ECLI:NL:RBNHO:2013:BY9786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
awb 12-4129
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestuursdwang voor woonark in Ringvaart van Haarlemmermeerpolder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Heikens, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, waarbij hem werd gelast zijn woonark binnen zeven dagen na 30 november 2010 uit de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder te verwijderen. Eiser betwistte de ontvangst van het besluit en stelde dat de begunstigingstermijn te kort was. De rechtbank oordeelde dat eiser geen feiten heeft aangevoerd die de ontvangst van het besluit redelijkerwijs konden betwijfelen. De rechtbank overwoog dat de enkele stelling van eiser dat hij het besluit niet heeft ontvangen onvoldoende was om aan de ontvangst te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat het besluit op 1 december 2010 was verzonden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de korte begunstigingstermijn gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden waaronder de woonark was afgemeerd. De rechtbank merkte op dat de woonboot in een bocht van de Ringvaart lag, wat de veilige doorvaart voor passerende vaartuigen in gevaar bracht. Bovendien was er een risico op zinkgevaar door de vorst. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet binnen de gestelde termijn aan de last kon voldoen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van eiser om de woonark terug te geven zonder voorwaarden af, omdat hiervoor geen grondslag bestond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4129
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2013
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. M. Heikens, advocaat te Amsterdam,
tegen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.H.J. Riessen, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2010, blijkens de daarop zich bevindende stempel verzonden 1 december 2010, heeft verweerder eiser gelast om binnen zeven dagen na datering van het besluit zijn woonark uit de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van toepassing van bestuursdwang.
Het tegen dit besluit gericht bezwaar van 11 januari 2011 heeft verweerder ongegrond verklaard bij besluit van 19 juli 2012. Daarbij is verweerder afgeweken van het advies van de Hoor- en adviescommissie.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 augustus 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 december 2012, alwaar eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Hij werd vergezeld door A.C. van Ballegooijen, inspecteur (vaar)wegen in dienst van de provincie.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft eiser onder aanzegging van bestuursdwang gelast binnen zeven dagen na 30 november 2010 zijn woonark uit de Ringvaart van de Haarlemmer-meerpolder te verwijderen en verwijderd te houden. De ark ligt op een plek waar een ligplaatsverbod geldt. De ligplaats ten behoeve van de ark is zodanig dat voor passerende (beroeps)vaartuigen de vaarweg te smal wordt om een veilige doorvaart te creëren.
2.2 Eiser heeft allereerst aangevoerd dat hij het besluit van 30 november 2010 niet -althans pas ver na het verstrijken van de begunstigingstermijn- heeft ontvangen.
2.3 Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 10 mei 2011 (LJN: BQ4617) geldt als uitgangspunt in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit dat het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
2.4 De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het besluit van 30 november 2010 niet aangetekend aan eiser is verzonden. De juistheid van de adres-sering van het primaire besluit is tussen partijen geen onderwerp van debat. Zowel de minuut als het aan eiser verzonden exemplaar van het primaire besluit (dossierstuk 7) bevat de stempel ‘verzonden 1 december 2010’. Het zich op de uitdraai van de verzendadministratie (dossierstuk 21) bevindende kenmerk 2010/71949 corres-pondeert met het kenmerk dat in het primaire besluit en op de minuut is vermeld. Blijkens deze uitdraai is het primaire besluit op 1 december 2010 verzonden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 30 november 2010 op 1 december 2010 aan eiser is verzonden.
2.5 Eiser heeft aangevoerd dat uit het feit dat hij op 29 december 2010 van de provincie per e-mail een afschrift heeft ontvangen van het primaire besluit zonder daarop de stempel ‘verzonden op 1 december 2010’ moet worden afgeleid dat het besluit van 30 november 2010 niet op 1 december 2010 is verzonden. Dit standpunt wordt verworpen. Van Ballegooijen heeft ter zitting uitgelegd dat het besluit aanvankelijk onjuist is gescand ten behoeve van de archivering, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat er in de (digitale) administratie van verweerder twee verschillende versies van het besluit van 30 november 2010 waren opgenomen; namelijk een versie van het primaire besluit zonder de stempel ‘verzonden op 1 december 2010’ en een versie met deze stempel. De rechtbank vindt dit een geloofwaardige verklaring voor het feit dat eiser een afschrift van het besluit zonder datumstempel heeft ontvangen. Dit enkele feit maakt dan ook niet dat de verzending van het besluit op 1 december 2010 kan worden betwijfeld.
2.6 Het betoog van de gemachtigde van eiser dat eiser het besluit van 30 november 2010 niet heeft ontvangen als gevolg van een poststaking kan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel. In de eerste plaats maakt een staking bij de posterijen in beginsel slechts aannemelijk dat de bestelling van de post wordt vertraagd, maar niet dat een poststuk dat is verzonden niet wordt bezorgd. Verder blijkt uit door verweerder overgelegde stukken dat bij de posterijen is gestaakt op 8 tot en met 10 december 2010, maar niet op of vlak na de dag van verzending.
2.7 Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen feiten heeft gesteld op grond waarvan de ontvangst van het besluit van 30 november 2010 redelijkerwijs kan worden betwijfeld. De enkele stelling van eiser dat hij het besluit niet heeft ontvangen, is onvoldoende om redelijkerwijs te twijfelen aan de ontvangst van het primaire besluit.
2.8 Voorts heeft eiser aangevoerd dat de gegeven begunstigingstermijn te kort was. De woonboot leverde op de plek waar deze lag afgemeerd, geen gevaar op voor het overige scheepvaartverkeer. Daarnaast had eiser meer tijd nodig om aan de last te kunnen voldoen.
2.9 Blijkens het proces-verbaal van bevindingen (dossierstuk 5) en het verhandelde ter zitting kwam bij de storingswachtdienst op zondag 21 november 2010 een melding van de politie binnen dat de woonboot van eiser los rond dreef in de Ringvaart. Een aantal medewerkers van deze dienst heeft op de melding gereageerd. Zij wisten nog dezelfde dag de woonboot naar de wal te trekken (een sleepdienst is ’s zondags niet beschikbaar) en hebben deze vervolgens provisorisch vastgelegd. De volgende dag heeft Van Ballegooijen zich in verbinding gesteld met eiser, hem geïnformeerd over het vorengaande en eiser in de gelegenheid gesteld nog dezelfde dag de woonboot uit de Ringvaart te verwijderen. Van Ballegooijen heeft op 23 november 2010 geconstateerd dat de woonboot er nog steeds lag zoals deze door de medewerkers van de storingswachtdienst was afgemeerd en hij heeft nog dezelfde dag een voornemen aan eiser verzonden tot het toepassen van bestuursdwang. Bij besluit van 30 november 2010 heeft verweerder vervolgens eiser op straffe van bestuursdwang gelast om zijn woonboot binnen 7 dagen uit de Ringvaart te verwijderen.
2.10 Gebleken is dat de woonboot lag afgemeerd in een bocht van de Ringvaart en dat een veilige doorvaart voor passerende (beroeps)vaartuigen in het gedrang was. Daar komt bij dat -zoals Van Ballegooijen ter zitting heeft verklaard- het destijds vroor althans begon te vriezen. Aangezien de woonboot lag afgemeerd aan een stenen wal was er gevaar dat de woonboot zou zinken.
2.11 Gelet op het vorenstaande mocht verweerder in redelijkheid een korte begunstigings-termijn aan de last verbinden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet binnen zeven dagen aan de last kon voldoen. De rechtbank merkt overigens op eiser vanaf het het moment van verzending van het voornemen om tot bestuursdwang over te gaan feitelijk twee weken de tijd heeft gehad om ervoor te zorgen dat zijn woonboot werd verwijderd. Dat de woonboot niet op eigen kracht kan varen is niet van belang, omdat de woonboot kan worden versleept. Dat dit niet binnen een paar dagen kan worden geregeld, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Verder gaat de rechtbank er vanuit dat ijsvorming in die periode niet aan de uitvoering van de last door eiser in de weg heeft gestaan, nu vlak na het verstrijken van de begunstigingstermijn op 10 december 2010 de woonboot zonder problemen naar een veilige plek is versleept.
2.12 Eiser heeft nog gevraagd om een beslissing te nemen over de hoogte van de kosten van het slepen en de bewaarhaven. Hij vindt dat de kosten nodeloos hoog zijn opgelopen. De rechtbank stelt evenwel vast dat ten tijde van het verhandelde ter zitting een besluit tot vaststelling van de kosten van bestuursdwang nog niet is genomen. De hoogte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang ligt in deze procedure derhalve niet ter beoordeling voor.
2.13 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Eiser heeft nog verzocht te bepalen dat verweerder zal worden gelast de woonark aan hem terug te geven zonder voorwaarden en te betalen kosten. Dat verzoek zal worden afgewezen, omdat daarvoor geen grondslag bestaat. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst af het verzoek van eiser verweerder te gelasten zijn woonark aan hem terug te geven zonder voorwaarden en te betalen kosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2013.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.