ECLI:NL:RBNHO:2013:5601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
C-15-204419-HA RK 13-60
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoekster niet-ontvankelijk na einduitspraak

In deze zaak heeft verzoekster op 5 juni 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die op 30 mei 2013 een beschikking hebben gegeven in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek is ingediend na de einduitspraak, wat in strijd is met de wet. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken nadat een einduitspraak is gedaan. De rechtbank heeft op 28 juni 2013 geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek. De voorzitter van de meervoudige kamer heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het verzoek niet kan worden behandeld omdat het na de uitspraak is ingediend. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor de wraking en dat de inhoudelijke behandeling van het verzoek niet aan de orde is. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Locatie Haarlem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/204419/HA RK 13/60
ARK06-17301H
datum beslissing: 28 juni 2013
Op verzoek van:
[verzoekster], verzoekster.

1.Procesverloop

1.1
Per e-mail van 5 juni 2013, gericht aan de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, Familie- en Jeugd, heeft verzoekster wraking verzocht in de bij deze rechtbank, afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd, aanhangige zaak met zaak-/rekestnummer V/15/193577/JU RK 12-765 (ambtshalve verlenging machtiging uithuisplaatsing in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige], geboren op [geboortedag] in de gemeente [geboorteplaats]), hierna te noemen: de hoofdzaak, waarin op 30 mei 2013 door de meervoudige kamer voor familiezaken een beschikking is gegeven.
1.2
Verzoekster heeft haar verzoek schriftelijk onderbouwd.
1.3
De voorzitter van de meervoudige kamer die op 30 mei 2013 een beschikking heeft gegeven, heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.

2.Beoordeling

2.1
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus, dat verzoekster heeft bedoeld elk der rechters die voormelde beschikking hebben gegeven te wraken.
2.2
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
In de hoofdzaak is op 13 februari 2013 de eerder verleende machtiging om voormelde minderjarige uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening verlengd tot 17 juni 2013. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot een nog nader te bepalen zitting van de meervoudige kamer in de eerste helft van juni 2013 in verband met – kort gezegd – nader te verschaffen informatie door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, namens deze de William Schrikker Stichting, hierna te noemen: de Stichting.
2.4
De behandeling door de meervoudige kamer is vervolgens bepaald op 3 juni 2013, voor welke zitting alle belanghebbenden, waaronder verzoekster, is opgeroepen.
2.5
Op 28 mei 2013 heeft de Stichting gemotiveerd verzocht om aanhouding/uitstel van de behandeling ter zitting tot na 15 juni 2013 in verband met het nog niet gereed zijn van de door de rechtbank verzochte informatie.
2.6
Aangezien de geldende machtiging tot uithuisplaatsing op 17 juni 2013 zou aflopen en de nadere informatie duidelijkheid diende te verschaffen ten aanzien van de te nemen overige beslissingen op het verzoek van de Stichting, heeft de rechtbank, bij beschikking van 30 mei 2013, de uithuisplaatsing van de minderjarige ambtshalve verlengd voor de duur van vijf weken en het verzoek voor het overige aangehouden. De nadere zitting is bepaald op 4 juli 2013 en de rechtbank heeft bepaald dat de Stichting de nadere informatie uiterlijk op 20 juni 2013 aan de rechtbank en verzoekster (de moeder van de minderjarige) doet toekomen.
2.7
Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek voor zover de rechtbank begrijpt, aangevoerd dat de rechtbank deze ambtshalve verlenging van de uithuisplaatsing niet heeft kunnen nemen, zonder tevoren eerst met verzoekster te overleggen en voorts dat deze ambtshalve verlenging zonder geldig indicatiebesluit niet genomen had mogen worden.
2.8
De voorzitter van de meervoudige kamer heeft op 17 juni 2013 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. De voorzitter heeft onder meer naar voren gebracht dat het verzoek gedaan is na de uitspraak, hetgeen geen grond is voor wraking.
2.9
De wrakingskamer overweegt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken nadat een einduitspraak is gedaan. Nu het wrakingsverzoek op 5 juni 2013 schriftelijk is ingediend, nadat de meervoudige kamer op 30 mei 2013 reeds uitspraak heeft gedaan, kan het wrakingsverzoek niet in behandeling worden genomen en zal verzoekster zonder nadere behandeling ter zitting niet ontvankelijk verklaard worden in haar verzoek. De wrakingskamer zal in die zin beslissen.
2.1
Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek niet toe.

3.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, en mrs. W. Aardenburg en
J.J. Dijk, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013 in tegenwoordigheid van M. Struijk als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.