ECLI:NL:RBNHO:2013:9420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
AWB 12/3687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake aangiftes overlast, intimidatie en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Korpsbeheerder van de politieregio Kennemerland. Eiser had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om alle aangiftes wegens overlast, intimidatie, bedreiging en vernieling die tussen 2006 en 2009 door bewoners van een specifieke locatie waren ingediend bij de politie openbaar te maken. Het primaire besluit van de Korpsbeheerder, dat dit verzoek afwees, werd op 11 januari 2011 genomen. Eiser ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard op 15 juni 2011. De rechtbank vernietigde dit besluit op 31 mei 2012 en droeg de Korpsbeheerder op een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 10 juli 2012 werd het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en een deel van de gevraagde stukken verstrekt.

Eiser stelde beroep in tegen dit bestreden besluit, waarbij verweerder een verweerschrift indiende en zich beroept op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om bepaalde stukken vertrouwelijk te houden. De rechtbank oordeelde op 6 september 2012 dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd was, en eiser verleende op 11 september 2012 toestemming voor deze beperking. De zitting vond plaats op 13 juni 2013, waar de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de Korpsbeheerder terecht had geweigerd om bepaalde documenten openbaar te maken op basis van artikel 365 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv). Eiser voerde aan dat er meer documenten onder verweerder zouden moeten berusten, maar de rechtbank concludeerde dat de overgelegde documenten geen aanleiding gaven om aan te nemen dat er meer stukken waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de Korpsbeheerder niet verplicht was om de gevraagde documenten openbaar te maken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3687

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 juli 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en

de Korpsbeheerder van de politieregio Kennemerland, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C.E. te Riele).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om alle aangiftes wegens overlast, intimidatie, bedreiging en vernieling die in de periode 2006 tot 2009 door bewoners van de [locatie] zijn ingediend bij de politie [plaats], openbaar te maken, afgewezen.
Bij besluit van 15 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 31 mei 2012 het besluit van 15 juni 2011 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 10 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en een deel van de gevraagde stukken verstrekt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Op 6 september 2012 heeft de rechtbank beslist dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is en de andere partij gevraagd om toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Bij brief van 11 september 2012 heeft eiser deze toestemming verleend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013. Gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Naar aanleiding van deze uitspraak van de rechtbank van 31 mei 2012 heeft verweerder beslist dat de processen-verbaal en stukken die deel uitmaken van een drietal strafdossiers in het geheel niet worden verstrekt onder verwijzing naar artikel 365 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv). De overige mutaties en processen-verbaal heeft verweerder verstrekt, met dien verstande dat een aantal gegevens is geanonimiseerd omdat verweerder deze gegevens aanmerkt als politiegegevens in de zin van de Wet politiegegevens (Wpg) en bepaalde gegevens volgens verweerder kunnen leiden tot identificatie van de betrokken personen.
2.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder opnieuw niet alle stukken heeft betrokken bij de beoordeling van zijn verzoek. Ter onderbouwing wijst eiser op passages uit het verstrekte proces-verbaal van 7 januari 2007, waarin is opgenomen dat “de verdachte dergelijke strafbare feiten met grote regelmaat begaat” en dat “de verdachte al meerdere keren in het jaar 2006 door de politie is aangehouden geweest”. Eiser leidt daaruit af dat er in ieder geval over het jaar 2006 meer stukken bij verweerder aanwezig moeten zijn, nu in de openbaar gemaakte stukken slechts één zaak uit 2006 genoemd wordt. De parketnummers van het drietal strafdossiers beginnen allen met ‘07’, hetgeen eiser doet vermoeden dat die uitsluitend betrekking hebben op incidenten uit 2007.
3.
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen in haar uitspraak van 31 mei 2012, is voor beoordeling van de vraag of artikel 365 van het WvSv op de onderhavige stukken van toepassing is, bepalend of de documenten, waarvan openbaarmaking is verzocht, onderdeel uitmaken van een strafdossier.
4.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken. Voor de aanname van eiser dat er meer documenten onder verweerder zouden moeten berusten, bieden de door verweerder overgelegde documenten geen aanleiding en ook overigens is er geen aanleiding dit te veronderstellen. Van de overgelegde documenten die onderdeel uitmaken van de strafdossiers heeft verweerder met juistheid openbaarmaking geweigerd met een beroep op artikel 365 van de WvSv.
5.
Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter, mr. I.M. Ludwig en mr. A.C. Terwiel - Kuneman, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2013.
griffier voorzitter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.