ECLI:NL:RBNHO:2014:11239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete opgelegd aan een werkgever wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 2 december 2014, staat de boete centraal die aan de vennootschap onder firma Firma Istanbul Versshop vof is opgelegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De boete van € 12.000,00 was opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), omdat de werkgever een vreemdeling arbeid had laten verrichten zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De rechtbank behandelt het beroep van de eiseres tegen het bestreden besluit van 20 maart 2014, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De rechtbank constateert dat de inspecteurs op 2 juli 2013 een vreemdeling van Turkse nationaliteit hebben aangetroffen die werkzaamheden verrichtte voor de winkel van eiseres. De vreemdeling, die de vader is van een van de vennoten van eiseres, heeft verklaard dat hij incidenteel hielp in de winkel. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de vreemdeling niet betrouwbaar is, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze in een voor hem begrijpelijke taal is voorgelezen. Hierdoor kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen dat de vreemdeling arbeid heeft verricht in de zin van de Wav.

De rechtbank overweegt verder dat, hoewel er sprake is van overtreding van de Wav, de boete gematigd moet worden. De rechtbank is van oordeel dat de boete met 75% moet worden verlaagd, omdat de vreemdeling slechts incidenteel en in familieverband werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de boete wordt gematigd tot € 3.000,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/1753

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 december 2014 in de zaak tussen

de vennootschap onder firma Firma Istanbul Versshop vof, te[vestigingsplaats], eiser

(gemachtigde: mr. E.M. Bosscher),
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete van € 12.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav 1994).
Bij besluit van 20 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2014. Eiser is vertegenwoordigd door[naam 1], één van haar vennoten, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.M. Odijk.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 1º, van de Wav wordt onder werkgever verstaan: degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wav wordt als overtreding aangemerkt het niet naleven van de artikel 2, eerste lid.
Ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de Wav legt een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem de bestuurlijke boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten, welke voorvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
Per 1 januari 2013 is de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2013 (de Beleidsregel) in werking getreden onder intrekking van de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2012.
Op grond van artikel 1 van de Beleidsregel worden bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wav voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de 'Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen' (de Tarieflijst), die als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd.
Volgens de Tarieflijst is het boetenormbedrag in het geval de werkgever geen natuurlijke persoon is op € 12.000,- per persoon per overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav gesteld.
2. Aan eiseres is een boete opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav, omdat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Verweerder heeft zich gebaseerd op het boeterapport dat op 19 augustus 2013 door inspecteurs van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de inspectie SZW) is opgemaakt. Hieruit volgt dat de inspecteurs op 2 juli 2013 een vreemdeling van Turkse nationaliteit, [naam 2] (hierna: de vreemdeling), hebben aangetroffen op het adres [adres], die werkzaamheden verrichtte bestaande uit het vegen van het trottoir dat gelegen was voor de ingang van de winkel [bedrijf]. De vreemdeling is de winkel ingegaan en kwam er na enkele ogenblikken weer uit om de werkzaamheden te herhalen. Uit het boeterapport volgt voorts dat voor de door de vreemdeling verrichte arbeid geen tewerkstellingsvergunning is afgegeven. De vreemdeling is de vader van één van de vennoten van eiseres.
Van het boeterapport maakt onderdeel uit het verhoor van de overtreder, waarin de verklaring is opgenomen van een van de vennoten van eiseres.
Van het boeterapport maakt eveneens onderdeel uit de schriftelijke weergave van het getuigenverhoor van de vreemdeling. Daaruit blijkt dat de vreemdeling onder meer heeft verklaard dat hij tijdens zijn verblijf in Nederland bijna dagelijks in de winkel is en daar dan kleine klusjes doet omdat hij zich anders verveelt.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2010:BL3335) dienen juist omdat een boete als hier bedoeld een punitieve sanctie betreft, aan de bewijsvoering van de overtreding en aan de motivering van het sanctiebesluit strenge eisen te worden gesteld.
4.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder zich, voor het standpunt dat eiseres de vreemdeling arbeid heeft laten verrichten, heeft gebaseerd op de verklaring van de vreemdeling. Daartoe heeft zij ter zitting nader aangegeven dat uit het formulier waarop de verklaring is opgetekend niet volgt dat de verklaring aan de vreemdeling is voorgehouden (in een voor hem begrijpelijke taal) alvorens hij deze heeft ondertekend. De vreemdeling spreekt alleen Turks. Hem is aldus de mogelijkheid ontnomen terug te komen op door hem afgelegde verklaringen, dan wel deze te verduidelijken.
4.2
De rechtbank stelt vast dat het formulier “Algemeen Inlichtingen- en verhoorformulier Wav/WML/Waadi” als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van het boeterapport. Op pagina 2 van het formulier is de aanvullende verklaring van de vreemdeling met de hand opgetekend door de inspecteur. Op pagina 3 van het formulier is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“( ) Nadat de inhoud van dit formulier en bijbehorende aanvullingsbladen A,B,C,D,E,F,G* aan de gehoorde was voorgelezen, verklaarde hij/zij te volharden.
Handtekening gehoorde:”
De vreemdeling heeft het formulier ondertekend. Zoals blijkt uit de hiervoor geciteerde tekst is geen kruisje geplaatst tussen de haakjes, die om reden van bevestiging voor de betreffende verklaring zijn geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verklaring met behulp van de (telefonische) tolk aan de vreemdeling is voorgehouden. Aldus kan dan evenmin met zekerheid worden vastgesteld dat de vreemdeling heeft volhard in zijn afgelegde verklaring en hij de gelegenheid heeft gehad terug te komen dan wel correcties aan te brengen op hetgeen door hem tijdens het gehoor is verklaard. De stelling van verweerder ter zitting dat verklaringen altijd met behulp van een tolk aan de vreemdeling worden voorgehouden en dat het formulier op ambtseed is opgemaakt, maakt het voorgaande niet anders.
4.3
Gelet hierop is de rechtbank met eiseres van oordeel dat verweerder zich niet heeft kunnen baseren op de verklaring van de vreemdeling. Uit het op ambtseed opgemaakte rapport volgt evenwel dat inspecteurs de vreemdeling de stoep voor de winkel hebben zien vegen. Vast staat dan ook dat de vreemdeling werkzaamheden heeft verricht voor eiseres. De stelling van eiseres dat het trottoir behoort tot de openbare weg, doet hieraan niet af. Het vegen geschiedde immers ten behoeve van de winkel. Ook de omstandigheid dat de vennoten van de werkzaamheden niet op de hoogte waren doet aan de constatering niet af.
Nu derhalve sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav was verweerder in beginsel bevoegd ter zake van dit beboetbare feit een boete op te leggen aan eiseres.
5.1
Eiseres stelt voorts dat verweerder de boete had moeten matigen met 75% omdat, voor zover er arbeid is verricht, er enkel sprake is geweest van het verrichten van incidentele arbeid in familieverband.
5.2
Op grond van artikel 10 van de Beleidsregel kan, in alle andere gevallen waar sprake is van een overtreding van artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen, de berekende bestuurlijke boete per overtreding met 25%, 50% of 75% worden gematigd afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de vreemdeling, die de vader is van een van de vennoten van eiseres, structureel werkzaamheden ten behoeve van de winkel heeft verricht. De blijkens het boeterapport gedane constatering door de inspecteurs, noch de “verklaring overtreder”, afgelegd door een van de vennoten van eiseres (niet zijnde de zoon van de vreemdeling) bieden grond voor het oordeel dat sprake is van meer dan het incidenteel verlenen van een hand- en spandienst. Op grond van de verklaring van de vennoot en hetgeen voorts door eiseres naar voren is gebracht is voldoende aannemelijk geworden dat de vreemdeling enkel in familieband, ongevraagd en om niet, enige hulp heeft geboden in de winkel van zijn zoon, waar naast de drie vennoten nog drie oproepkrachten werkzaam zijn, zodat de hulp van de vreemdeling, die op grond van een visum voor kort verblijf in Nederland verbleef en na het incident naar Turkije is teruggekeerd, ook niet nodig was. In het licht van voormeld samenstel van omstandigheden ziet de rechtbank grond voor het oordeel dat verweerder de boete had moeten matigen met 75%.
5.4
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Op grond van het bepaalde in artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht dient de rechtbank zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat de aan eiseres opgelegde boete wordt gematigd met 75%, tot € 3.000,-. De uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit, zodat verweerder niet opnieuw op het bezwaar van eiseres hoeft te beslissen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door hembetaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1948,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de aan eiseres opgelegde boete wordt gematigd tot een bedrag van
€ 3.000,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1948,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzitter, en mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. M.M. Kaajan, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.