In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had een boete van € 3.042,99 opgelegd gekregen wegens het niet melden van werkzaamheden in de periode van 3 december 2012 tot en met 17 februari 2013. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar dat de opgelegde boete van 100% van het benadelingsbedrag niet in stand kon blijven. De rechtbank overwoog dat de sanctie die gold ten tijde van de overtreding lager was dan de opgelegde boete, en dat het legaliteitsbeginsel zich verzet tegen een hogere sanctie na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 500,- en het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenredige boete en de toepassing van overgangsrecht in bestuursrechtelijke zaken.