ECLI:NL:RBNHO:2013:9087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
15/800738-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag bij Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, werd op 17 juni 2013 aangehouden op de luchthaven Schiphol met een aanzienlijk geldbedrag van € 305.950,-, dat op ongebruikelijke wijze was verpakt in slikkersbollen in haar ruimbagage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, omdat er geen onomstotelijk bewijs zou zijn dat het geld uit een misdrijf afkomstig was.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat ze het geld niet van zichzelf was en dat ze het had gekregen van een onbekende man om naar Panama te brengen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen en legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 305.950,- verbeurd verklaard, met uitzondering van € 50,- dat aan de verdachte werd teruggegeven.

De rechtbank benadrukte de ernst van witwassen en de impact ervan op de legale economie. De verdachte had zich enkel laten leiden door financieel gewin, zonder oog te hebben voor de schadelijke gevolgen voor de samenleving. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat, maar oordeelt dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk is om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800738-13
Uitspraakdatum: 16 september 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.B. Haneveld en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 juni 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (ter waarde van circa 305.950,00 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2 Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 17 juni 2013 vond een douanecontrole plaats op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de passagiers die wilden uitreizen naar Panama. Door de Douane is daarbij een gate-stop gezet op verdachte en haar ruimbagage om deze aan een douanecontrole te onderwerpen. Verdachte verklaarde met € 1.900,- te reizen. In haar heuptas is een bedrag van € 1.950,- gevonden. [2] In de ruimbagage van verdachte zijn in de broekzakken van acht spijkerbroeken in totaal 76 slikkersbollen met geld aangetroffen. In elke slikkersbol zaten acht biljetten van € 500,-. In totaal zat er een bedrag van € 304.000,- in de slikkersbollen. [3] Het totale bedrag dat bij verdachte is aangetroffen is € 305.950,-, bestaande uit 1 biljet van € 50,-; 19 biljetten van € 100; en 608 biljetten van € 500,-. [4] Verdachte heeft afstand gedaan van een bedrag van € 305.900,-. [5]
Het is een feit van algemene bekendheid dat via Schiphol bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden in- of uitgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag van € 305.950,-, waarvan zij het grootste deel, verpakt in slikkersbollen, had weggestopt in acht spijkerbroeken in haar ruimbagage. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag op deze wijze te vervoeren, mede gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat grote coupures, zeker in dergelijke hoeveelheden als verdachte bij zich had, nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit plegen te worden gebruikt. Nu op grond van alle bovengenoemde feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van witwassen is gerezen, mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van het geld.
Verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat het geld niet van haar is, dat ze niet weet hoeveel geld ze bij zich heeft en dat ze ook niet weet van wie het geld is. Ze heeft verklaard dat ze had afgesproken om de bollen met geld mee te nemen naar Panama. Een dag voor haar vertrek is ze door een Surinaamse man opgehaald bij het NS Station Hollands Spoor in Den Haag en naar een huis in Rotterdam Zuid gebracht. Aldaar heeft ze een plastic zak met de 76 bollen gekregen. Ze kon door het plastic zien dat de bollen geld bevatten. Het was de bedoeling dat ze de bollen met geld zou slikken, maar dat lukte haar niet. In plaats van te slikken, heeft ze de geldbollen verstopt in de broekzakken van haar spijkerbroeken. Tegen die man heeft verdachte gezegd dat het slikken goed ging, zodat hij in de veronderstelling zou zijn dat zij de bollen wel had geslikt. De man heeft haar de volgende dag naar Schiphol gebracht en haar koffer ingecheckt. De man had tevens een foto van verdachte gemaakt en naar Panama gestuurd, zodat de mensen in Panama haar zouden herkennen. Bij aankomst in Panama zou ze worden opgehaald, in een huis de bollen produceren en het geld geven aan degene die haar daar zou ophalen. Daarna zou ze aldaar in een hotel verblijven. Verdachte heeft van de Surinaamse man € 6.900,- gekregen. Hiervan was € 900,- bestemd voor een hotel in Panama en € 6.000,- was haar beloning. Van de € 1.950,- die in haar heuptas is aangetroffen, was € 50,- van verdachte zelf, € 900,- bestemd voor het hotel en het resterende bedrag van € 1.000,- (een deel van de) beloning. Op de vraag waarom verdachte het geld niet bij de douane heeft aangegeven, verklaarde zij: “Omdat het geld niet van mij was. Ik was ook bang dat ik dan problemen zou krijgen. De problemen die ik nu heb dus.” [6]
3.3 Bewijsoverweging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit, nu ten eerste niet onomstotelijk vast kan komen te staan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en voorts, subsidiair, dat verdachte dat niet wist. Zij weet immers niet wie de eigenaar van het geld is en pas achteraf bij de verhoren is bij verdachte het vermoeden ontstaan dat het illegaal geld betreft.
De rechtbank verwerpt het verweer in beide onderdelen en overweegt daartoe het volgende. Van het geld is geen legale herkomst komen vast te staan. Gelet op het aantal slikkersbollen waarin het overgrote deel van het geld in coupures van € 500,- was verpakt en de wijze waarop het geld moest worden vervoerd, kan het hier niet anders dan dat het bij verdachte aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Voorts heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld dat zij voorhanden had uit enig misdrijf afkomstig was. Daarbij heeft de rechtbank niet alleen op de hiervoor vermelde verpakkings- en transportwijze gelet, maar ook op de wijze waarop verdachte de slikkersbollen heeft verkregen en de omstandigheid dat zij dit tegen een forse geldelijke beloning zou vervoeren naar Panama en het aldaar zou afleveren, terwijl zij bovendien geen open kaart speelde bij de douanecontrole. De enkele omstandigheid dat verdachte niet naar de daadwerkelijke herkomst van het geld heeft durven vragen, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard, leidt geenszins tot een ander oordeel maar draagt eerder bij tot de conclusie dat zij wist, dan wel had moeten weten dat de herkomst van het geld niet legaal was.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij verdachte aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat in juridische zin wist zoals hiervoor uiteengezet. Verdachte heeft zich derhalve opzettelijk - in de zin van voorwaardelijk opzet - schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 305.900,-, derhalve
€ 50,- minder dan ten laste is gelegd.
3.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit feiten heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 17 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (ter waarde van circa 305.900,00 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van het gehele onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 305.950,-.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft meer subsidiair in het kader van de strafmaat bepleit dat de rechtbank de strafoplegging beperkt tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden in combinatie met een werkstraf van 240 uur. Ze verzet zich niet tegen de verbeurdverklaring van het geld, met uitzondering van € 50,- omdat dit bedrag van verdachte zelf is.
6.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
6.4 Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, te weten € 305.900,-. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd, want zonder personen als verdachte is het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft zich bij haar handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
In de persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank evenwel grond om een groter gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
6.5 Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 305.900,- dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat onder verdachte aangetroffen, is begaan.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het aan verdachte toebehorende biljet van € 50,- dient te worden teruggegeven aan verdachte. Daarbij merkt de rechtbank op dat blijkens het in de afstandsverklaring (AH-002b) vermelde bedrag verdachte in zoverre geen afstand heeft gedaan van het onder haar in beslag genomen geld.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier (4) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
2) 19 biljetten van € 100,-;
3) 608 biljetten van € 500,-.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1) 1 biljet van € 50,-.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Grosheide, voorzitter,
mr. E.J. van Keken en mr. B.A.A. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2013.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 17 juni 2013, AH-001.
3.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 juni 2013, AH-013.
4.Bewijs van ontvangst d.d. 18 juni 2013, AH-002a.
5.Verklaring afstand van in beslag genomen voorwerpen d.d. 18 juni 2013, AH-002b.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 juni 2013, V1-01.