ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
544110 CV EXPL 12-1237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden bij luchtvaartclaim

In deze zaak hebben vijf passagiers Transavia Airlines C.V. gedagvaard vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht HV5585 van Amsterdam naar Nice op 22 december 2009. De passagiers vorderden compensatie van € 1.250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat Transavia hen had geweigerd deze compensatie te betalen. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, die het onmogelijk maakten om in Nice te landen. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, dat bepaalt dat passagiers recht hebben op compensatie bij vertraging, tenzij er sprake is van buitengewone omstandigheden.

Tijdens de pleidooien hebben de partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet konden betwisten dat er sprake was van slechte weersomstandigheden. De passagiers stelden dat Transavia had moeten kiezen voor een andere landingsbaan en dat het een uur na de geplande landingstijd weer mogelijk was om in Nice te landen. De kantonrechter oordeelde echter dat het niet aan Transavia was om te bepalen op welke baan geland moest worden, aangezien deze beslissing aan de verkeerstoren toebehoort. Bovendien kon Transavia niet voorzien wanneer de luchthaven Nice weer bereikbaar zou zijn.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden slaagde, waardoor de vordering van de passagiers werd afgewezen. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Transavia tot dat moment waren begroot op € 450,00, plus € 75,00 aan nasalaris voor eventuele nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 544110 CV EXPL 12-1237
datum uitspraak: 9 april 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[5 passagiers]
te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. F. Niemöller
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 1 december 2011. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Transavia nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De kantonrechter heeft vervolgens beslist de zaak aan te houden tot 22 november 2012 in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie - hierna te noemen: het Hof - op de aan hem gestelde prejudiciële vragen over de rechtsgeldigheid van het zogenaamde Sturgeon-arrest. Bij pleidooi van 17 en 31 januari en 14 maart 2013 hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Nice op 22 december 2009 met vertrektijd 19.15 uur (lokale tijd) en aankomsttijd 21.05 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV5585, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van meer dan 3 uur opgelopen.
c. De passagiers hebben bij brieven van 5 maart 2010 en 30 november 2010 compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal € 1.250,00.
d. Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 357,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie. Subsidiair voert Transavia aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ter onderbouwing voert Transavia aan dat de vertraging is veroorzaakt door krachtige rugwind en extreme rukwinden in Nice. Hierdoor was het te gevaarlijk om in Nice te landen. Transavia is vervolgens uitgeweken naar Genua van waaruit de passagiers met bussen naar Nice vervoerd zijn.
De beoordeling
1. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen (het arrest van het Hof van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson – Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. – Civil Aviation Authority) volgt –kort samengevat– dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, tenzij sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in paragraaf 14 van de Verordening.
2. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter als volgt. De passagiers hebben niet betwist dat sprake was van slechte weersomstandigheden. De passagiers hebben gesteld dat Transavia er voor had moeten kiezen op een andere baan te landen, zodat zij geen last had gehad van extreme wind in de rug. Verder hebben de passagiers gesteld dat het een uur na de geplande landingstijd weer mogelijk was om in Nice te landen. Transavia had er, aldus de passagiers, voor kunnen kiezen om op dat moment vanaf Genua alsnog naar Nice te vliegen.
3. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van buitengewone omstandigheden bestaande uit slechte weersomstandigheden. Transavia heeft deze omstandigheden niet kunnen voorkomen. De stelling van de passagiers dat Transavia op een andere baan had moeten landen kan de kantonrechter niet volgen; het is immers niet aan Transavia te bepalen op welke baan zij landt. Deze bevoegdheid is voorbehouden aan de verkeerstoren ter plaatse. De kantonrechter volgt evenmin de stelling van de passagiers dat Transavia vanuit Genua alsnog naar Nice had moeten vliegen. Transavia kon immers op het moment dat zij bussen inzette om de passagiers van Genua naar Nice te vervoeren, niet voorzien op welk moment de luchthaven Nice weer kon worden aangevlogen.
Omdat het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden slaagt, zal de vordering worden afgewezen. De passagiers zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van € 75,00 aan nasalaris voor over daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van € 75,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Transavia worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.