Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beslissing
- het beroep ongegrond verklaard;
- het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). Het college had op 22 maart 2013 de aanvraag afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit was ongegrond verklaard op 3 mei 2013. Het beroep is geregistreerd onder nummer HAA 13-2719, terwijl het verzoek om een voorlopige voorziening onder nummer HAA 13-2720 is geregistreerd.
Tijdens de zitting op 9 juli 2013 werd vastgesteld dat eiser door zijn eigen toedoen een huisbezoek door de gemeente had verhinderd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op 7 maart 2013 een dringende reden was voor het huisbezoek en dat eiser op dat moment had ingestemd met de voorwaarden, inclusief de gevolgen van het weigeren van medewerking. Ondanks dat eiser niet expliciet had geweigerd, maakte hij het huisbezoek feitelijk onmogelijk. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college op goede gronden had gesteld dat eiser het huisbezoek had geweigerd, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.
De voorzieningenrechter wees ook op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moest worden ingesteld. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.