Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2013 in de zaak tussen
[naam 1], te [woonplaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
“Het watergebiedsplan en de ontwerpbesluiten liggen van 14 maart tot en met 24 april 2011 ter inzage. U kunt gedurende deze termijn van terinzagelegging uw zienswijze geven op het watergebiedsplan en de ontwerpbesluiten. De zienswijze moet worden ingediend bij het college van dijkgraaf en hoogheemraden (…) onder vermelding van de naam van het peilbesluit en de behandelend ambtenaar, [naam 2]. U kunt uw zienswijze eventueel ook mondeling toelichten als u dat wenst.”
[naam 3] en [naam 4], medewerkers van verweerder. Op grond van het bepaalde in artikel 3:16 in samenhang bezien met artikel 6:10, eerste lid, van de Awb dient niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep dan ook achterwege te blijven.
24 augustus 2011 bij verweerder is besproken en dat hij zijn zienswijze in het bijzijn van een medewerker van verweerder diezelfde dag op schrift heeft gesteld.
“Voorts wil ik gehoord worden. (…) Ik heb dit bezwaar gemaakt omdat ik niks hoor van mijn mondelinge bezwaren.”
24 augustus 2011 kenbaar heeft gemaakt en ook pas toen bij verweerder is gaan navragen waarom hij niets van zijn mondelinge bezwaren hoorde, betreft een omstandigheid die onder de genoemde omstandigheden voor zijn rekening en risico dient te blijven.
Beslissing
mr. drs. M.M. Kaajan, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.