Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Procesverloop
Overwegingen
nietbedoeld om de keurmeester of het voertuig van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen. Bij overtreding van deze voorschriften wordt een intrekkingsprocedure gestart.”
‘Er is mij gevraagd wat hier de gevolgen van kunnen zijn, ik heb verklaard dat dit reden is voor een horing en dat een bedrijfsinspecteur een verklaring zou komen opnemen. Op de vraag of dit tot een intrekking kon leiden heb ik ja noch nee geantwoord heb verklaart dat dit een beetje overmacht is en geen kwade wil.’Eiser heeft deze verklaring van de steekproefcontroleur niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Uit de verklaring volgt dat er wel degelijk consequenties konden zijn, al was op dat moment nog niet duidelijk welke gevolgen er zouden zijn. Eiser heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waarop het vertrouwen is gebaseerd dat de omstandigheid dat de hefinrichting niet vrij was gemaakt voor het uitvoeren van een steekproef, geen gevolgen zou hebben. Ook hierover is het niet van belang de steekproefcontroleur nog te horen.
geen kwade wil’.Verweerder heeft de overtreding ten onrechte als categorie III aangemerkt. Deze beroepsgrond slaagt. Omdat de kwalificatie van de overtreding van belang is in geval eiser binnen dertig maanden nogmaals een overtreding pleegt, zal de voorzieningenrechter in het dictum bepalen dat de overtreding van eiser wordt gekwalificeerd als een overtreding van categorie I.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 5 december 2012;
- bepaalt dat eiser op 25 september 2012 een overtreding categorie I heeft begaan;
- bepaalt dat de erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor de duur van zes weken wordt ingetrokken, ingaande vijf werkdagen na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht voor de voorlopige voorziening en voor het beroep van in totaal € 320,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.360,- te betalen aan eiser.