Onmiddellijk bellen”. Hierop heeft [slachtoffer] verdachte gebeld en verdachte zei toen tegen [slachtoffer]: “We maken je niet dood, maar komen achter je aan. Het is dat ik je ken. Je krijgt uitstel tot maandag.” [64]
[slachtoffer] nam de bedreigingen zeer serieus. Hij zag geen andere uitweg dan betalen. [65]
Samen met zijn zoon heeft hij gekeken hoeveel geld zij bij elkaar zouden kunnen krijgen aan spaargeld en tegoeden. Het uiteindelijk betaalde geldbedrag bestond uit geld van de compagnons van [slachtoffer], van zijn moeder, van zijn zoon en van zijn privé- en zakelijke rekening. [66]
Op 11 juli 2011 is [slachtoffer] samen met zijn zoon naar voetbalvereniging Young Boys te Haarlem gereden. In de bestuurskamer heeft [slachtoffer] een contant bedrag van € 49.000,00 aan verdachte overhandigd. [67]
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] voorts verklaard dat hij door verdachte is bedreigd met de dood en met fysiek geweld. Zijn gezin en familieleden werden bedreigd. Het betroffen verbale bedreigingen. [68] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij puur uit angst heeft betaald, voor zijn gezin. Hij ziet zowel verdachte als medeverdachte[medeverdachte 6] als de boemannen in deze kwestie. [69]
De zoon van [slachtoffer],[naam zoon slachtoffer], heeft het navolgende verklaard.
Hij heeft op 10 juli 2011 van zijn vader gehoord dat hij werd afgeperst. Zijn vader moest op 11 juli 2011 € 52.000,00 aan verdachte betalen. [70] Het was de woensdag ervoor begonnen nadat zijn vader telefonisch door verdachte was benaderd. De vordering zou nog vanuit [BV medeverdachte 6] op het hoofd van zijn vader staan. Zijn vader had een bepaalde tijd gekregen om de vordering te betalen. Zijn vader heeft hem sms-berichten van verdachte laten zien. Hij weet niet precies hoeveel berichtjes het waren, hij dacht tussen de 5 en 10. De letterlijke tekst kan hij zich niet meer herinneren, maar het waren in ieder geval dreigementen. Het waren berichten dat het geld er moest zijn. Ook las hij dat zijn vader werd bedreigd met geweld. Het ging erover dat ze hem niet zouden vermoorden, maar dat er nog heel veel andere dingen zouden kunnen gebeuren. Zijn vader heeft hem ook verteld dat hij dreigementen van verdachte via de telefoon had ontvangen. [71]
Op 11 juli 2011 is de zoon van [slachtoffer] naar de ABN Amro-bank gegaan om geld van zijn rekening op te nemen. Als reden voor opname van het grote geldbedrag heeft hij opgegeven dat het geld voor zijn vader was bestemd omdat deze werd afgeperst. Op 11 juli 2011 is hij samen met zijn vader naar Haarlem gegaan en heeft daar het contante geldbedrag samen met zijn vader in de bestuurskamer van voetbalvereniging Young Boys aan verdachte overhandigd. Verdachte nam genoegen met een geldbedrag van € 49.000,00. [72]
Een medewerkster van de ABN Amro-bank heeft verklaard dat zij zich de zoon van [slachtoffer] nog kon herinneren. Hij kwam gespannen en paniekerig over. Zij heeft verklaard dat hij meedeelde dat hij het geld nodig had voor zijn vader en dat, wanneer zijn vader het geld niet had, er nare dingen konden gebeuren. [73]
In de mobiele telefoon van [slachtoffer] zijn onder meer de volgende sms-berichten aangetroffen [74] :
[verdachte] op 8 juli 2011: “Bel mij ff [verdachte]”
en
“Je wilt toch niet dat ik voor je deur sta straks.”
[slachtoffer] op 11 juli 2011:“[verdachte] ik kom naar Young Boys. Heb 49 als ik 700 young Boys mag afrekenen. Is dat ok. Zo ja dan rij ik nu door naar Haarlem. (…)” [75]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de politie onder meer het navolgende verklaard:
Medeverdachte[medeverdachte 6] had aan verdachte gevraagd om
iets te betekenenin zijn vordering op het bedrijf van [slachtoffer]. [76] [medeverdachte 1] had met[medeverdachte 6] bij een AC restaurant bij Amersfoort afgesproken.[medeverdachte 6] vertelde dat hij bij [slachtoffer] nog een vordering had van rond de
€ 25.000,00. Dit was bij[BV slachtoffer].[medeverdachte 6] had hem verteld dat als verdachte dit voor hem kon innen, Young Boys een percentage van ongeveer 30% aan sponsorgeld kon krijgen. [medeverdachte 1] had van[medeverdachte 6] een envelop meegekregen met allerlei documenten. Uit die papieren bleek dat[medeverdachte 6] nog een vordering had op [slachtoffer]. [medeverdachte 1] had deze envelop bij zijn eerste ontmoeting met[medeverdachte 6] van hem gekregen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het initiatief bij[medeverdachte 6] lag. [77]
Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij die avond de envelop met verdachte heeft doorgenomen en dat zij toen hebben besloten dat ze [slachtoffer] konden benaderen voor die vordering. Verdachte heeft toen [slachtoffer] gebeld. [78] Op één dag hadden [medeverdachte 1] en verdachte eerst een gesprek met[medeverdachte 6] in de buurt van Amersfoort en later had verdachte een gesprek met [slachtoffer] in een wegrestaurant te Meerkerk. [79] Bij die ontmoeting zat [medeverdachte 1] aan een andere tafel. [80] Verdachte heeft [medeverdachte 1] verteld dat [slachtoffer] tot vrijdag de tijd kreeg om te reageren aan [BV medeverdachte 6]. Uiteindelijk is [slachtoffer] enige dagen later met zijn zoon bij voetbalvereniging Young Boys gekomen. Verdachte heeft aan [medeverdachte 1] verteld dat [slachtoffer] toen in de bestuurskamer had betaald, aldus nog steeds [medeverdachte 1]. [81]
Medeverdachte[medeverdachte 6] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij [medeverdachte 1] had verteld dat hij nog een vordering had op het bedrijf van [slachtoffer]. Bij een ontmoeting met [medeverdachte 1] heeft hij hem een envelop meegegeven met stukken over deze vordering.[medeverdachte 6] vond dat hij nog recht had op dat geld. “8” was de code die verdachte en hij gebruikten om te melden dat het geld binnen was. Verdachte was daar zelf mee gekomen. Voorts heeft[medeverdachte 6] verklaard dat het niet bij hem was opgekomen om verdachte terug te roepen. Het leek hem geen man waarbij je op afspraken kan terugkomen. [82]
In het onderzoek Courage zijn voorts onder meer de volgende, voor de onderhavige zaak relevante, telefoongesprekken en sms-berichten geregistreerd:
Op 4 juli 2011 om 15.44 uur heeft verdachte naar [medeverdachte 1] gebeld. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
“[medeverdachte 1] zegt dat hij bij [BV medeverdachte 6] geweest is, bij[medeverdachte 6] en dat [medeverdachte 6] een brief voor [verdachte] heeft afgegeven met iets wat [verdachte] moet regelen en dan trekt[medeverdachte 6] het bedrag eraf.
[medeverdachte 1] zegt dat hij niet weet waar [medeverdachte 6] het over heeft.
(…)
[medeverdachte 1] zegt dat hij die brief van de week wel aan [verdachte] geeft.
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] die brief moet lezen.
[medeverdachte 1] zegt dat die brief in de auto ligt. [medeverdachte 1] zegt dat er in die brief staat dat er een of ander bedrijf is dat nog 46 duizend euro aan[medeverdachte 6] moet betalen maar dat bedrijf betaalt niet en nu wilde [medeverdachte 6] aan [verdachte] vragen of [verdachte] er druk achter wil zetten bij die mensen. (…).” [83]
Vervolgens heeft verdachte op 4 juli 2011[medeverdachte 6] gebeld. Voor zover relevant luidt dit telefoongesprek als volgt:
“[verdachte] zegt dat hij een A en een B nodig heeft van [medeverdachte 6], meer hoeft [medeverdachte 6] niet te zeggen.
[verdachte] vraagt: 'dat kleine witte briefje. daar moet ik wezen'?
[medeverdachte 6] zegt ja.
[verdachte] vraagt: 'oke, en niet wie erbij hangt he'?
[medeverdachte 6] zegt nee.
[verdachte] zegt dat hij daar naartoe gaat. [verdachte] zegt dat het hierbij geregeld gaat worden.
[medeverdachte 6] zegt dat het super is.
[verdachte] zegt hopelijk natuurlijk. [verdachte] zegt dat als [medeverdachte 6] gebeld wordt. dan weet [medeverdachte 6] .....
[medeverdachte 6] zegt dat hij niks weet.
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 6] niks meer weet.” [84]
Om 17.05 uur belt verdachte weer naar[medeverdachte 6]. Voor zover relevant luidt dit telefoongesprek als volgt:
“[verdachte] zegt dat hij eigenlijk morgen aan de slag wil maar dat hij eerst [medeverdachte 6] van te voren moet spreken.
(…)
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 6] er vanuit kan gaan dat het goed komt maar hij moet [medeverdachte 6] wel effe spreken natuurlijk, face to face.
[medeverdachte 6] zegt dat dat heel belangrijk is. [medeverdachte 6] zegt dat woensdagmiddag wel kan.
[verdachte] zegt dat hij dan misschien al iemand gesproken heeft en dat wil [verdachte] juist niet.
[verdachte] zegt dat hij [medeverdachte 6] voor die tijd wil zien.
[medeverdachte 6] vraagt hoe laat [verdachte] die iemand spreekt.
[verdachte] zegt half een.
[medeverdachte 6] vraagt of [verdachte] en hij 's morgens vroeg afspreken.
(…)
[verdachte] zegt dat hij woensdagochtend om 9 uur op de afgesproken plek is, waar [medeverdachte 6] vandaag geweest was.
[medeverdachte 6] zegt dat hij verder niks mee hoeft te nemen want [verdachte] heeft toch alles.” [85]
Vervolgens hebben[medeverdachte 6] en verdachte meerdere sms-contacten met elkaar. Voor zover relevant luiden deze afgeluisterde sms-berichten als volgt:
[verdachte] op 6 juli 2011: “Als je wat hoort jij bent al betaalt door mij”
[verdachte] op 9 juli 2011: “Stress in breda”.
[medeverdachte 6] op 9 juli 2011: “Nou en! Wie met vuur speelt kan zijn vingers branden.”
[verdachte] op 12 juli 2011: “Alles is geregelt alleen ze zeggen dat het bedrag lager is maar je kan alles weg gooien heb alle toe toezeggingen rustig slapen.”
en
“Niks aan de hand alles is geregelt je krijgt waar je recht op heb het is 8 je kan alles weg gooien”
en
“Niemand neemt meer contact met je op voor dit als je ze ooit spreekt buigen ze voor je”
en
“Als je maar weet dat je al betaalt bent wat ik je gezeg heb”.
[medeverdachte 6] op 5 september 2011: “Al 8?”.
[medeverdachte 6] op 7 september 2011:“Ontvang ik nu ook dan morgen? Dan ben ik er tegen
11 uur (…).”
[medeverdachte 6] op 28 september 2011: “Was benieuwd of ik no 8 al bij je op kan halen.
Kunnen we de sponsoring ook rond maken”. [86]
Voorts is een email correspondentie tussen[medeverdachte 6] en [slachtoffer] aangetroffen, die onder meer als volgt luidt:
[slachtoffer] aan[medeverdachte 6] op 7 juli 2011: “
Ik ben gisteren erg verrast met een zeer negatieve benadering van [verdachte] (namens jou). (..) Ik hoop dat jij mij ff belt om deze vervelende zaak te bespreken.”
[medeverdachte 6] aan [slachtoffer] op 11 juli 2014: “
Helaas weet ik niet waar jij het over hebt in deze. (..) Ik hoop je hier voldoende mee te hebben ingelicht en dat je mij niet in deze zaak probeert te betrekken.” [87]
In het dossier bevindt zich verder nog een mutatierapport van de politie Breda van 12 juli 2011 waar [slachtoffer] naar toe was gegaan. De inhoud van dat rapport luidt zakelijk weergegeven - onder meer als volgt:
“Betrokkene [slachtoffer] wordt bedreigd door ene [verdachte]. [verdachte] zou 25 tot 27 duizend euro te goed hebben. [slachtoffer] had een bedrijf welke failliet is gegaan. [verdachte] heeft aan AAB medegedeeld dat zijn gezin niet meer veilig is en dat hij hem op zoekt. “al duik je onder of ga je naar de politie. Daar ben ik bekend.” [slachtoffer] zei hierop: “al schiet je me overhoop.” [verdachte] zie hierop “nee, dat doen we niet. We doen iets anders”. Vrouw van [slachtoffer] zegt dat [verdachte] van het kamp komt en op hun afkomt. Staan te shaken en is erg bang. [BV medeverdachte 6] sport zou de opdrachtgever van [verdachte] zijn. Hun verteld 112 te bellen of tijdelijk even ergens onder te duiken. Afspraak komende week voor [slachtoffer] gepland.” en “[slachtoffer] belde en geeft aan dat hij wil afzien van de afspraak aangifte te doen van bedreiging. Hij vertelde dat hij er goed over na heeft gedacht en geen aangifte meer wil doen”. Ik, verbalisant, heb gevraagd waarom. [slachtoffer] geeft aan bang te zijn voor de gevolgen als hij aangifte doet tegen [verdachte]. Hij vertelde dat hij heeft betaald en dat hij het hierbij wil laten. [88]
3.3.4.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat er door verdachte is gedreigd met geweld. Volgens de verdediging heeft alleen aangever uit eigen waarneming verklaard over de dreiging met geweld. Dit is echter onvoldoende, gelet op de in artikel 342 lid 2 wetboek van Strafvordering opgenomen regel dat het bewijs niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
De rechtbank volgt de raadsman niet in dit betoog, aangezien uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden volgt dat er meer bewijsmiddelen voorhanden zijn met betrekking tot de dreiging met geweld door verdachte. Niet alleen is een sms-bericht van verdachte aan [slachtoffer] aangetroffen waarin staat “je wilt toch niet dat ik straks voor je deur sta” en heeft [slachtoffer] in zijn aangifte in 2011 uitgebreid en zeer gedetailleerd verklaard over de bedreiging met geweld; ook de zoon van aangever heeft hierover uit eigen wetenschap verklaard. Uit diens verklaring blijkt immers dat hij meerdere sms-berichten in de telefoon van zijn vader heeft gezien, van de strekking als bedoeld in de aangifte. Dat deze sms-jes niet zijn aangetroffen bij uitlezing van de telefoon van [slachtoffer] geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring van de zoon van aangever, die ook overigens naadloos aansluit bij de verklaring van aangever. Volgens deze zoon heeft [slachtoffer] hem bovendien al voor de betaling bij de Young Boys verteld dat hij ook telefonisch werd bedreigd. Een en ander wordt nog bevestigd in het onder de bewijsmiddelen opgenomen mutatierapport van de politie te Breda van 12 juli 2011. Uit dit rapport blijkt dat [slachtoffer] al voor de betaling op 11 juli 2011, een afspraak had gemaakt om aangifte te doen van afpersing, maar daar vervolgens uit angst van heeft afgezien. Dat deze angst voor geweld pas bij aangever zou zijn ontstaan op het moment dat hij met de politie sprak, zoals de verdediging heeft aangevoerd, blijkt uit niets en is in tegenspraak met hetgeen aangever en zijn zoon daarover hebben verklaard. De rechtbank volgt de verklaring van aangever, nu deze door verschillende bewijsmiddelen wordt ondersteund, ook voor wat betreft de aard van de bedreigingen. Het door de politie nog wel in de telefoon van aangever aangetroffen, hiervoor geciteerde, sms bericht kon door [slachtoffer], in het licht van alle omstandigheden, eveneens worden opgevat als een bedreiging met geweld. Het nadien tussen verdachte en [slachtoffer] gevolgde sms-verkeer waarin [slachtoffer] op beleefde toon vraagt om gedeeltelijke terugbetaling (welke terugbetaling nooit is gevolgd) leidt niet tot een andere conclusie. De rechtbank acht het begrijpelijk dat [slachtoffer] heeft getracht tenminste een deel van hetgeen hij had betaald met kracht van argumenten terug te krijgen. Dat hij daarbij gelet op de eerdere bedreiging met geweld - zijn woorden zorgvuldig heeft gekozen is logisch. Daaruit valt dan ook bepaald niet af te leiden dat van bedreiging met geweld geen sprake is geweest.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 (zaaksdossier P-01 organiseren pokeren bij Young Boys):
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2011 te Haarlem, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van een kansspel, te weten "pokeren" (de variant "Texas Hold 'em"), mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling te weten (onder meer) door het leggen van kaarten, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Feit 2 (zaaksdossier F-01 witwassen pokeropbrengsten gedurende een langere periode):
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2011, te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens geldbedragen van in totaal EURO 43.099,35 verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 4 (zaaksdossier A-01 afpersing [slachtoffer]):
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Haarlem en Breda en Meerkerk, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van EURO 49.000,-, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer],
welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
- tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: "Die vordering op jou is 52.000 Euro. Dit staat op jouw kop. Ik heb die vordering overgenomen van [BV medeverdachte 6]. Je kan mijn naam en telefoonnummer doorgeven aan de politie, dan maakt mij niet uit. Je kan onderduiken in Barbados of zo, dat maakt mij niet uit. Ik heb overal vrienden. Ook hier in Breda ken ik de [naam]. Je moet binnen een paar dagen betalen." en "Dat maakt niet uit, het is op jouw kop gezet, ik kom het bij jou halen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
en
- naar voornoemde [slachtoffer] sms-berichten werden verzonden met de navolgende teksten: "We komen eraan" en "Zal ik nu iemand sturen" en "Je hoeft niet te vluchten" en "Onmiddelijk bellen", althans berichten van gelijke aard of strekking,
en
- ( telefonisch) tegen voornoemde [slachtoffer] werd gezegd: " We maken je niet dood, maar komen achter je aan. Het is dat ik je ken, je krijgt uitstel tot maandag", althans woorden van gelijke aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde:
Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde:
afpersing
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie aangevoerd dat, nu sinds de aanhouding drie (3) jaren zijn verstreken, sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Dit heeft zij verdisconteerd in haar strafeis. Voorts heeft zij, naast de ernst van de feiten, rekening gehouden met de gevolgen voor [slachtoffer] ten aanzien van de afpersing (feit 4).
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (in plaats van vijfeneenhalf (5,5) jaar die zij zou hebben gevorderd indien geen sprake was geweest van overschrijding van de redelijke termijn). Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 30.000,00 subsidiair 185 dagen hechtenis gevorderd. Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot (hoofdelijke) betaling van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich (voor geval de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard) op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. Een op te leggen gevangenisstraf van maximaal de duur van het reeds ondergane voorarrest van honderdvijf (105) dagen zou meer passend zijn.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was de initiatiefnemer van de pokeravonden bij ‘zijn’ voetbalvereniging Young Boys en heeft gedurende een lange periode de organisatie van deze pokeravonden bij de club op zich genomen. Uit het dossier blijkt dat er op deze avonden door de spelers aanzienlijke geldbedragen zijn ingezet en verloren. Zo heeft één deelnemer in een telefoongesprek gezegd dat hij tijdens een pokeravond bij Young Boys € 5.500,00 heeft verloren en daardoor in de problemen zat. Naar algemene ervaringsregels brengt deelname aan deze vorm van pokeren het risico van verslaving met zich mee. Verdachte wist dat spelers grote bedragen verloren, doch dit heeft hem er niet van weerhouden de illegale pokeravonden te organiseren. De opbrengst voor de organisatoren kon op zo’n avond oplopen tot wel € 4.000,00 per avond. Met dit geld werden schulden van de voetbalvereniging afgelost. Van de opbrengst werden contante betalingen gedaan aan spelers. Wat er uiteindelijk overbleef, stortte [medeverdachte 1] in overleg met verdachte op de bankrekening van Young Boys. Er zijn zo pokergelden tot een bedrag van tenminste € 43.099,35 witgewassen. Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer]. De door verdachte mondeling en telefonisch geuite bedreigingen hebben snel geleid tot de door verdachte gewenste betaling van een bedrag van € 49.000,00. Verdachte heeft daarbij dubbel spel gespeeld, door na de afpersing zowel de schuldeiser als het slachtoffer aan het lijntje te houden en ondertussen het geld in eigen zak te steken.
Het slachtoffer ondervindt tot op de dag van vandaag de zeer ernstige gevolgen van deze afpersing. Hoe ingrijpend de financiële en vooral emotionele gevolgen van dit feit in dit geval zijn geweest, blijkt uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en de ter terechtzitting voorgelezen stukken van [slachtoffer] en diens huisarts. Hieruit komt op indringende wijze naar voren dat het slachtoffer nog steeds kampt met psychische klachten naar aanleiding van dit feit. Het gewetenloze handelen van verdachte en zijn medeplichtige heeft bij [slachtoffer] langdurige gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
18 augustus 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder als verdachte is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, en met name de afpersing van [slachtoffer], komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als straf in aanmerking. Hierbij heeft de rechtbank ook de bewezen verklaarde actieve en organiserende rol van verdachte bij de poker en het witwassen van deze pokergelden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats, nu zij verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen. Voor de door de officier van justitie gevorderde geldboete ziet de rechtbank geen aanleiding.
Overschrijding redelijke termijn
Iedere verdachte heeft recht op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn teneinde te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging leeft. Deze redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In onderhavige zaak moet als aanvang van de termijn worden gerekend 6 oktober 2011, nu verdachte op die dag is aangehouden.
De rechtbank constateert dat de ingewikkeldheid van de zaak, noch verdachte en/of zijn raadsman van invloed zijn geweest op het feit dat de inhoudelijke behandeling van deze zaak pas drie jaar later plaatsvindt. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank het recht van verdachte op een openbare behandeling binnen een redelijk termijn is geschonden. Bij arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat daarom rekening houden met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, zoals dat overigens ook door de officier van justitie is gedaan. Voor verdergaande strafvermindering in verband met de ingenomen stelling van de verdediging dat verdachte reeds is bestraft door ‘trial by newspaper’, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 (drie) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
6.4.
Bijkomende straffen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten drie pokertafels, fiches, vijf pokerkoffers en administratie, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 1 bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 50.500,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit het afgeperste geldbedrag van € 49.000,00 en een immateriële schadepost van € 1.500,00.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de raadsman nog het volgende aangevoerd. Nadat [slachtoffer] een bedrag van € 49.000,00 had betaald heeft hij zich tegenover verdachte op het standpunt gesteld dat hij te veel had betaald. Hieruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer] ook zelf van mening was dat de vordering deels terecht was. Gelet hierop kan alleen het door [slachtoffer] betwiste gedeelte van de vordering voor toewijzing in aanmerking komen. Het erkende gedeelte is terecht betaald en kan dus niet worden teruggevorderd, aldus nog steeds de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. Het verweer van de raadsman dat de benadeelde partij een deel van de vordering zou hebben erkend wordt als volslagen onnavolgbaar verworpen. Uit de sms-berichten die [slachtoffer] na de afpersing nog naar verdachte heeft verzonden leidt de rechtbank slechts af dat [slachtoffer] nog heeft gepoogd een deel van zijn geld van verdachte terug te krijgen. Uit die berichten blijkt op geen enkele wijze dat [slachtoffer] de vordering (deels) zou hebben erkend. Ook vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte[medeverdachte 6] dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 36f, 47, 57, 317 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
1. Wet op de kansspelen en
1. en 6 Wet op de economische delicten.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (ZES) MAANDEN,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
3 (DRIE) JARENbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 50.500,00, bestaande uit € 49.000,00 voor de materiële en € 1.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan[slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte[medeverdachte 6] is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 50.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
286 (TWEEHONDERD ZESENTACHTIG) DAGENhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart verbeurd:
  • 3.00 STK Diverse SPEELTAFEL;
  • 15.00 ZAK Diverse Kl: gekleurd SPEEL FICHES poker;
  • 5.00 STK Koffer LEGE KOFFERS poker koffers;
  • 2.00 ZAK Document ADMINISTRATIE in sealbag.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. Boom, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. E.R. Mol,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.ZD-P-01, map 11-1 (p. 391 en 392).
3.ZD-P-01, map 11-1 (p. 395, 399 en 400).
4.ZD-P-01, map 11-1 (p.155 t/m 278).
5.ZD-P-01, map 11-1 (p. 279t/m 287).
6.ZD-P-01, map 11-1 (p. 288 t/m 297).
7.ZD-P-01, map 11-1 (p. 298 t/m 308).
8.ZD-P-01, map 11-2 (p. 486).
9.ZD-P-01, map 11-2 (p. 491).
10.ZD-P-01, map 11-1 (p. 300 en 308).
11.ZD-P-01, map 11-1 (p. 255 e.v.).
12.ZD-P-01, map 11-1 (p. 279 e.v.).
13.ZD-P-01, map 11-1 (p. 298 e.v.).
14.ZD-P-01, map 11-2, een schriftelijk stuk, te weten het expertiserapport kansspelen d.d. 26 oktober 2011 (p. 842 e.v.), P-V verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 6 mei 2014 (losse bijlage), P-V verhoor getuige[getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 6 mei 2014 (losse bijlage) .
15.ZD-P-01, map 11-1 (p. 3 van 99).
16.ZD-P-01, map 11-2 (p. 516).
17.ZD-P-01, map 11-2 (p. 528).
18.ZD-P-01, map 11-2 (p.519).
19.ZD-P-01, map 11-2 (p. 519 e.v.).
20.ZD-P-01, map 11-2 (p. 521).
21.ZD-P-01, map 11-2 (p. 545 en 546).
22.ZD-P-01, map 11-1 (p. 520).
23.ZD-P-01, map 11-2 (p. 548).
24.ZD-P-01, map 11-2 (p. 531 en 532).
25.ZD-P-01, map 11-2 (p. 530 en 531).
26.ZD-P-01, map 11-2 (p. 533 en 534).
27.ZD-P-01, map 11-2 (p. 547).
28.ZD-P-01, map 11-1 (p. 568 en 569)
29.ZD-P-01, map 11-2 (p. 485, 486 en 490).
30.ZD-P-01, map 11-2 (p. 488 en 489).
31.ZD-P-01, map 11-1 (p. 309).
32.ZD-P-01, map 11-1 (p. 314).
33.ZD-P-01, map 11-1 (p. 315).
34.ZD-P-01, map 11-1 (p. 318 en 319).
35.ZD-P-01, map 11-1 (p. 320).
36.ZD-P-01, map 11-1 (p. 322 – 323).
37.ZD-P-01, map 11-1 (p. 320 – 322).
38.ZD-P-01, map 11-1 (p. 327).
39.ZD-P-01, map 11-1 (p. 324).
40.ZD-P-01, map 11-1 (p. 325).
41.ZD-P-01, map 11-1 (p. 328 en 329).
42.ZD-P-01, map 11-1 (p. 329 en 330).
43.ZD-P-01, map 11-1 (p. 330 -331).
44.ZD-F-01, map 12-1 (proces verbaal witwassen p. 8 van 24).
45.ZD-P-01, map 11-1 (p. 333).
46.ZD-P-01, map 11-1 (p. 333 – 334).
47.ZD-P-01, map 11-1 (p. 350).
48.ZD-P-01, map 11-1 (p. 351-352).
49.ZD-P-01, map 11-2 (p. 501 -504).
50.ZD-P-01, map 11-1 (p. 335-336).
51.ZD-P-01, map 11-1 (p. 336).
52.ZD-P-01, map 11-1 (p. 337).
53.ZD-P-01, map 11-1 (p. 337-338).
54.ZD-P-01, map 11-1 ( p. 340).
55.Wijziging van de wet op de kansspelen en enkele andere wetten, Kamerstuk 33996, 22 mei 2013.
56.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
57.ZD-A-01, map 10 (p. 86) en ZD-A-01, map 10 (p. 122).
58.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2014.
59.ZD-A-01, map 10 (p. 86) en ZD-A-01, map 10 (p. 122).
60.ZD-A-01, map 10 (p. 87).
61.Verhoor getuige[slachtoffer] bij RC (los opgenomen in map originele getuigenverhoren RC).
62.ZD-A-01, map 10 (p. 87) en verhoor getuige[slachtoffer] bij R-C (los opgenomen in map originele getuigenverhoren R-C).
63.ZD-A-01, map 10 (p. 87).
64.ZD-A-01, map 10 (p. 88).
65.ZD-A-01, map 10 (p. 89) en verhoor getuige[slachtoffer] bij R-C (los opgenomen in map originele getuigenverhoren R-C).
66.ZD-A-01, map 10 (p. 88).
67.ZD-A-01, map 10 (p. 88) en ZD-A-01, map 10 (p. 122).
68.Verhoor getuige[slachtoffer] bij R-C (los opgenomen in map originele getuigenverhoren R-C).
69.Verhoor getuige [slachtoffer] bij R-C (los opgenomen in map originele getuigenverhoren R-C).
70.ZD-A-01, map 10 (p. 14) en verhoor getuige[naam zoon slachtoffer] bij R-C (los opgenomen in map originele getuigenverhoren R-C).
71.Verhoor getuige[naam zoon slachtoffer] bij RC (los opgenomen in map originele getuigenverhoren RC).
72.ZD-A-01, map 10 (p. 143).
73.ZD-A-01, map 10 (p. 143).
74.ZD-A-01, map 10 (p. 149) en ZD-A-01, map 10 (p. 90).
75.ZD-A-01, map 10 (p. 150-151) .
76.ZD-A-01, map 10 (p. 66).
77.ZD-A-01, map 10 (p. 180).
78.ZD-A-01, map 10 (p. 180).
79.ZD-A-01, map 10 (p. 180-181).
80.ZD-A-01, map 10 (p. 66) en ZD-A-01, map 10 (p. 84).
81.ZD-A-01, map 10 (p. 66).
82.ZD-A-01, map 10 (p. 156-158).
83.Tapgesprek 4 juli 2011 om 15.44 uur, ZD-A-01, map 10 (p. 97-98).
84.Tapgesprek 4 juli 2011 om 16.26 uur, ZD-A-01, map 10 (p. 98-99).
85.Tapgesprek 4 juli 2011 om 17.05 uur, ZD-A-01, map 10 (p. 99-100).
86.Tapgesprekken van 6 juli 2011 tot en met 28 september 2011, ZD-A-01, map 10 (p. 100-111).
87.ZD-A-01, map 10 (p. 57 en 58).
88.Map 19 (p. 38-39).