ECLI:NL:RBNHO:2013:7648

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 13/2719 en 13/2720
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake uitkering op basis van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). Het college had op 22 maart 2013 de aanvraag afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit was ongegrond verklaard op 3 mei 2013. Het beroep is geregistreerd onder nummer HAA 13-2719, terwijl het verzoek om een voorlopige voorziening onder nummer HAA 13-2720 is geregistreerd.

Tijdens de zitting op 9 juli 2013 werd vastgesteld dat eiser door zijn eigen toedoen een huisbezoek door de gemeente had verhinderd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op 7 maart 2013 een dringende reden was voor het huisbezoek en dat eiser op dat moment had ingestemd met de voorwaarden, inclusief de gevolgen van het weigeren van medewerking. Ondanks dat eiser niet expliciet had geweigerd, maakte hij het huisbezoek feitelijk onmogelijk. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college op goede gronden had gesteld dat eiser het huisbezoek had geweigerd, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

De voorzieningenrechter wees ook op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moest worden ingesteld. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/2719 en 13/2720
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in het beroep en op het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting van 9 juli 2013
in de zaken van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. B.B.A. Willering
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
Bij besluit van 22 maart 2013 heeft verweerder eisers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verweerder eisers recht op bijstand niet kon vaststellen.
Bij besluit van 3 mei 2013 heeft verweerder eisers bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. HAA 13-2719. Voorts heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nr. HAA 13-2720.
Ter zitting is eiser, bijgestaan door mr. B.B.A. Willering, verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. S. Sewtahal.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter heeft:
  • het beroep ongegrond verklaard;
  • het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Gronden van de beslissing

1.
In artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak, als hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter ziet aanleiding in dit geval van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat er op 7 maart 2013 voor verweerder een dringende reden bestond om bij eiser een huisbezoek af te leggen. Bovendien heeft eiser op die datum een formulier ondertekend waarin duidelijk stond vermeld wat de eventuele gevolgen zouden zijn van het weigeren van medewerking aan het huisbezoek. Er was dus sprake van ‘informed consent’.
3.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat in casu sprake was van weigering van de medewerking aan het huisbezoek. Het moge weliswaar zo zijn dat eiser niet letterlijk heeft gezegd dat de medewerkers van verweerder eisers woning niet mochten binnengaan, het is wel zo dat het huisbezoek door toedoen van eiser niet heeft plaatsgevonden. Eiser heeft dit huisbezoek zelf min of meer onmogelijk gemaakt. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen verweerders handhavingsmedewerker [naam 2] in de rapportage van 11 maart 2013 heeft gerelateerd. Hierin staat niet vermeld dat eiser, zoals hij ter zitting heeft verklaard, eerst zijn broer wilde bellen om te verifiëren wat deze in het telefoongesprek tegen [naam 2] had gezegd. De voorzieningenrechter volgt eiser hierin dan ook niet. Voor zover het ervoor moet worden gehouden dat eisers broer geen toestemming had gegeven voor het huisbezoek, komt deze omstandigheid ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, voor rekening van eiser.
4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser het huisbezoek heeft geweigerd. Het beroep is dan ook ongegrond. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het desbetreffende verzoek dan ook af.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
6.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat, voor zover in deze uitspraak is beslist op het beroep, hiertegen hoger beroep openstaat bij de Centrale Raad van Beroep. Dit hoger beroep moet binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden ingesteld. Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening, staat hiertegen geen rechtsmiddel open.
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2013 te Haarlem door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: