ECLI:NL:RBNHO:2013:6271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
HAA 13/2250
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking keuringsbevoegdheid van Mofar Cars B.V. door de RDW

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Mofar Cars B.V. De zaak betreft de intrekking van de keuringsbevoegdheid van verzoekster door de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) voor een periode van 12 weken, ingaande op 9 mei 2013. Dit besluit volgde op een steekproefherkeuring op 4 april 2013, waarbij een overtreding van categorie III werd vastgesteld. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 8 juli 2013 is verzoekster niet verschenen, terwijl de RDW zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de bevindingen van de steekproefcontroleur en de verklaringen van de keurmeester van verzoekster. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beschadigingen aan de rechterachtergordel als twee afzonderlijke punten zijn genoteerd, zoals zij aanvoert.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de RDW op basis van de geconstateerde overtredingen en de geldende wet- en regelgeving, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, gerechtigd was om de keuringsbevoegdheid van verzoekster in te trekken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen van de steekproefcontroleur. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2250
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juli 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Mofar Cars B.V.,te Hoofddorp, verzoekster
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. Groenewegen

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de keuringsbevoegdheid van verzoekster voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg ingetrokken voor de duur van 12 weken, ingaande op 9 mei 2013.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2013. Verzoekster is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Op 4 april 2013 is het voertuig met het kenteken [kenteken] door verzoekster gekeurd. Diezelfde dag heeft verweerder een steekproefherkeuring verricht aan het voertuig en daarbij een overtreding categorie III geconstateerd. In het steekproefcontrolerapport, dat door de keurmeester van verzoekster is ondertekend, zijn de volgende bevindingen vermeld:
  • autogordel licht beschadigd;
  • autogordel ernstig beschadigd;
  • vergeten AC5 mechanische delen remsysteem vertonen slijtage.
Tijdens een gehoor dat heeft plaatsgevonden op 10 april 2013 heeft[naam], keurmeester van verzoekster, verklaard dat de rechterachtergordel een grote en een kleine beschadiging had en dat de steekproefcontroleur dit twee maal heeft genoteerd op het steekproefcontrolerapport. De linkerachtergordel en de middengordel hadden geen beschadigingen. Verder had de remschijf geen vergaande slijtage.
Tijdens een telefonisch gehoor op 10 april 2013 heeft de steekproefcontroleur verklaard dat de gordels rechtsvoor, rechtsachter en linksachter beschadigd waren. De gordels rechtsvoor en linksachter zijn als één afkeurpunt genoteerd, omdat de beschadigingen gelijkwaardig waren en de steekproefcontroleur dit als een beoordelingsfout zag. Verder heeft de controleur verklaard dat de remschijf aan de minimale APK-eisen voldeed.
2.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er een overtreding categorie III is geconstateerd bij de steekproefherkeuring en dat is vastgesteld dat de grenswaarde in de P-klasse is bereikt. Dit is een overtreding van artikel 5, onder a, sub 3, van het Cusumsysteem Erkenninghouder APK en van artikel 37 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. Verweerder heeft op grond van artikel 87, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 de erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor 12 weken ingetrokken, gelet op de overtreding van 4 april 2013 en een eerdere overtreding van categorie III in de afgelopen 30 maanden.
3.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.
Verzoekster voert aan dat de rechterachtergordel ten onrechte twee keer is genoteerd in het steekproefcontrolerapport. Het is immers één onderdeel. De andere twee gordels vertoonden geen beschadiging en bovendien was de werking van alle drie de gordels in orde. De grenswaarden in de P-klasse zijn dan ook niet overschreden.
5.
Artikel 87, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat de RDW een erkenning kan intrekken of wijzigen, indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, of de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig.
6.
Artikel 37 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK bepaalt dat de RDW in het kader van het toezicht op de erkenninghouder of de keurmeester een systeem van bonus- en strafpunten kan vaststellen en dat aan de hand van dat systeem, afhankelijk van de resultaten van het uitgeoefende toezicht, beoordeeld wordt of het toezicht wordt verminderd of verscherpt dan wel of een erkenning wordt gewijzigd of ingetrokken.
7.
Artikel 5, aanhef en onder a, sub 3, van het Cusumsysteem Erkenninghouder APK bepaalt dat een procedure tot intrekking van de erkenning wordt begonnen indien in de P-klasse na de derde herkeuring een cusumstand van 8,3 wordt bereikt of overschreden.
8.
In de Toezichtsbeleidsbrief Erkenninghouders RDW heeft verweerder zijn beleid met betrekking tot het toezicht op de APK-erkenninghouders en het opleggen van sancties neergelegd. Dit beleid behelst een gedifferentieerd systeem van in ernst en gewicht oplopende overtredingen met daaraan gekoppelde, in zwaarte oplopende maatregelen. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld en het aantal overtredingen in een bepaalde periode.
9.
De steekproefcontroleur heeft tijdens de hoorzitting op 10 april 2013 verklaard dat hij de beschadigingen aan de rechterachtergordel als één afkeurpunt heeft genoteerd en dat hij de beschadigingen aan de gordels rechtsvoor en linksachter gezamenlijk ook als één afkeurpunt heeft genoteerd. Verzoekster heeft, in het licht van deze verklaring, niet aannemelijk gemaakt dat de beschadigingen aan de rechterachtergordel als twee punten zijn genoteerd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoekster niet heeft weersproken dat de steekproefcontroleur de keurmeester expliciet heeft gewezen op de mogelijkheid bezwaar te maken tegen dit rapport en de keurmeester hier desondanks geen gebruik van heeft gemaakt. Bovendien is de steekproefcontroleur met de keurmeester de geconstateerde beschadigingen aan de gordels en de slijtage aan het remsysteem nagelopen. Verzoekster heeft ook dat niet bestreden.
10.
Gelet op de specifieke deskundigheid van de inspecteurs mag verweerder het rapport van bevindingen aan zijn beslissing ten grondslag leggen, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel over de juistheid of volledigheid van het rapport naar voren zijn gebracht. Verzoekster heeft daarvoor geen aanknopingspunten aangevoerd. Er is dan ook geen reden te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid van het rapport van bevindingen.
11.
Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het oordeel dat de grenswaarden in de P-klasse niet zouden zijn overschreden.
12.
In hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de sanctie niet mocht opleggen.
13.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.