ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/2063
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op basis van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.G. Fischer, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat zijn aanvraag om toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker tijdens het intakegesprek niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres in Haarlem.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om aan te tonen dat hij daadwerkelijk woonachtig was in de gemeente Haarlem. Uit het onderzoek ter zitting bleek dat verzoeker veelvuldig verbleef bij zijn broer en moeder in andere plaatsen en dat hij voornamelijk zijn bankzaken in een andere plaats regelde. Bovendien was de woning in Haarlem, waar verzoeker claimde te wonen, voor hem ongeschikt vanwege de trap die hij moest op om binnen te komen. Verzoeker had ook niet meegewerkt aan een huisbezoek dat door verweerder was gepland om zijn woonplaats te verifiëren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen duidelijkheid had verschaft over zijn woonsituatie en dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van de uitkering geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier P.M. van der Pol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/2063
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 14 mei 2013
in de zaak van:
[naam verzoeker]
naar eigen zeggen wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. W.G. Fischer
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 28 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoeker tijdens het intakegesprek niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het door hem opgegeven adres.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter voorts gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, R.C. de Vos.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Gronden van de beslissing
1. Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wwb bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft. Verzoeker heeft bij verweerder een Wwb-aanvraag ingediend. Gelet hierop ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Haarlem. Dit kan hij aannemelijk maken op grond van zijn feitelijke woon- en leefomstandigheden.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Haarlem. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verzoeker veelvuldig verblijft bij zijn broer in [plaats], dan wel bij zijn moeder in [plaats 2]. Voorts is uit de stukken naar voren gekomen dat verzoeker voornamelijk pint in [plaats]. De woning waar verzoeker in Haarlem in zegt te wonen, is in feite - zo is namens verzoeker verklaard -voor hem ongeschikt, omdat hij een trap op moet om zijn woning binnen te komen. Bovendien is tot op heden onduidelijk gebleven waar verzoekers persoonlijke bezittingen zich bevinden.
3. Om duidelijkheid te verkrijgen over verzoekers woonplaats, heeft verweerder getracht op 17 januari 2013 bij verzoeker een huisbezoek af te leggen, aansluitend aan het gesprek met medewerkers van verweerder. Verzoeker heeft niet aan het huisbezoek meegewerkt, omdat hij zich niet goed voelde. Hij wilde wel met zijn broer mee naar [plaats]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt niet in te zien waarom verzoeker wel met zijn broer mee kon naar [plaats] en niet naar de woning in Haarlem waar hij zegt te verblijven. Voorts heeft verweerder terecht en op goede gronden gesteld dat het huisbezoek aansluitend aan het gesprek moest plaatsvinden.
4. Uit het voorgaande volgt dat verzoeker geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn woonsituatie. Niet aannemelijk is geworden dat hij zijn woonplaats heeft in de gemeente Haarlem. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat verzoekers bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2013 te Haarlem door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: