ECLI:NL:RBNHO:2013:9454

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
15 oktober 2013
Zaaknummer
HAA 13/364
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol na wetswijziging voor bestuurders van bromfietsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol (EMA). De eiser had eerder een alcoholslotprogramma (ASP) opgelegd gekregen, maar dit besluit werd ingetrokken na een wetswijziging die de maatregel voor bestuurders van bromfietsen verving door een EMA. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe regeling niet in strijd was met artikel 4 van de Wet algemene bepalingen of het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank stelde vast dat de EMA een minder zware maatregel is dan het ASP en dat de eiser nog niet was begonnen met het ASP, waardoor er geen schending van de rechtszekerheid was.

Het procesverloop begon met een besluit van 6 oktober 2012, waarin de eiser een EMA werd opgelegd. Dit volgde op een eerdere aanhouding op 21 juli 2012, waarbij de eiser met een te hoog alcoholgehalte op zijn bromfiets reed. De rechtbank heropende het onderzoek op 10 juli 2013 en besloot uiteindelijk zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de regelgeving niet nadelig was voor de eiser, aangezien de EMA een lichtere maatregel is dan het ASP. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de opgelegde EMA rechtmatig was.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van terugwerkende kracht van nieuwe regelgeving en de afweging tussen de belangen van de betrokkenen en de noodzaak van verkeersveiligheid. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de regeling niet in strijd was met de rechtszekerheid, omdat de eiser nog niet was begonnen met het ASP en de nieuwe regeling een minder zware maatregel bood.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/364

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.R. van Vliet),
en

de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. D.M. Tangali).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Alcohol (hierna: EMA) opgelegd.
Bij besluit van 3 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij beslissing van 10 juli 2013 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep verwezen naar de meervoudige kamer.
Partijen hebben de rechtbank desgevraagd bij brieven van 16 juli 2013 en 24 juli 2013 toestemming verleend om uitspraak te doen zonder het houden van een nadere zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.

Overwegingen

1.
Aan eiser is bij besluit van 24 juli 2012 een zogeheten alcoholslotprogramma opgelegd nadat hij op 21 juli 2012 is aangehouden op de bromfiets met een ademalcoholgehalte van 490 ug/l en de Regiopolitie Kennemerland ter zake een mededeling heeft gedaan aan verweerder. Dit besluit is ingetrokken op 1 oktober 2012 in verband met de wijziging van de betreffende regelgeving met terugwerkende kracht. Vervolgens is eiser bij besluit van 6 oktober 2012 een EMA opgelegd. Eiser acht dit - kort en zakelijk weergegeven - in strijd met artikel 4 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (hierna: de Wet algemene bepalingen) alsmede met het rechtszekerheidsbeginsel. Ook is er zijns inziens sprake van strijd met artikel 12, aanhef en onder d, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, omdat daaruit volgt dat geen EMA wordt opgelegd in het geval betrokkene de afgelopen vijf jaar aan het alcoholslotprogramma heeft deelgenomen.
2.
Ingevolge artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kan verweerder in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen besluiten tot oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, oplegging van een alcoholslotprogramma (hierna ook: asp), of een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid, indien, zoals in het onderhavige geval, een mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de WVW 1994.
3.
Deze regeling, de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (hierna: de Regeling) is gewijzigd met ingang van 1 oktober 2012 en werkt, voor zoveel hier van belang, terug tot en met 1 december 2011. De wijziging strekt ertoe niet langer te voorzien in de mogelijkheid van het opleggen van een alcoholslotprogramma aan personen die met teveel alcohol zijn aangehouden op een motorrijtuig waarvoor het AM-rijbewijs geldt. In de toelichting op deze wijziging is hieromtrent het volgende opgemerkt:
“Allereerst blijkt het niet goed uit te leggen aan bestuurders dat ze, als ze niet meedoen aan het asp, hun rijbewijs voor alle categorieën kwijtraken, maar het rijbewijs AM vervolgens wel weer kunnen aanvragen en dan hun bromfiets mogen blijven besturen, hoewel de mededeling juist was uitgebracht omdat ze onder invloed van alcohol een bromfiets hadden bestuurd. Weigering van het asp door bestuurders van een AM-voertuig betekent dus dat men rijbewijs B kwijt is, maar het AM rijbewijs mag houden. Dit is onwenselijk. Dit alles heeft ertoe geleid dat oplegging van het asp aan een bestuurder van een bromfiets bij nader inzien niet als geschikt wordt ervaren. Het bovenstaande laat echter onverlet dat het wel wenselijk is dat deze categorie bestuurders een maatregel krijgen. Afhankelijk van het promillage en eventuele recidive krijgen de betrokken bestuurders dan een educatieve maatregel alcohol en verkeer (…) of een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd. De voorgestelde wijzigingen hebben daarom tot doel het asp als maatregel uit te zonderen voor personen die in het bezit zijn van een rijbewijs voor meer categorieën dan alleen AM én die als bestuurder van een bromfiets zijn betrapt op rijden onder invloed van een zodanig ademalcoholgehalte dat zij eigenlijk voor oplegging van het asp in aanmerking zouden komen. Voor deze gevallen wordt voorzien in oplegging van een ema of een onderzoek naar de geschiktheid, afhankelijk van het feit of er sprake is van recidive. (…) Wat betreft de datum van inwerkingtreding wordt een uitzondering gemaakt op de systematiek van vaste verandermomenten, omdat het reparatiewetgeving betreft. Artikel I werkt terug tot en met december 2011. Dit houdt in dat mededelingen die zijn gebaseerd op feiten of gedragingen die zijn geconstateerd of begaan op of na 1 december 2011, maar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, en die zijn uitgebracht ten aanzien van bestuurders van een motorrijtuig van de rijbewijs categorie AM die tevens in het bezit zijn van een rijbewijs voor een andere categorie, worden behandeld overeenkomstig de regels zoals die gelden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de nieuwe regeling minder belastend zal zijn voor de betrokken rijbewijshouders dan de oude. In bijzondere gevallen zal ervoor worden zorg gedragen dat deze aanpassing niet zal leiden tot benadeling van de individuele rijbewijshouder”.
4.
De Regeling luidt thans, voor zover hier van belang, als volgt.
Artikel 11, eerste lid, aanhef en onder e:
Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer indien betrokkene op grond van artikel 18, onderdeel g, niet in aanmerking komt voor het alcoholslotprogramma en er niet eerder een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet is uitgebracht ten aanzien van de betrokken rijbewijshouder, gebaseerd dan wel mede gebaseerd op bijlage 1, onderdeel B, subonderdeel III, bij deze Regeling, die heeft geleid tot het opleggen van een educatieve maatregel alcohol en verkeer.
Artikel 12, aanhef en onder d:
Betrokkene komt niet in aanmerking voor de educatieve maatregel alcohol en verkeer indien hij de afgelopen vijf jaar aan het alcoholslotprogramma heeft deelgenomen.
Artikel 18, aanhef en onder g:
Betrokkene komt niet in aanmerking voor het alcoholslotprogramma indien de overtreding waarop de mededeling is gebaseerd, is begaan als bestuurder van een motorrijtuig van de categorie AM.
5.
Vast staat dat ingevolge de oude Regeling aan eiser geen EMA kon worden opgelegd.
6.
Aan de orde is allereerst of artikel 4 van de Wet algemene bepalingen dan wel het rechtszekerheidsbeginsel in de weg staat aan het alsnog opleggen van de EMA.
7.
De rechtbank is van oordeel dat zulks niet het geval is. Daarbij is het volgende van belang. Ingevolge artikel 4 van de Wet algemene bepalingen verbindt de wet alleen voor het toekomende en heeft deze geen terugwerkende kracht. Deze bepaling heeft niet de strekking de regelgever te verbieden aan regelingen terugwerkende kracht toe te kennen, doch bepaalt slechts dat een regeling waaraan geen terugwerkende kracht is verleend, niet moet worden toegepast op verhoudingen die voor het tot stand komen ervan zijn ontstaan. Het beroep van eiser op deze bepaling faalt derhalve.
8.
Evenmin is er strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, reeds omdat, anders dan eiser stelt, er geen sprake is van een wijziging van de Regeling te zijnen nadele. Weliswaar maakt de wijziging het opleggen van een EMA mogelijk waar dit voor de betrokken groep voorheen niet het geval was, doch deze mogelijkheid kwam in de plaats van de onmiskenbaar zwaardere maatregel van het alcoholslotprogramma, zo blijkt uit de toelichting op de Regeling. Anders dan eiser ter zitting heeft betoogd, kan het vervallen van het alcoholslotprogramma voor de betrokken groep niet los worden gezien van het invoeren van de vervangende EMA voor deze groep. Bij dit alles is voorts van (doorslaggevend) belang dat er, zoals op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vaststaat, nog geen sprake is geweest van een begin van deelname aan het alcoholslotprogrogramma. Het beroep van eiser faalt dan ook in zoverre. Voorts vloeit uit het vorenstaande voort dat ook het beroep van eiser op artikel, 12, eerste lid en onder d faalt.
9.
Gelet op de vorenstaande overwegingen is het beroep ongegrond en bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. W.B. Klaus, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.