ECLI:NL:RBNHO:2013:7207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
ALK 13/382
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor de bouw van seniorenappartementen te Hoogwoud na beroep van omwonenden

Op 1 augustus 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eiseressen en het college van burgemeester en wethouders van Opmeer, met zaaknummer AWB 13/382. De zaak betreft een omgevingsvergunning die was verleend voor de sloop van vier woningen en de bouw van elf seniorenappartementen, inclusief bergingen, een gemeenschappelijke ruimte, een vijver en een terras, alsook de aanleg van elf parkeerplaatsen te Hoogwoud. De rechtbank heeft het beroep van de omwonenden gegrond verklaard en de omgevingsvergunning vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de appartementen ten onrechte had aangemerkt als aanleunwoningen of serviceflats, wat invloed had op de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen. De rechtbank stelde vast dat de appartementen als zelfstandige woningen moeten worden beschouwd, waarvoor een andere parkeernorm geldt. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van de vernietigde omgevingsvergunning in stand gelaten, omdat de overige beroepsgronden van de omwonenden werden verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte toepassing van de parkeernormen en de noodzaak voor een goede ruimtelijke onderbouwing bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht aan de eiseressen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2013 in de zaak tussen

[eisers]beiden te [woonplaats], eiseressen
(gemachtigde: mr. E.R. Koster),
en
het college van burgemeester en wethouders van Opmeer,verweerder
(gemachtigde: mr. W. de Vis).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende],te [vestigingsplaats]
hierna te noemen: Woningbedrijf
(gemachtigde: mr. W. de Vis).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 17 januari 2013 (het bestreden besluit) aan Woningbedrijf een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten slopen, bouwen, aanleggen en planologisch strijdig gebruik.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2013. De zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak 13/384. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door M. Burger. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1].

Overwegingen

1.
Verweerder heeft op 28 juni 2012 het voornemen bekend gemaakt om medewerking te verlenen aan de sloop van vier woningen, de bouw van 11 seniorenappartementen (inclusief bergingen, een gemeenschappelijke ruimte, een vijver en een terras) en de aanleg van 11 parkeerplaatsen op het perceel Graaf Florisstraat 2, 4, 6 en 8 te Hoogwoud. Het appartementencomplex bestaat uit drie bouwlagen met een kapdak. De maximale nokhoogte bedraagt 10,9 meter.
Eiseressen hebben een zienswijze ingediend. Zij wonen aan de [adres 2], met uitzicht op een hertenweide. Door de beoogde bouw van de appartementen verdwijnt hun uitzicht op de hertenweide en zullen eiseressen uitzicht krijgen op het bouwblok. Bezien vanuit de woningen van eiseressen zal de hertenweide achter het bouwblok komen te liggen. Verder zullen de woningen van eiseressen minder bezonningsuren hebben.
Het bouwplan is in strijd met voorschriften van de bestemming ‘Woondoeleinden’ van het geldende bestemmingsplan “Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek” (hierna: het bestemmingsplan) vanwege:
- overschrijding van het bouwvlak (artikel 3, tweede lid, onder a, sub 1);
- een groter aantal woningen dan vier (artikel 3, tweede lid, onder a, sub 3);
- overschrijding van de goothoogte (artikel 3, tweede lid, onder a, sub 4).
Verder zijn de vijver en het terras in strijd met de bestemming ‘Groenvoorziening’ (artikel 13 van het bestemmingsplan).
De welstandscommissie heeft positief geadviseerd over het bouwplan, met dien verstande dat deze heeft geadviseerd het bouwblok meer naar achteren te plaatsen en meer groen aan de voorzijde tussen de parkeerplaatsen en de voorgevel te introduceren. Verweerder heeft dit advies niet opgevolgd omdat dit volgens verweerder ten koste gaat van de hertenweide die achter het bouwblok ligt.
2.
Verweerder heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan Woningbedrijf een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten planologisch strijdig gebruik, slopen van een bouwwerk en bouwen van een bouwwerk. Volgens verweerder is het project ruimtelijk aanvaardbaar, omdat het bouwplan past binnen de provinciale en gemeentelijke beleidsdoelstellingen om meer woningen in het bestaand bebouwd gebied te realiseren en gezien de groeiende behoefte aan ouderenhuisvesting. Eiseressen kunnen zich hiermee niet verenigen.
3.
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning te bouwen en gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo bepaalt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder c Wabo, bij strijd met het bestemmingsplan slechts een omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking (sub 1), in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (sub 2) of indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat (sub 3).
Belanghebbende
4.
Verweerder werpt de vraag op of eiseressen wel belanghebbend zijn.
5.
Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
6.
Vast staat dat eiseressen vanuit hun woningen zicht hebben op het project. Om die reden zijn zij belanghebbend bij het bestreden besluit.
Stukken in procesdossier
7.
Eiseressen voeren aan dat niet alle stukken zich in het procesdossier bevinden, waaronder ingediende zienswijzen van omwonenden, reacties daarop en collegevoorstellen met bijlagen.
8.
De rechtbank beschikt over voldoende stukken om een beslissing te kunnen nemen. Waar eisers hun standpunt met stukken hadden willen onderbouwen, had het op hun weg gelegen die stukken in het geding te brengen.
Inspraak
9.
Eiseressen voeren aan dat hun inspraakwensen zijn genegeerd.
10.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er naast de reguliere inspraakprocedure voldoende mogelijkheid is geweest om in te spreken. Er zijn commissie- en raadsvergaderingen en fractieoverleggen geweest waarbij inspraakmogelijkheid was. Omwonenden zijn per brief geïnformeerd en er is een Wob-verzoek behandeld dat betrekking heeft op deze zaak. De zienswijzen van eiseressen zijn zorgvuldig beoordeeld, maar gaven geen aanleiding het voorgenomen besluit te wijzigen.
11.
De wettelijke vorm van inspraak is de openbare voorbereidingsprocedure. Verweerder heeft deze procedure gevolgd. In het besluit is verweerder ingegaan op de zienswijzen van eisers. Dat betekent dat aan de wettelijke eisen van inspraak bij de besluitvorming is voldaan. Deze beroepsgrond faalt.
Strijd met eerdere weigering
12.
Eiseressen voeren aan dat het standpunt van verweerder dat seniorenwoningen nodig zijn, strijdig is met een eerdere weigering van een aanvraag voor de bouw van twee seniorenwoningen.
13.
De rechtbank volgt eiseressen niet in dat standpunt, De eerdere weigering zag op een aanvraag om woningen toe te staan op een plek waar bijgebouwen waren toegestaan, zodat geen sprake is van een gelijk geval. Het betoog van eiseressen slaagt niet.
Ruimtelijke onderbouwing
14.
Eiseressen voeren verder aan dat de omvang van het gebouw een forse overschrijding van het bestemmingsplan oplevert. Het bouwplan tast het uitzicht van eiseressen aan. Hun woningen en tuinen worden feitelijk ingebouwd. Dit past niet bij het landelijk karakter van Hoogwoud. Ook past het gebouw niet bij de omgeving van de historische kern van Hoogwoud, waarin –anders dan verweerder stelt- geen hogere bouwmassa’s voorkomen.
15.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Noord-Hollandse welstandscommissie (hierna: de welstandscommissie) heeft geconcludeerd dat het gebouw zowel op zichzelf als ten opzichte van de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand. Volgens de welstandscommissie passen het volume en de rooilijn zowel stedenbouwkundig als uit oogpunt van welstand goed binnen de bestaande omgeving.
16.
In de omgevingsvergunning wordt verwezen naar de stedenbouwkundige onderbouwing. Daarin is vermeld dat het gebouw hoger is dan de gebouwen in de omgeving, omdat het uit drie bouwlagen en een kap bestaat. Ook is het dieper dan de meeste gebouwen in de omgeving. De voorzijde van het gebouw bestaat voor het beeld uit twee lagen met een kap. Daarnaast is de voorgevel afwisselend vormgegeven doordat er aan deze zijde voor is gekozen om een terras te projecteren en een groendak. Hiermee wordt bereikt dat het pand een subtielere uitstraling krijgt. De zijgevels worden gekenmerkt door een karakteristieke vorm, welke bereikt wordt door het toepassen van het kapdak. Vanaf de achterzijde is er zicht op drie lagen, afgedekt met het kapdak. Doordat het hoogste gedeelte van het nieuwe gebouw aan de zijde van het hertenkamp is gesitueerd, is er een rustige overgang van laag naar hoog vanaf de Graaf Florisstraat. In de stedenbouwkundige onderbouwing wordt geconcludeerd dat het pand weliswaar hoger is dan de omgeving, maar dat bij de inpassing en vormgeving nadrukkelijk aandacht is besteed aan het realiseren van een pand dat zo min mogelijk afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Ook de Welstandscommissie is van oordeel dat het bouwplan stedenbouwkundig acceptabel is en goed past binnen de bestaande omgeving. Gelet op deze stedenbouwkundige onderbouwing en het advies van de Welstandscommissie is er een toereikende ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan. Daarbij komt dat in een bebouwde omgeving een gebouw als dit van drie bouwlagen niet zodanig omvangrijk en ongewoon is dat het enkel vanwege de hoogte in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft mogen oordelen dat het gebouw in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond faalt.
Privacy
17.
Eiseressen voeren verder aan dat het te realiseren gebouw hun privacy aantast, omdat van uit het gebouw veel zicht is op hun woningen en tuinen. Verweerder dient ervoor te zorgen dat de omgevingsvergunning een aanvaardbare situatie oplevert voor omwonenden. Verweerder kan niet volstaan met een verwijzing naar artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat is een andere toets dan de bestuursrechtelijke afweging die verweerder moet aanleggen. Door deze verwijzing toont verweerder aan dat hij geen correcte belangenafweging heeft gemaakt.
18.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het privacyverlies niet onacceptabel of onevenredig is, omdat de nieuwbouw van het wooncomplex plaatsvindt in behoorlijk verstedelijkt gebied waar overgangen van hogere en lagere bouwmassa’s voorkomen. Verder is in het ontwerp rekening gehouden met de privacy van omwonenden; beperkt aantal raampartijen aan de zijkant, en aan de zijgevel zijn hoofdzakelijk slaapkamers en badkamers gelegen. In een verstedelijkt gebied als het onderhavige moet met een dergelijke ontwikkeling rekening worden gehouden. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:2012:RVS:BY3737. Verder wordt voldaan aan de afstand van tenminste 2 meter tussen balkon en nabijgelegen perceel, zoals neergelegd in artikel 5:50 BW.
19.
De rechtbank volgt eiseressen niet in hun betoog dat verweerder een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt door te verwijzen naar artikel 5:50 BW. Anders dan eiseressen stellen, heeft verweerder niet volstaan met een verwijzing naar dit artikel, maar heeft verweerder afgewogen of het privacyverlies onacceptabel of onevenredig is.
20.
Niet in geschil is het bouwplan leidt tot privacyverlies. De privacy van de omwonenden wordt door dit gebouw aangetast vanwege balkons aan de achterzijde van het gebouw, balkons en ramen aan de zijgevel van het gebouw en het dakterras. Het bouwplan leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot een dusdanige verslechtering van de privacy dat de omgevingsvergunning op deze grond had moeten worden geweigerd. Het dakterras heeft een beperkte omvang en de ramen aan de zijgevel zijn hoofdzakelijk van slaap- en badkamers. De afstand van het bouwwerk tot de tuinen is beperkt, maar vanwege de diepte van de tuinen is de afstand tot de woningen (met name bij de balkons aan de achterzijde) toch behoorlijk. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlies van privacy niet onacceptabel of onevenredig is, omdat in een verstedelijkt gebied hogere en lagere bouwmassa’s naast elkaar kunnen voorkomen. De beroepsgrond faalt.
Zonlicht
21.
Eiseressen voeren aan dat het gebouw veel dag- en zonlicht onthoudt aan hun woningen en tuinen. Ter onderbouwing verwijzen zij naar de bezonningsstudie, die verweerder heeft laten uitvoeren. Verweerder heeft onvoldoende gekeken of het gebouw lager kan worden. Ook heeft verweerder onvoldoende geluisterd naar het advies van de Welstandscommissie om het gebouw naar achteren te plaatsen.
22.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat alle gevels van de beschouwde woningen (waaronder die van eiseressen) voldoen aan de ‘lichte’ TNO-richtlijn, die inhoudt dat in de periode van 19 februari en 21 oktober tenminste twee uur zonlicht op de gevel van de woning schijnt. Verweerder verwijst daarvoor naar paragraaf 3.2. en bijlage 1 van de ruimtelijke onderbouwing.
23.
In de jurisprudentie wordt de lichte TNO-norm als uitgangspunt gehanteerd in die zin dat als aan de norm wordt voldaan er nog voldoende zonlicht is op een woning. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van omstandigheden waaronder verweerder niet van deze norm voor bezonning had mogen uitgaan. Verweerder heeft uit de schaduwstudie, die onderdeel uitmaakt van de ruimtelijke onderbouwing, de conclusie mogen trekken dat aan de lichte TNO-norm wordt voldaan in die zin dat in de winter tenminste twee uur per dag zon op de woning schijnt voor de woningen aan de [adres 2]. Eiseressen hebben niet onderbouwd bestreden dat hieraan wordt voldaan. Dat leidt tot de conclusie dat er nog voldoende zonlicht is op de woningen van eiseressen, zodat deze beroepsgrond faalt.
Vijver
24.
Eiseressen verzetten zich tegen de locatiekeuze van de vijver. Eiseressen hebben vanuit hun woningen geen zicht op de vijver. Daarnaast gaat de vijver ten koste van de leefruimte van de herten.
25.
De keuze van de locatie van de vijver is aan de aanvrager van de vergunning. Hetgeen eiseressen hebben aangevoerd, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid ten behoeve van de aanleg van de vijver een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik heeft kunnen verlenen. De beroepsgrond faalt.
Financiën
26.
Eiseressen stellen dat de gemeenteraad een verkeerd beeld heeft gehad van de grootte van de extra onrendabele top wanneer er 8 woningen in plaats van 11 woningen zouden zijn gebouwd.
27.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de financiële gegevens voor het onderhavige besluit niet van belang zijn. Deze gegevens waren van belang, omdat de gemeenteraad op grond van haar budgetrecht financiële middelen ter beschikking heeft gesteld voor de bouw. Het is echter een bevoegdheid van verweerder om te besluiten op de omgevingsvergunningaanvraag zoals die voorligt.
28.
De rechtbank is van oordeel dat financiële situatie zoals door eiseressen naar voren gebracht niet van belang is voor toetsing van het bestreden besluit. Die financiële situatie gaat over de beslissing van het gemeentebestuur over het doen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, terwijl in deze procedure voorligt of de beslissing op deze aanvraag in overeenstemming is met relevante wet- en regelgeving. Niet is gesteld of gebleken dat het bouwplan financieel niet uitvoerbaar is. Deze beroepsgrond faalt.
Alternatieven
29.
Eiseressen voeren aan dat het ook mogelijk is een gebouw met twee woonlagen te bouwen, met minder ruimte appartementen en zonder dakterras en ontmoetingsruimte. Bovendien zijn er alternatieven mogelijk op andere locaties, zoals op de percelen Herenweg 48 en Herenweg 54 te Hoogwoud.
30.
De gemeente heeft als aanvrager van de omgevingsvergunning een keuze gemaakt voor een gebouw met drie woonlagen, een ontmoetingsruimte en een dakterras. Op die aanvraag heeft het college van burgemeester en wethouders beslist. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet verweerder besluiten over het bouwplan zoals dat bij hem is ingediend. Indien het op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. In dit geval hoefde verweerder geen alternatieven te onderzoeken, omdat niet is gebleken dat deze hetzelfde resultaat zouden hebben met aanzienlijk minder bezwaren. Ook deze beroepsgrond faalt.
Toezegging
31.
Eiseressen voeren aan dat verweerder een toezegging heeft gedaan dat het plan zou worden aangepast. Zij verwijzen naar een passage uit een brief van 19 juli 2011 van [naam 1], werkzaam bij Woningbedrijf, en naar een mondelinge mededeling van[naam 2], wethouder, tijdens de vergadering van de raadscommissie Ruimte van 20 september 2011. Ondanks deze toezeggingen is het plan niet gewijzigd.
32.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de brief van[naam 1] geen toezegging is die is gedaan door het bevoegde orgaan. Verder valt hieruit alleen af te leiden dat er onderzocht zal worden op welke wijze het plan wordt aangepast. Dat is ook gebeurd, en de raampartijen zijn aangepast. Wat betreft de mededeling van [naam 2] blijkt hieruit alleen dat de wethouder nog in beraad heeft of er alternatieven worden ontwikkeld.
33.
Als medewerker van het Woningbedrijf was[naam 2] niet bevoegd om een toezegging te doen die de gemeente zou binden. De uitlatingen van de wethouder in het beginstadium van het beraad over veranderingen aan het plan zijn niet zo concreet dat daaruit een toezegging kan worden afgeleid dat het bouwplan zal worden aangepast. Die uitlatingen moeten naar het oordeel van de rechtbank zo worden gezien dat de wethouder de argumenten die bij de inspraak naar voren zijn gebracht nader zou bekijken. Daaruit valt echter geen concrete toezegging uit af te leiden dat het plan zal worden aangepast. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Advies Dorpsraad
34.
Eiseressen voeren aan dat verweerder de Dorpsraad niet om advies heeft gevraagd, terwijl een redelijke uitleg van het convenant tussen verweerder en de Dorpsraad meebrengt dat verweerder de Dorpsraad bij het project had moeten betrekken. Bovendien wekt verweerder ten onrechte de indruk dat de Seniorenraad en de Wmo-adviesraad instemmen met de bouw van 11 appartementen.
35.
Verweerder stelt zich op het standpunt aan dat hij op grond van het convenant niet verplicht is om advies te vragen aan de Dorpsraad. Evenmin bestaat een wettelijke verplichting daartoe. Bovendien is in het convenant niet vastgelegd in welke gevallen verweerder advies zal vragen. De Dorpsraad had ook zelf ongevraagd advies kunnen geven. Verweerder heeft het convenant dan ook niet geschonden. Bovendien gaat het om een privaatrechtelijk convenant dat in deze procedure niet kan worden getoetst.
Wat betreft de Wmo-raad en de Seniorenraad heeft verweerder aan hen advies gevraagd en hebben zij positief gereageerd op het bouwplan.
36.
Er is geen wettelijke verplichting op grond waarvan verweerder de Dorpsraad om advies had moeten vragen. Ook het convenant kent een dergelijke verplichting niet. Eisers hebben niet concreet onderbouwd in welke zin, waar en wanneer verweerder de adviezen van de Seniorenraad en de Wmo-adviesraad onjuist zou hebben weergegeven. Het betoog faalt.
Parkeren
37.
Eiseressen voeren tot slot aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een parkeernorm van 0,6 parkeerplaats per woning. Deze norm wordt gehanteerd voor aanleunwoningen en serviceflats. In dit geval gaat het om seniorenwoningen, die door actieve bewoners kunnen worden bewoond. De parkeernorm van 1,2 die verweerder hanteert voor goedkope huurwoningen, lijkt meer op zijn plaats.
38.
Artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening bepaalt, voor zover relevant, dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
39.
Verweerder stelt in de ruimtelijke onderbouwing (op bladzijde 40) en in de reactie op de zienswijzen dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd, uitgaande van de ASVV-norm van 0,6 (serviceflats) voor 11 appartementen. Volgens verweerder kan de parkeernorm voor aanleunwoningen/serviceflats worden gehanteerd, omdat het hier gaat om seniorenwoningen die zullen worden bewoond door mensen van 65 jaar en ouder die een zorgvraag kunnen krijgen.
40.
De beroepsgrond slaagt voor wat betreft de parkeernorm van 0,6 parkeerplaats per woning, omdat geen sprake is van serviceflats/aanleunwoningen. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het gaat om zelfstandige woningen waarbij geen service of ondersteuning voor de bewoners is inbegrepen. Dat bewoners eventueel gebruik kunnen maken van een nabijgelegen centrum maakt nog niet dat er sprake is van serviceflats/aanleunwoningen. Het bestreden besluit is op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd.
41.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
42.
Beoordeeld moet worden of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.
43.
In beroep heeft verweerder verklaard dat het beleid van verweerder is dat de richtlijnen van de CROW worden toegepast. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de appartementen gelet op de huurprijs kunnen worden ingedeeld in de categorie ‘huur, etage, midden/goedkoop’ en gelet op de ligging in de categorie ‘rest bebouwde kom niet stedelijk’, waarvoor een parkeernorm geldt van 1,0. Aangezien er 11 parkeerplaatsen worden aangelegd voldoet het project daarmee aan de norm in de Bouwverordening.
44.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich aldus in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat wordt voldaan aan de norm in de Bouwverordening. Het betoog van eiseressen dat het standpunt van verweerder niet in overeenstemming is met het Gemeentelijk Vervoersplan 2013-2017 kan niet tot een ander oordeel leiden. Het Gemeentelijk Vervoersplan bevat immers geen concrete normen die bij de toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening kunnen worden gehanteerd. De rechtbank ziet daarom aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
45.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
46.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiseressen te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,- te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.