ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ2255
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag schenkbelasting en de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Pelinck, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag schenkbelasting die op 28 augustus 2012 was opgelegd. De rechtbank ontving het beroepschrift op 7 januari 2012, en na indienen van stukken door verweerder, werd besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Eiser had in 2005 grond aangeschaft en daarop een huis gebouwd, gefinancierd door leningen van zijn moeder, de schenkster. In 2011 heeft de schenkster een deel van de vordering op eiser kwijtgescholden en een bedrag aan contanten geschonken. De totale verkrijging van eiser bedroeg een aanzienlijk bedrag, waarover de aanslag schenkbelasting was opgelegd.
Het geschil draaide om de vraag of de aanslag schenkbelasting correct was opgelegd en of de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van toepassing waren. Eiser stelde dat de faciliteiten ook voor privévermogen moesten gelden, terwijl verweerder betoogde dat deze alleen van toepassing zijn op ondernemingsvermogen. De rechtbank oordeelde dat de wetgever met de bedrijfsopvolgingsregeling beoogde om de continuïteit van ondernemingen te waarborgen en dat ondernemingsvermogen en niet-ondernemingsvermogen niet als gelijke gevallen konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.