Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit van 24 januari 2014;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over een opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenplicht onder de Werkloosheidswet (WW). De eiser, die een WW-uitkering ontving, had niet tijdig en volledig gemeld dat hij vanaf 17 juni 2013 werkzaamheden verrichtte via [bedrijf 2] B.V. Dit leidde tot een boete van € 1.749,10, die door het UWV was opgelegd. De eiser stelde dat hij niet opzettelijk had gehandeld en dat de boete onevenredig hoog was.
De rechtbank oordeelde dat de eiser de inlichtingenplicht inderdaad had geschonden, maar dat er geen sprake was van opzet of fraude. De rechtbank nam in overweging dat de eiser voor het eerst werkloos was en niet eerder met een uitkeringsinstantie in aanraking was gekomen. De rechtbank vond dat de opgelegde boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding en dat de eiser niet eerder informatie had verzwegen. Daarom besloot de rechtbank de boete te matigen tot € 350,-, wat zij als een evenredige sanctie beschouwde.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde het primaire besluit door de boete te verlagen. Tevens werd bepaald dat het UWV het door de eiser betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.