ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3922
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.G. Fischer, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat zijn aanvraag om toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker tijdens het intakegesprek niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres in Haarlem.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om aan te tonen dat hij daadwerkelijk woonachtig was in de gemeente Haarlem. Uit het onderzoek ter zitting bleek dat verzoeker veelvuldig verbleef bij zijn broer en moeder in andere plaatsen en dat hij voornamelijk zijn bankzaken in een andere plaats regelde. Bovendien was de woning in Haarlem, waar verzoeker claimde te wonen, voor hem ongeschikt vanwege de trap die hij moest op om binnen te komen. Verzoeker had ook niet meegewerkt aan een huisbezoek dat door verweerder was gepland om zijn woonplaats te verifiëren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen duidelijkheid had verschaft over zijn woonsituatie en dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van de uitkering geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier P.M. van der Pol.