ECLI:NL:RVS:2012:BV2428

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102959/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A. Hagen
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bolle Akker, Bakel: beroep tegen vaststelling door de raad van de gemeente Gemert-Bakel

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bolle Akker, Bakel" dat op 15 december 2010 door de raad van de gemeente Gemert-Bakel is vastgesteld. Twee appellanten, wonend in Bakel, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten stellen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met hun woon- en leefklimaat, met name door de toekenning van de bestemming "Bedrijf" op een afstand van minder dan de richtafstand van 50 meter, zoals aanbevolen in de VNG-brochure. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 februari 2012 behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door een ambtenaar en een advocaat. De Afdeling heeft vastgesteld dat het beroep van de tweede appellant niet-ontvankelijk is voor zover het niet gericht is tegen een specifiek plandeel, maar heeft het beroep van de eerste appellant gegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering, omdat de raad onvoldoende heeft onderbouwd waarom de kortere afstand tot de woning van de appellant aanvaardbaar is. Het besluit van de raad is vernietigd voor het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ten zuiden van de percelen van de eerste appellant. De raad is tevens verplicht om het griffierecht aan de eerste appellant te vergoeden.

Uitspraak

201102959/1/R3.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
2. [appellant sub 2], wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
en
de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bolle Akker, Bakel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft R. de Weert een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2011, waar [appellant sub 1] en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.T.H. Branten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen.
2.1.1. Het beroep van [appellant sub 2] berust niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Hierbij is van belang dat niet is aangetoond dat de adviseur van [appellant sub 2], die tijdens de termijn voor het naar voren brengen van een zienswijze telefonisch contact zou hebben gehad met een ambtenaar van de afdeling Grondzaken van de gemeente, tijdens dat contact een mondelinge zienswijze over het plan naar voren zou hebben gebracht.
Voorts is niet gebleken van een omstandigheid waardoor [appellant sub 2] redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te dienen. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 2] gestelde omstandigheid dat van gemeentewege zou zijn toegezegd dat hij op de hoogte zou worden gehouden van het verloop van de bestemmingsplanprocedure, nu uit de door hem overgelegde verslagen van gesprekken met de wethouder niet van een dergelijke toezegging blijkt.
De Afdeling stelt vast dat het plan gewijzigd is vastgesteld waarbij aan een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Gemert-Bakel, sectie N, nr. 2148 (hierna: perceel nr. 2148) de bestemming "Bedrijf" is toegekend. [appellant sub 2] heeft tegen dit plandeel derhalve redelijkerwijs geen zienswijze kunnen indienen. Nu [appellant sub 2] door deze wijziging in een nadeligere positie terecht kan zijn gekomen, doordat het plan daarmee voorziet in een uitbreiding van het bedrijventerrein in de richting van zijn perceel, is zijn beroep, voor zover gericht tegen voornoemd plandeel, ontvankelijk.
De conclusie is dat het beroep van [appellant sub 2], voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" op het perceel nr. 2148, ontvankelijk is. Voor het overige is het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.2. [appellant sub 2] betoogt dat de raad het plandeel met de bestemming "Bedrijf" op het perceel nr. 2148 ten onrechte heeft vastgesteld, nu de afstand van zijn woning tot aan het bedrijventerrein minder is dan de richtafstand van 50 m uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009, (hierna: de VNG-brochure), waardoor zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast. Bovendien maakt het plandeel ten onrechte bebouwing mogelijk tot een hoogte van 8 m en door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid tot een hoogte van 10 m. De raad heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen. Ten slotte heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom bij de vaststelling van het plan het perceel nr. 2148 aan het bedrijventerrein is toegevoegd.
2.2.1. Aan het gewijzigd vastgestelde plandeel zijn de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "(b≤3.1)" en "maximale goot- en bouwhoogte: 8 m" toegekend.
Gelet op artikel 3, lid 3.1, aanhef en sub a en b, van de planregels zijn ter plaatse van de aanduiding "(b≤3.1)" slechts bedrijven van de milieucategorieën 2 en 3.1 toegestaan.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef en sub f en onder 3.2.2, aanhef en sub a, voor zover hier van belang, mogen op een afstand van 3 m van de perceelsgrenzen bedrijfsgebouwen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.2, aanhef en sub b, van de planregels mag de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" is aangegeven.
Ingevolge lid 3.3, onder 3.3.2, aanhef en sub c, onderdeel 2 en 3, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangegeven maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m, met dien verstande dat onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient te worden voorkomen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot en de directe omgeving) in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen.
2.2.2. De Afdeling ziet ten aanzien van het betoog dat het plandeel vanwege de daarin voorziene bouwhoogte en de afstand tot het perceel van [appellant sub 2] zal leiden tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat, geen aanleiding daarover anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in zijn voornoemde uitspraak van 17 juni 2011 waarin het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en op deze gronden is ingegaan.
2.2.3. Voor zover [appellant sub 2] met zijn betoog tegen de toevoeging van het perceel 2148 beoogt op te komen tegen de plangrenzen, wordt overwogen dat de raad, gelet op de systematiek van de Wro, in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het plan ertoe strekt het bedrijventerrein Bolle Akker uit te breiden en de raad naar aanleiding van een zienswijze heeft besloten het perceel 2148 bij het bedrijventerrein te betrekken door het toekennen van een bedrijfsbestemming. Niet aannemelijk is gemaakt dat het plandeel zodanige ruimtelijke samenhang mist met de andere plandelen dat de raad het in redelijkheid niet in het plan heeft kunnen opnemen. Het betoog faalt.
2.2.4. In hetgeen [appellant sub 2], voor zover zijn beroep ontvankelijk is, heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre ongegrond.
2.2.5. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant sub 1], voor zover het betreft diens beroepsgrond die betrekking heeft op de onjuiste toepassing van de VNG-brochure, niet berust op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze en dat het beroep derhalve in zoverre niet ontvankelijk is.
2.3.1. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot de desbetreffende besluitonderdelen naar voren zijn gebracht, mits genoemde beroepsgronden betrekking hebben op onderdelen die in de tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijzen van [appellant sub 1] zijn bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling is van dat laatste sprake. Er bestaat derhalve geen aanleiding om het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te achten.
2.4. [appellant sub 1] betoogt dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld, voor zover daarbij op slechts 16 m van zijn woning aan de Overschot 6a de bestemming "Bedrijf" is toegekend. Die afstand is naar zijn stelling ten onrechte minder dan de richtafstand uit de VNG-brochure. Hij vreest daardoor aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Ook zullen de voorziene bedrijfsgebouwen, die een bouwhoogte van 8 m hoog mogen hebben, zijn uitzicht en lichtinval beperken.
2.4.1. De Afdeling stelt vast dat bij het plan tot op ongeveer 16 m ten zuiden van de woning van [appellant sub 1] de bestemming "Bedrijf" is toegekend. Gelet op de verbeelding in samenhang met de planregels zijn op deze afstand bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 en 3.1 toegestaan.
In de toelichting bij het plan is gesteld dat voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruik is gemaakt van de VNG-brochure. In die brochure wordt voor het omgevingstype gemengd gebied, waarvan de raad is uitgegaan en wat door [appellant sub 1] niet is bestreden, voor bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 3.1 een richtafstand van 30 m aanbevolen. De in de VNG-brochure genoemde afstanden worden in beginsel gemeten tussen de grens van het bestemmingsvlak van een bedrijf enerzijds en de gevel van een woning anderzijds. De VNG-brochure is een hulpmiddel bij het opstellen van bestemmingsplannen en kent slechts indicatieve afstanden die door de raad gemotiveerd moeten worden toegepast. Uit de stukken, noch het aangevoerde ter zitting blijkt echter waarom de raad ten aanzien van de woning van [appellant sub 1] een aanzienlijk kortere afstand dan de richtafstand uit de VNG-brochure voldoende heeft bevonden om aan te nemen dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De enkele door de raad aangevoerde omstandigheid dat tussen de woning van [appellant sub 1] en het plangebied een bijgebouw staat waardoor zijn uitzicht en lichtinval reeds zijn beperkt, is - wat daar ook van zij - in dat verband onvoldoende, nu daarmee geen rekening is gehouden met andere gevolgen van de bij het plan mogelijk gemaakte bedrijvigheid voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1].
2.4.2. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ten zuiden van de percelen van [appellant sub 1], zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.4.3. Ten aanzien van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van T.W.P. [appellant sub 2] niet-ontvankelijk voor zover niet gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" op het perceel kadastraal bekend gemeente Gemert-Bakel, sectie N, nr. 2148;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 15 december 2010, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf", zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] voor het overige ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Gemert-Bakel aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012
45-715.
<HR>
Kaart